kel van Karl Abraham uit 1920: Manifestations of the Female Castration Complex behandelt het gedrag van de allumeuse en ziet het als een neurotische transformatie van het vrouwelijk castratiecomplex. Het zich gecastreerd voelen gaat gepaard met sexuele stoornissen, tot frigiditeit toe.
Dit laatste aspekt komt voor het eerst goed aan bod bij Carry van Bruggen in haar roman Eva, verschenen in 1927. In deze roman waarvan de boeiende, associatieve stijl zeer opmerkelijk is, staat de sexualiteit centraal. De sexualiteit zoals Eva die beleeft, kan misschien het best worden weergegeven door het plechtige citaat uit Van Eedens Johannes Viator, dat enige malen door Eva wordt aangehaald: ‘alleen liefde in hoogste spanning, sterker dan alles in de ziel, maakt lijfsverlangen goed.’ Al het andere is ontucht en overspel.
Aan sexualiteit is voor Eva angst, schaamte en vernedering verbonden. Er is schaamte voor het eigen lichaam, schaamte voor de arts die haar onderzoekt, schaamte voor de wijze waarop anderen openlijk over menstruatie spreken, schaamte voor haar man en de arts bij het baren van haar kind.
Dit alles belet Eva de idealiserende ‘hogere’ Liefde in harmonie te brengen met de lichamelijke liefde. In een hoofdstuk dat aan de dood van haar tweelingbroer gewijd is, spreekt Eva met haar schoonzuster over het masochisme en de homosexualiteit van haar broer. Ze bekent dan dat ze, hoewel getrouwd en moeder van twee kinderen, niet weet wat het normale, het natuurlijke in de man-vrouwrelatie is. Ze overdenkt dan haar frigiditeit en haar allumeuse zijn: ‘Mijzelf, enkel mijzelf, altijd mijzelf zocht ik aan te steken. Maar de ander ontbrandde en ik bleef koud. Koud. Nu denk ik zelf dat mannen-woord.’ Met haar frigiditeit is zij natuurlijk niet alleen het produkt van een Victoriaanse moraal die er vanuit ging dat de vrouw geen zinnelijkheid had of mocht hebben. Haar frigiditeit kan natuurlijk ook geïnterpreteerd worden als een van de defensieve vrouwelijke ‘krijgslisten’ om niet te hoeven capituleren voor de patriarchale macht. Volgens de psychoanalytici is frigiditeit in verband te brengen met de onbewuste wens van de vrouw man te zijn. We hebben in het voorafgaande bij de beschrijving van het gedrag van de allumeuse reeds kunnen konstateren hoe zeer die wens aanwezig is. De roman Eva is door de associatieve stijl en de vele passages in de monologue intérieur nog meer gedetailleerd en informatief over dit onderwerp.
Eén lijn in de roman Eva houdt verband met het angstige gevoel gecastreerd te zijn of te worden. Sleutelwoorden in die passages zijn ‘bijten’, ‘snijden’, ‘gewond zijn’ enz. Enkele voorbeelden. Het afbreken van een relatie met een enigszins lesbische vriendin die in Eva graag een jongen wil zien, wordt als volgt beschreven: ‘er waren al dagen vooral geweest, dat ze nauwelijks meer groette, het ruk te iets uit en een bloedende holte bleef, maar ze kan niet Andy's jongen zijn, ze wil een meisje zijn.’ Interessant is dat deze passage in het derde hoofdstuk onmiddellijk voorafgegaan wordt door een passage waarin een wrede vader en zijn dochter centraal staan. En deze dochter met haar witte schort wordt door Eva geassocieerd met een witte prop papier die ritselt en spartelt ‘als onder een harde hand gevangen’. Er is verder herhaaldelijk sprake van ‘bijtend licht’ (en licht is in deze roman met man en vader verbonden) en van de angst op een operatietafel gelegd te worden voor een operatie of onderzoek. Dit alles komt voor in een passage waarin Eva zich voorstelt een jongen te zijn.
Ook in Heleen al komen castratiebeelden voor. Heleen konstateert op een gegeven moment dat ‘haar drang naar onderzoek omtrent de waarde van elk klein ding haar als een gedwongen handeling in zijn macht heeft.’
Ze voelt zich als in een eendenkooi gedreven. (In Eva het beeld dat verbonden is met de overweldiging door de man). Ze voelt zich veroordeeld in het ‘verdoemde licht’ te gaan dat overal doordringt en waarin ‘ieder ding zijn naakte nietigheid toont’. (...) ‘Nergens een vastheid om tegen te steunen-, ze greep met handen om stut aan 't eigen lijf, haar vingers omvatten damp en ijlte, naderden en ontmoetten elkaar en wrongen zich samen in hun wanhoop. Het gevoel van haar persoonlijkheid was haar ontvloeid, bijwijlen bestond ze niet langer voor zichzelf’. Er is het verlangen dat het gemis, de leem te opgevuld zal worden. Volgens de freudianen is er bij het kleine meisje de verwachting dat het gemis door vader goedgemaakt zal worden, later wordt de verwachting verplaatst naar de geliefde. In Heleen: ‘wat was er van dat verlangen, dat verwachten, naar wonderen die niet bestonden, naar een heerlijkheid die nimmer verscheen? Dat wat jonge levens vervulde en opzwol tot ze trillend en warm opstegen de wijdte in..., een holte, een leegte, een ongrijpbaar niets...?’
Voor een belangrijk deel is de strategie van de allumeuse met het steeds wisselen van de partner gericht op de verwachting dat het gemisopgevuld zal worden. In Eva zoekt Eva tijdens een concert kontakt met een man door middel van de ogen (het fixeren met de ogen zou volgens Abraham, Freud e.a. een uitdrukking van mannelijkheid zijn, een vervanging van de penis). Eva voelt daarbij dat de tegenstelling in de sexe verdwijnt: ‘onze oogen hebben tot elkaar gesproken en ik was geen meisje en hij was geen man’ (...) ‘Diepe oogen, donkere zwarte oogen hebben mij verlost, mij bevrijd, mij in mijn eer hersteld. De palen staan er weer in krachtige, klemmende aarde’. Het blijkt zonder meer dat waar de man niet direkt met de sexualiteit wordt verbonden door de vrouw, dit door haar ervaren wordt als een herstel van haar eigenwaarde en een bekrachtiging van haar identiteit. Wanneer echter de sexualiteit in het spel komt, dan voelt zij zich als vrouw vernederd en ervaart zij haar lichaam als inferieur. Voor een deel is het verwaarlozen van het terrein van de sexualiteit een faktor van belang geweest in het leven van Carry van Bruggen. Sprekend over de sexualiteit zegt haar alter ego Eva: ‘Overal heb ik mijn weg gevonden, mijn wetten gesteld, van de algemeene wegen af, buiten de algemeene wetten om -, in dit eene gebied alleen heb ik nooit iets geweten, nooit iets begrepen.’
Eva bekent dit aan de vrouw van haar ‘tweelingbroer’ David, aan wiens dood een geheel hoofdstuk in de roman is gewijd. Aan