De Revisor. Jaargang 4

Sylvia Plath

De herfst van de kikkers
Frog autumn

De zomer veroudert, koudbloedige moeder,
Insekten werden schriel en schaars.
In onze moerige stee
Kwaken wij en welken.

De ochtenden gaan loom teloor.
De zon gloeit laat op
In het stikkend riet. Vliegen laten zich niet zien.
De kreek verkwijnt.

De vorst rooft nog de spinnen. De genius
Van overvloed huist zichtbaar
Elders. Ons volk ziet zich jammerlijk
Gedund.

(uit: The Colossus)

Koeriers
The couriers

Het woord van een slak op het bord van een blad?
Het is niet van mij. Neem het niet aan.

Azijnzuur in een verzegeld blik?
Neem het niet aan. Het is niet echt.

Een gouden ring, en daarin de zon?
Leugens. Leugens en droefenis.

Rijp opeen blad, de reinste der
Heksenketels, zwetsend en knetterend

In zichzelf gekeerd op de top
Van negen zwarte Alpen.

Een woeling in de spiegels,
De zee die de zijne, zo grijs, heeft verbrijzeld -

Liefde, liefde, mijn enig seizoen.

(uit: Ariel) vertaling: Anneke Brassinga