tieus onderzoek (dat overigens van geen enkel belang zou zijn) te beweren ‘dat men bijvoorbeeld bij Van Schendel vergeefs naar één rijwiel zal zoeken’. Geschrokken van de ingezonden brieven en nieuwe vrezend, voegt de cultuurfilosoof nu zelf een kommentaar toe: ‘In mijn artikel (...) heb ik beweerd dat in het werk van Arthur van Schendel geen rijwiel te vinden is. Op het moment dat ik mijn bewering in druk voor mij zag herinnerde ik me opeens dat in Voorbijgaande Schaduwen wel degelijk en nog wel zeer uitgebreid sprake is van fietsen. Mijn excuses aan alle bewonderaars van Van Schendel.’
Excuses, ja, maar geen leergeld. In het Boekennummer van NRC-H van weer een week later (22 april) schrijft hij een zeer oppervlakkig stuk over ‘de opkomst van het korte verhaal’, met daarin de zinsnede: ‘Kooiman gebruikt in zijn verhalen wel zijn eigen naam, in zijn enige, prachtige roman Een romance niet.’ Maar Kooiman gebruikt in zijn ‘prachtige’ roman precies even vaak, namelijk weinig, zijn eigen naam als in sommige van zijn verhalen. De week daarop was dus wel weer een ingezonden brief te verwachten. Een hele degelijke dit keer: de debutant Frans Kellendonk legde de vinger op de wonde en tegelijk op het hele stuk. En passant wees A.M. Jansen uit Diemen de beste-jongen-uit-de-klas nog op de onjuistheid als zou Kafka's verhaal Die Verwandlung in één nacht geschreven zijn. Naschrift: ‘Jammer dat ik mij vergist heb bij Kooiman en bij Kafka. Ik heb weer eens te veel op mijn geheugen vertrouwd.’ Maar sinds wanneer kan een krant als NRC-H zich dit soort slagen in de lucht eigenlijk veroorloven?
Het indien mogelijk lulligste stuk stond in NRC-H van 15 april: ‘Hilversum 4 moet blijven, maar anders’. Tante Bet jammert: ‘Waarom is het nu echt niet mogelijk het programma tot tenminste acht uur voort te zetten (liefst nog langer maar tot acht uur is al een hele uitkomst daar om acht uur meestal aardige programma's beginnen op andere zenders?). Tijdens het koken, het avondeten en het rustig lezen van de krant zou het ontzettend plezierig zijn als we enigerlei vorm van klassieke muziek te horen zouden krijgen, juist zoals we vroeger op draadomroep 4 van zes tot acht zo vaak bijzonder aardige grammofoonplaten programma's konden horen.’ Zo gaat dit hele artikel ononderbroken door: ‘Als je om negen uur van huis gaat is het zeer prettig te weten dat op Hilversum 4 een theologische ether-leergang begint, dat verzacht de pijn om het van huis moeten gaan heel erg.’ ‘...en zelden of nooit iets dat echt goed of boeiend is. Soms kan er daarna nog een aardig programma komen, vaak helaas ook niet. Op zondag is er opmerkelijk weinig veranderd. We hebben er het programma Musica religiosa bijgekregen, een voortreffelijk programma en ook het programma Vroeg klassiek, een vervolg op het programma van vrijdag, is altijd plezierig om naar te luisteren. Het programma Für Elise is voor luisteraars die niets anders te doen hebben, die echt geconcentreerd kunnen luisteren. Ik denk dat het heel aardig is...’ enz. Nu turf ik tot het slot: ‘alleraardigste’, ‘voortreffelijke’, ‘prettigste’,
‘steevast rampzalig’, ‘nare’, ‘ergste’, ‘ergste’, ‘ergste’,
‘weerzinwekkend’,
‘zwaar beproefde’, ‘zwaar geslagen’ (het gaat nog steeds over muziek),
‘erger nog’, ‘gelukkig’, ‘prettig’, ‘prettiger’, ‘zeer plezierige’, ‘prachtige’. Dit in een artikel van 1500 woorden.
Pakken we nu een willekeurig artikel van de man-met-de-piep-stem en noteren we sec a) de truttigheden, b) de superlatieven, en c) de typische opstel- en schrijftaalwoorden als ‘echter’ i.p.v. ‘maar’, ‘reeds’ i.p.v. ‘al’,
‘zeer’ i.p.v. ‘heel’, ‘slechts’ i.p.v. ‘maar’, ‘daar’ i.p.v. ‘omdat’,
‘indien’ i.p.v. ‘als’, ‘stellig’, ‘immers’, ‘voorwaar’, ‘vooralsnog’, kortom al die stijlbloempjes waar het in zijn werk van wemelt en waarvan een beetje stilist weet dat ze zijn tekst een oubollig aanzien geven.
Ik prik, en het is geworden ‘Schubert en het lied’ in NRC-H van 8 april: ‘echter’, ‘meesterlijke’, ‘slechts’, ‘onvergetelijke’, ‘zeer’, ‘voorwaar’,
‘spoedig’, ‘werkelijk wel iets bijzonders’, ‘buitengewoon plezierig’,
‘echter’, ‘welhaast’, ‘ergerniswekkende en onduldbare’,
‘welhaast’, ‘ronduit verschrikkelijk’, ‘echt’, ‘prachtig’,
‘roerend mooi’, ‘stellig’, ‘onvergetelijk’, ‘ach, al die parels die je ophaalt’,
‘prachtig’, ‘geweldig’, ‘perfect’ in een artikel van 1500 woorden.
Nemen we tot slot het grote stuk over William Faulkner in de Boekenbijlage van VN van 30 april, een stuk dat opnieuw naar inhoud niets te bieden heeft dan één ellenlange optelsom van feiten en thema's en dat qua stijl de volgende bevindingen oplevert: ‘unieke’, ‘slechts’, ‘werkelijk’,
‘dan kun je je een bestaan zonder Faulkner zelfs niet meer voorstellen’,
‘buitengewoon’, ‘stellig’, ‘onvergetelijk’, ‘onbegrijpelijk’,
‘meest onvergetelijke’, ‘zeer’, ‘onvergetelijk’, ‘slechts’, ‘doemwaardig’,
‘onvoorstelbaar indringend’, ‘meest aangrijpende’, ‘reeds’, ‘doemwaardigheid’,
‘meest ingrijpende’, ‘zo ingrijpend’, ‘nooit zo indringend’,
‘een van de meest grootse en intense belevenissen’,
‘buitengewoon symbolische’, ‘diep tragische’, ‘stellig’,
‘nog nooit iemand’, ‘wellicht de geestigste’, ‘zeldzaam roerende’,
‘volstrekt valse’, ‘geweldige’, ‘overrompelende’, ‘dieper dan enig ander’,
‘meest indrukwekkend’, ‘adembenemend’.
De zoon-van-de-doodgraver die maar een boek hoeft op te pakken of een plaat te draaien om in hemelse en onuitsprekelijke sferen te belanden, zwelgt niettemin in wat hij ‘uitzichtloos pessimisme’ noemt. Juist die ellende geeft hem een kick - maar dan wel artistiek verpakt alstublieft. En dat is ‘stellig’ de diepste reden dat zovelen in middels op dit fenomeen zijn afgeknapt. Er
5e van rechts: ‘er als een bejaarde mopshond uitziende vrouw’