lijke arbeidskracht te bieden hebben, zo heersen de ouders in het gezin weer over het kind en de kinderen. Een kind is het onbeperkte bezit van de ouders. Het is hun eigendom, zoals een auto of het servies hun eigendom is.
De macht van de ouders over kinderen is wettelijk vastgelegd in het familierecht van het burgerlijk wetboek. Volgens de paragraaf over het opvoedingsrecht kan een opvoeder ter onderstreping van zijn eisen bepaalde maatregelen toepassen, zoals berispingen, het weigeren van gunsten en zelfs het toedienen van oorvijgen of andere slagen. De opvoeders beslissen ook over de vrije tijd van de minderjarigen; zij bepalen met wie de kinderen omgang hebben of korrespondentie voeren. Deze bevoegdheid leidt tot talrijke konflikten en hooglopende ruzies in de gezinnen, vooral als het de vrienden van dochters betreft. Na verloop van tijd en bij nauwkeuriger toezien is me duidelijk geworden dat de gezinshiërarchie niet uit twee maar uit drie nivo's bestaat. De vader heerst niet alleen met de moeder over de kinderen, maar de vader oefent als gezinshoofd ook weer macht uit over de moeder (zijn vrouw dus!). Ook dat is in het wetboek geregeld. Maar wat belangrijker is: deze macht van een man over een vrouw en van ouders over kinderen wordt in bepaalde psychiese patronen en mechanismen vastgelegd, en niet zonder beschadigingen te veroorzaken... Zo doen zich allerlei problemen voorbij het opgroeien, die men voorzover ik heb kunnen nagaan omschrijft als autoriteitskonflikt, moederbinding, identiteitskrisis, frustraties, neurosen en allerlei soorten angsten. Geen wonder, want wat doet een sociaalafhankelijk, vervreemd en bang mens met zijn kinderen?
Wat doet een arbeider, een ambtenaar, een kantoorbediende, een beroepsmilitair, enz., wat doen al die mensen die moe en leeg na een dag vol tamelijk zinloos werk, slopende roetine en al of niet zichtbare dwang, 's avonds tuiskomen? Een wereld van geboden en verboden wordt doorgegeven, de onvrijheid wordt naar beneden toe voortgezet: bevel en gehoorzaamheid bepalen ook het opvoedingspatroon in de gezinnen. Meermalen heb ik bijvoorbeeld gehoord hoe een vader tegen een vragend kind riep: ‘Je doet gewoon wat ik zeg, begrepen?’
Zo zijn deze families wel nauwelijks een plaats waar kleine kwetsbare schepsels de geborgenheid en warmte vinden, die ze nodig hebben om zonder angst en schrik op te groeien. Je moet je niet voorstellen hoe een jong mens de omgeving leert kennen in de schaduw van twee machtige maar in hun hart onzekere en schichtige figuren, een vader en een moeder waarvan het ding afhankelijk is. Die twee voeden het, koesteren en verzorgen het, maar richten het tegelijkertijd ook geheel af: een kind krijgt hier van het eerste uur af te voelen hoe het ‘braaf’ en ‘lief’ kan doen en hoeveel gebaren en geluiden verboden zijn. Wat een onveilig nest! Het merkwaardige is dat men hier nu juist met vuur het tegenovergestelde beweert. Menigmaal al heb ik een onaangenaam meningsverschil met een ouderpaar gekregen als ik mij over deze toestanden verwonderd uitliet. (Ik pas nu wel op en kijk zwijgend toe).
Maar laat de lezer zich niet langer kwellen met deze schets van gemiste kansen. In het volgende hoofdstuk zal het vrolijker toegaan, want ik zal er beschrijven hoe de vrouwen zich hier verkleden en beschilderen en zo verleidelijk mogelijk bewegen. Hoe zij zich letterlijk in bochten wringen en bijvoorbeeld de oksels kaal scheren (!) om een man te behagen die dan met ze trouwt en zodoende in hun onderhoud voorziet.
Lidy van Marissing