De Revisor. Jaargang 7(1980)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] C.O. Jellema Arquà Petrarca Gelezen van hem niets. Zijn sarkofaag bekeken. Laura alleen op school, omdat Mathilde Perk. Voor de toerist, als elk dorp, lijkt ook dit tevreden, herkent geen groten, het verdient aan een. Mozart was, las ik, hier. Maar om de dichter of om het ritje vanuit Padua? Als kind. Pelde een perzik in de zin, beet gretig, zag op de grond de omgekrulde schil. Drie dingen: dat hij, oud, in deze stilte bouwde, omdat de heuvel leek op zijn geboortestreek; de kat zich om zijn koude voeten had gevouwen, toen hij gevonden werd alsof hij sliep; zijn laatste briefje aan Boccaccio luidde - wat Rilke noemen zou: de eigen dood -: ‘schrijven en kijken naar het leven is mijn leven’; drie dingen die ik nu voorgoed onthoud. Anthropou symbolon Ook jij bent bloed, vlees, buik met darmen, een buidel door Apollo vastgesjord. Als je voor mij je lendenen ontgordt zal ik dat alles hebberig omarmen. Te denken hoe je bent en het te zijn, begeerte en het voorwerp van begeren, mij voeden en als voedsel te verteren, lucht en de long, de lippen en de wijn. Nooit zoon en vader, van hetzelfde wezen, hoe jij ook hebt geleefd en ik gelezen, jij bent op mij en ik op jou jaloers, vergeefs verbondenen, die, tweelingbroers, gewaande wederhelft, het wonder willen: ooit weg te wandelen in elkanders billen. [pagina 21] [p. 21] Bollingen: jung Huis aan het meer, mythische alma mater, wier diepte spiegelt wolk en alpenwei. Leer mij mijn moeder kennen: zie, het water waist monotoon de strengste steen tot ei. Dit dus de woonstee van een psychiater, moderne psychopompos naar de overzij van wet en wil. Het oud geboomte staat er groen, onverschillig, maar symbolisch bij. Voor onze ziel is het een doornroosjeburcht: wie hier gaat liggen voor een lange slaap ontmoet zichzelf na honderd jaar volmaakt als evenbeeld, meisje noch knaap, kust, wordt gekust, wekt en ontwaakt - of wordt door woekerrozen in de droom gewurgd. De moeilijkheid van het moment 1 Natuurlijk ligt al wat er is op het verwachte achter, denk ik aan winter in de herfst, wanneer het vriest aan lente. Van auto's op de film het terugdraaiend wiel ben ik beweging, tijd, en hapering, met om mijn enkels bonte beukeblaren, nog vroeger sneeuw die in mijn laarsjes smelt. 2 Te laat ontwaakt alweer, reeds legt de morgenzon op het kozijn een glans van monalisamiddeleeuwen, pauw- blauw. Denk niet, dat het gelukkig maakt vanuit een vensternis de tuinman te zien, onder het blad vandaan weer even groen gekamd het gras. Een altijd ouder beeld geven de spiegels weer. Verandering? Open het raam en laat het najaar binnen, dat van weleer. Heb jij je tanden al gepoetst? Heb ik mijn tanden al gepoetst. Uw tanden hagelwit. Vorige Volgende