Terzake
Schijnbaar of blijkbaar, dat blijft een probleem, blijkbaar ook voor een uitgever die schijnbaar literatuur uitgeeft.
Terzake.
1. Loeb verbaast zich ten onrechte. Hij is het nota bene zelf geweest die een fotocopie van Brouwers' persoonlijke handgeschreven brief aan VN heeft gestuurd. Op suggestie van Carel Peeters - ik heb het bij hem nagevraagd - is een zinsnede weggelaten die misverstanden zou kunnen oproepen, aangezien de openbaarmaking als door Loeb beoogd immers iets heel anders is dan de ‘affaire’ in ‘de doofpot’ stoppen. Dat sloeg dan ook op het ‘proces’ dat Loeb VN wilde aandoen n.a.v. Brouwers' recensie ‘Sperma als wegstervende morse’ (10-11-'79). De briefwisseling hierover is integraal gepubliceerd in De Volkskrant van 24-11-'79. Dit proces zou, zoals Brouwers schrijft, ‘dankzij Johan Polak’ geen doorgang vinden.
2. Brouwers heeft de herdruk van Joris Ockeloen aangeboden aan Polak, voor de reeks Athenaeum-Loeb. Het ‘uitermate sombere boekje’ en het ‘bundeltje necrologieën’ zijn een en hetzelfde boekje (de afdeling ‘De dood en de schrijver’ in Kladboek) en had van Brouwers best door Loeb uitgegeven mogen worden. Waarom ís het eigenlijk niet gebeurd? Loeb vroeg het niet eens ter inzage. Wel benaderde hij Brouwers voor de uitgave van Mijn Vlaamse jaren en een bundel polemieken (wat later Kladboek zou worden).
3. Van hetze en boycot is geen sprake. Brouwers schreef in zijn recensie in VN: ‘het is tijd dat wordt ingezien dat een door de firma Loeb & Van der Velden uitgegeven drukwerk niet langer in aanmerking komt voor een bespreking op de literatuurpagina.’ Hij was niet de enige die iets dergelijks beweerde: Robert Anker had al eerder in Het Parool, en ikzelf al eerder in Trouw op het lage kwaliteitspeil van de literataire uitgaven bij L & V.d.V. gewezen.
4. Niet alleen heeft ‘elke medaille nu eenmaal zijn keerzijde’, iedere medaille heeft ook nog zijn zijkant.
T.v.D.
(Discussie gesloten. Red.)