J. Bernlef
Elizabeth Bishop: een wonder als ontbijt
Op 6 oktober 1979 overleed in Boston de Amerikaanse dichteres Elizabeth Bishop, 68 jaar oud. In de Amerikaanse poëzie behoorde ze tot geen enkele richting of groep, maar iedereen, van John Ashbery tot Robert Lowell erkende haar unieke talent. Ze publiceerde de bundels North & South, A cold spring en Questions of travel, die in 1969, aangevuld met nieuw werk, verzameld werden in The Complete Poems. Het definitieve karakter van deze titel doorbrak ze met de voor haar zo kenmerkende ironie door publikatie van een nieuwe bundel, Geography III, in 1976.
Men noemde haar een ‘beschrijvend’ dichter, op de manier waarop men sommige schilders ‘realisten’ noemt. De Amerikaanse schilder Charles Sheeler, ook zo'n ‘realist’, heeft eens op de armzaligheid van dergelijke indelingen gewezen. Hij schreef naar aanleiding van zijn eigen werk: ‘Ik was tot het besluit gekomen dat het moeilijk moest zijn de structuur van het abstracte in een schilderij in te bedden en naar voren te brengen in een totaal realistische stijl.’
Schijnbaar was Elizabeth Bishop zo'n realist, in wezen handelt haar werk over de illusie van het waarnemen zelf, de betrekkelijkheid van elk klassificatie-systeem. Ze was gelukkig niet zo puriteins om daar de konklusie uit te trekken dan ook maar geen uitspraken over de wereld te doen. Terughoudend maar liefdevol schreef zij gedichten waarin de wereld en de verbeelding even in elkaar overgaan en die nog wel het best gedefinieerd kunnen worden met de titel van een van hen, ‘Een wonder als ontbijt’.
Octavio Paz schreef over haar: ‘een poëzie alsof water sprak, alsof de lucht dacht...’ Transparant. Eén keer heb ik een gedicht van Elizabeth Bishop in het echt gezien. Op de hoek van de Leidsekade en het Leidseplein in Amsterdam is een bloemenwinkel, ‘Ivy's Flower Shop’. Op een winterochtend waren de ramen van de winkel overdekt met een kristallijnen patroon van ijsbloemen waarachter vaag de vazen met orchideeën, droogboeketten en herfstasters zichtbaar waren. Het hevige geluksgevoel dat mij toen beving ervaar ik ook bij het lezen van haar werk.
20 oktober vernam ik haar dood tijdens een lezing van Richard Wilbur in New York. Een dag later vond ik een foto van een Cubaans café in de zondageditie van de ‘New York Times’. Het was een grote foto, over drie kolommen, van de ‘Bodeguita del Medio’.
In een hoek van het café zitten vijf mannen en een vrouw te eten en te drinken. De wanden zijn bedekt met ingelijste foto's. Recht boven het gezelschap hangt een omgekeerde stoel aan het plafond.
Het was een foto, een afbeelding van de realiteit, maar die omgekeerde stoel veranderde alles. Hij hing daar niet op de manier van een surrealistisch objekt, vervreemdend, maar gewoon, alsof het zo hoorde, alsof wij dat allemaal zo zouden moeten doen: de stoelen van onze geliefde doden omgekeerd tegen het plafond hangen.
Een paar weken later schreef ik, met haar dood in het achterhoofd, het volgende:
Houten wolk
Schrijf op dan... Alsof zoiets kan
deze van een Cubaans café
de Bodeguita del Medio waar
Ernest Hemingway wel kwam.
Hoog boven de tafels, hoger
dan de ingelijste boksersfotoos
hangt op zijn kop tegen het plafond
een stoel, bedoeld als teken
dat hier voor eeuwig iemand wordt gemist
(volgens het bijschrift de journalist Leandro Garcia).
En nog vreemder misschien
de polaroid die ik in New York
nam - straatbeeld voor thuis -
en waarop ik later vond wat ik
toen niet zag: een prachtig meisje
Uit het gezicht verloren maar
wat betekent dat als zien zo
blind blijkt, herinnering zo sterk
dat zij een stoel de hemel in kan tillen
waar hij als een houten wolk voor altijd
tussen andere wolken hangt.