Naschrift
Geurtser dan Geurts is Paul Wijdeveld. Geurts is nog bereid de verhouding van feit en theorie als probleem te zien, maar dhr Wijdeveld kapittelt mij omdat ik spreek van ‘hetzelfde op verschillende manieren waarnemen’. Volgens Wijdeveld is er alleen de waarneming, is het zinloos over de verhouding tussen de waarneming en het waargenome te spreken, en is de door ons veronderstelde objectiviteit van het waargenomene helemaal afgeleid van intersubjectieve conventies. Ondanks het beroep op Wittgenstein ben ik niet geheel overtuigd. Weliswaar zijn intersubjectieve conventies (bv. over betekenissen van woorden) nodig voordat wij over enig feit, al dan
niet subjectief geïnterpreteerd, van gedachten kunnen wisselen, maar die conventies zeggen niets over hoe de wereld in elkaar zit. Kort: taalconventies zijn nodig om te kunnen zeggen dat mijn poes, in tegenstelling tot Geurts walvis, oren heeft, maar die oren kunnen door louter conventies noch in het leven geroepen noch te niet gedaan worden.
Natuurlijk kan een theorie ons ertoe brengen iets als feit te zien dat geen feit is, maar dat betekent niet dat er geen feiten bestaan onafhankelijk van onze theorieën. ‘Walvis’, ‘oor’ en ‘hebben’ zouden best iets heel anders kunnen betekenen dan ze in het Nederlands betekenen, maar gegeven hun standaard betekenis zijn er precies twee elkaar uitsluitende mogelijkheden: walvissen hebben oren of niet. Een van beide moet het geval zijn, en dat is dan de feitelijke stand van zaken. Welke van de twee dat is, daarin kunnen we ons natuurlijk vergissen. Zoals in mijn stukje stond: objectiviteit is niet hetzelfde als onbetwijfelbaarheid.
Bij het walvissen- en het heliumvoorbeeld is het Wijdeveld niet gelukt door mijn troebele betoogtrant heen te kijken. Voor hem nog een keer: het Goltziusverhaal illustreert hoe het antwoord op de vraag of die extremiteit een oor is door de ‘theorie’ (nl. dat walvissen oren hebben) kán worden bepaald. Het heliumverhaal illustreert eveneens een bepaling van een waarneming door de theorie,