Kees Mercks
Over Hrabal
Bohumil Hrabal (Brno, 1914) geniet bekendheid in Nederland door zijn novelle Zwaarbewaakte treinen (Polak & Van Gennep 1967, vertaald door Hans Krijt) en de verfilming die J. Menzel van dat verhaal heeft gemaakt in een tijd toen er op cultureel en politiek gebied heel wat te gebeuren stond in Tsjechoslowakije. Inmiddels lijkt Krijt zich levend begraven te hebben in Praag, is Menzel het sociaal-realisme toegedaan en loopt Hrabal met één been in de Husák-vriendelijke officiële cultuur en met het andere in de ondergrondse literatuur, een zwart circuit van intussen zo'n kleine tweehonderd titels. Hrabal behoort tot de generatie schrijvers die in 1967/8 een grote populariteit genoot en daarvoor sindsdien met de anonimiteit is gestraft. Uit deze groep is ook de ondergrondse literatuur ontstaan en met zo'n vijf nieuwe titels in het midden van de jaren zeventig was Hrabal een van haar produktiefste leden. Toen werd hij echter ernstig ziek, moest geopereerd worden, maakte na de operatie een matte indruk en wilde bredere erkenning, wilde ook weg uit de deprimerende grote stad Praag. In een dubieus interview met het blad Tvorba, in januari 1975, legde hij een loyaliteitsverklaring af. Men beloofde hem zijn werk uit te geven, maar tot op heden zijn er slechts drie kleine prozawerkjes op de Tsjechische markt gebracht.
Sinds het midden van de jaren zeventig zijn de Tsjechische verhoudingen geradicaliseerd. De acties van de politie tegen de ondertekenaars van Charta 77 leidden tot de oprichting van een comité ter verdediging van onrechtmatig vervolgden (VONS) en tot de recente showprocessen, waarbij de toneelschrijver V. Havel maar liefst 4,5 jaar gevangenisstraf heeft gekregen, een nieuw dieptepunt in de humane traditie van Tsjechoslowakije. Door die ontwikkelingen is Hrabal in een steeds moeilijker parket geraakt. In 1976 vermeldde Kontinent-Sonderband Prag hem nog met twee aanzienlijke bijdragen, alsmede een knappe studie van zijn werk door de in 1968 gerehabiliteerde en sindsdien weer verguisde professor V. Černý; maar Stunde namens Hoffnung (1978; uitgave ook in het Tsjechisch) neemt hem niet meer op, waarschijnlijk mede op eigen verzoek van Hrabal, en ook het onlangs verschenen České rozhovory (Tsjechische gesprekken) van J. Lederer, die onder andere wegens deze uitgave voor drie jaar achter de tralies verdween, heeft geen interview met Hrabal - overigens ook niet met de bejaarde dichter Seifert, die juist op zijn oude dag ondergronds is geworden, ook al worden zijn nu klassieke bundels nog wel officieel uitgegeven.
Onderstaand fragment verscheen het afgelopen jaar in het te Parijs uitgegeven emigrantentijdschrift Svédectví (Getuigenis), dat regelmatig officieuze literatuur van daarginds publiceert, zogenaamd zonder toestemming of medeweten van de auteur, want medewerking aan dit blad wordt gestraft, getuige de laatste en ook eerdere processen.
Hrabals proza is sterk verwant aan de surrealistische schilderkunst, door de wijze waarop de werkelijkheid wordt vertekend door een bijzonder perspectief, waarbij de betekenis van het geheel ondergeschikt gemaakt wordt aan de betekenis van de delen, en door de manier waarop die delen formeel in het geheel worden ingepast. Gevolgen daarvan zijn merkbaar op alle niveaus van het verhaal: het ontbreken van een bindende handeling, van een duidelijke over-all betekenis, van een hiërarchisch geheel van deelbetekenissen, zowel in de compositie van het verhaal als in de zin, die zich syntactisch moeizaam voortsleept, soms fout gaat, en waarvan de samenstellende delen belangrijker zijn dan de strakke ordening of geleding van het geheel. Het ontbreken van syntactische ordening wordt gecompenseerd door een sterk element van associatie, op grond van overeenkomstige of contrasterende betekenissen en klanken.
Een ander bindend element is de eenheid van vertelperspectief: het verhaal is het relaas van een subjectieve beleving, opgedist door een ik-verteller. Dat ‘opdissen’ is een specialiteit van Hrabal, die daarvoor een neologisme heeft bedacht: pábit, een handeling die haar oorsprong en toepassing in een schemerig Praags café vond. Ook die fabulerende verteltrant, het registreren van de ongeremde bewustzijnsstroom, zonder vooropgezet plan of controle achteraf, wordt door Hrabal zelf in verband gebracht met het surrealisme. De eerste toepassing van dit principe van geordende chaos is de novelle Danslessen voor ouderen en gevorderden uit 1964, één lange zin van vierenveertig bladzijden paperback.
Filosofisch is Hrabal diep beïnvloed, net als veel andere experimentele schrijvers in Tsjechoslowakije, door Ladislav Klíma (1878-1928). In Tschechische Erzählkunst im 20. Jahrhundert (1974) noemt H. Kunstmann een aantal kenmerken van Klíma's filosofie, die ook voor Hrabal karakteristiek zijn: aanval op de logica, absurditeit van de logica, radicalisering van de skepsis, filosofie van de ‘Gleichgültigkeit’ (letterlijk: alles heeft voor het belevende subject evenveel geldigheid) en tenslotte een begrip dat nogal provo avant-la-lettre aandoet: ludibrionisme (van het Latijnse ludibrium: spot, spel, speelbal).