Literair sexisme
In het mei-nummer van Opzij constateert Hannemieke Postma dat de feministische belangstelling voor literatuur in de Verenigde Staten een stuk groter is dan hier; dat is dan iets wat de Nederlandse feministen zich kunnen aantrekken. Met de bestrijding van die verwaarlozing neemt Postma al dadelijk een aanvang. Omdat Albach, Baart, Van Keulen, Luccioni, Van Marissing, Meinkema, Meijsing en Van Paemel al genoeg in het zonnetje hebben gestaan (‘ook al doen vele mannelijke kritici hun boeken vaak onrecht’) bespreekt zij een aantal vrouwenboeken die de aandacht die ze verdienden niet kregen. ‘Want,’ schrijft ze, ‘ook hier zijn de kansen voor mannen en vrouwen ongelijk verdeeld. Als vrouwen al mogen publiceren - want hoe is het te verklaren dat in de hele jaargang 1976 van literaire tijdschriften als het Hollands Maandblad of De Revisor niet meer dan drie (3!) verhalen van vrouwen staan? Er is immers geen enkele reden om aan te nemen dat er minder vrouwen zouden schrijven dan mannen?’
Daar wou ik het dus even over hebben. ‘Er is geen enkele reden om aan te nemen dat er minder vrouwen zouden zwemmen dan mannen - toch zie ik in dit zwembad minder vrouwen zwemmen - dus ook hier zijn de kansen voor mannen en vrouwen ongelijk verdeeld.’ Misschien (ik denk van wel); maar is de badmeester daarom een sexist? Want ik ben dus toevallig de badmeester van De Revisor, en Hannes Postma suggereert dat vrouwen niet mógen.
Hemeltjelief! Het aanbod van vrouwelijk proza is vrijwel nihil (een paar verhalen per jaar hoogstens), en van dat aanbod is het meeste niet om over naar huis te schrijven - zo simpel ligt dat (net zo simpel als met het mannelijk aanbod, dat weliswaar groter is maar grosso modo evenmin enthousiasmerend). Als je het over kansen hebt, moet je dan ook verder weg zoeken; opgepast voor dit soort half-paranoiede onzin (die er nu juist toe kan bijdragen dat volstrekt zinnige argumenten van feministen op de bekende lacherige en domme manier omzeild worden).
Nog even over die drie (3!) vrouwen verhalen in De Revisor. Ik neem aan dat Hannemieke Meinkema net als ik de produktie van eigen bodem op het oog heeft. Welnu: in de jaargang '76 hebben in totaal zeven (7!) verhalen gestaan - 3 van Meijsing, 2 van Roos, 1 van Kooiman, en 1 van mij. Als Hannes Meinkema nog meer effect had willen sorteren, had ze moeten schrijven dat slechts éen op de vier verhalenschrijvers een vrouw was. Dat gegeven zou tevens een stuk zinniger zijn geweest. Maar een uitroepteken plaatsen achter een cijfer zonder het corresponderende cijfer te geven - dat schrijft natuurlijk veel prettiger als je je gediscrimineerd voelt.
Wat de door Hannemieke Postma besproken boeken aangaat (ik beperk me alweer tot de Nederlandse publikaties) - over Loeki Zvoniks Hoe heette de hoedenmaker en Helen Mellaarts Een trouw Maria-kind gaat nooit verloren heb ik inderdaad geen enkele recensent gehoord; die boeken kunnen dus verwaarloosd heten. Over Christine Krafts De dagen met gezichten, Gertie Evenhuis' Ach ga weg, Hieke de Jongs Heksenkring en Dwaaltuin (althans éen van die twee), Riwka Bruinings Een droge boterham met affectie en Aleida Leeuwen bergs Uit het barre land evenwel heb ik ge-