een man, een vrouw, een huis, een holenbeer; een vis,
een brede bladerenboom, die uit één lijn ontschiet.
Het kind gaat stil zijn weg. Het komt en ziet mij niet.
Ik kijk vervaard naar wat het kleurkrijt doet ontstaan:
een rode vos komt uit zijn vossehol vandaan;
de hoefsmid grijpt de hoef, hij moet het paard beslaan.
Het kind gaat stil weer weg. Het ziet mij nimmer aan.
Wat zoekt gij mij, klein weeskind met uw vuurrood haar?
Gij waart vóór mij: een aera scheidt ons van elkaar.
Nochtans, geen dag word ik uw nadering nìet gewaar.
Van éne ster zijn wij, ver achter uur en jaar.
1969
Het werk van Jacob van Looy, die in 1921 als eerste de prijs voor Meesterschap ontving, vergezelt mij sinds mijn jeugd. Ook als schilder bewonder ik hem zeer. Er gaat eigenlijk geen dag voorbij of ik word, op een of andere wijze, met zijn werk geconfronteerd.