| |
| |
| |
G.A.M. Janssens
John Updike's jaren vijftig
Een schrijver laat zijn vingerafdrukken achter op ieder werk van zijn hand. Bij sommigen heb je een vergrootglas nodig om ze te ontdekken, bij anderen zijn ze op het eerste gezicht herkenbaar. Soms heb je een onbestemd déjà vu gevoel: een opmerking heeft een echo, een beeld een schaduw. Bij John Updike herken je de stijl en de verbeelde wereld als betrof het een vervolgverhaal. Niet altijd, want soms gaat Updike elders op verkenning: ‘in Beek: A Book (1970) fantaseert de WASP uit de provinciestad over de jood uit Brooklyn, en in A Month of Sundays (1975) parodieert Updike zijn eigen stilistische excessen in het extravagante woordenspel van Tom Marshfield, de overspelige dominee op retraite. Hier maakt Updike een kniebuiging voor Vladimir Nabokov. In zijn karakteristieke romans, in Rabbit, Run (1960) en in The Centaur (1963), en in mindere mate in Couples (1968) en in zijn nieuwe Marry Me (1976), voelen wij de verwantschap met een andere favoriete auteur, J.D. Salinger.
Updike behoort tot de generatie Amerikaanse schrijvers die in de jaren vijftig de volwassenheid bereikten en dat decennium in hun bloed hebben. De meesten van hen zijn erover uitgepraat en zijn in de vergetelheid geraakt, maar Updike kan er zelfs nu nog boeiend over vertellen. Saul Bellow schrijft over zijn eigen ervaringen door de jaren heen; Updike projekteert ze steeds weer op de min of meer stabiele wereld vóór de aardverschuivingen van de jaren zestig. Beide schrijvers hebben iedere autobiografische interpretatie aangevochten, en de autonome wereld van hun romans bevestigt hun gelijk. Het persoonlijke van hun werk zullen zij echter niet bestrijden en geen lezer kan er ongevoelig voor zijn. Daarom verschaft hun volledige oeuvre meer voldoening aan meer lezers dan dat van bijvoorbeeld John Barth of Thomas Pynchon, hoe positief afzonderlijke romans van deze schrijvers ook beoordeeld worden. De wereld van John Updike is fictioneel, niet artificieel. Updike stelt evenveel vertrouwen in het zintuigelijke als in het cerebrale. Voor hem heeft de medaille altijd twee kanten en is de keuze tussen de twee nooit voorbestemd. Zijn apocalyptische tijdgenoten, die minder vertrouwen stellen in de werkelijkheid van het alledaagse, missen deze ambivalentie, want voor hen is iedere keuze slechts schijn, het leven tot verval gedoemd.
Updike is wars van iedere ideologie. Dat geeft zijn boeken soms een toon van onzekerheid. Niets wil hij forceren en daarom lijkt alles mogelijk. ‘There's a “yes-but” quality about my writing,’ zegt hij zelf, ‘that evades entirely pleasing anybody.’ Een keuze is voor zijn personages vaak een patstelling, niet een dilemma dat zij kunnen oplossen; maar men heeft Updike verweten dat hij dan toch tenminste als schrijver een keuze had kunnen doen. Zijn personages, zo voelen velen, komen er te gemakkelijk van af, omdat Updike geen oordeel uitspreekt. Bij een terugblik op zijn omvangrijke werk blijken echter de verhalen met het grootste element van onzekerheid het boeiendst. ‘I'm sort of playing it by ear,’ zegt zijn bekendste figuur, ‘Rabbit’ Angstrom, en dit geldt ook voor Updike's benadering van de werkelijkheid. Zijn gehoor is scherp als bij Nabokov; hij ontdekt de waarheid van zijn verhaal van ogenblik tot ogenblik door het te schrijven. Zijn meest sympathieke romanfiguren weten vaak pas wat ze gaan zeggen als ze het gezegd hebben, en dat maakt iedere voorspelling dubieus. De lezer heeft de indruk dat ook Updike zelf zich laat verrassen door de enig juiste woorden die zijn verhaal voortbrengt, zonder dat hij evenwel zijn greep op het geheel verliest.
Dit maakt het soms moeilijk een verhaal van Updike in eigen woorden weer te geven. Hoe zou je bijvoorbeeld de gebeurtenissen in de novelle Of the Farm (1965) beschrijven? De relaties tussen de man, zijn moeder, zijn tweede vrouw en haar zoon lijken alleen in Updike's eigen woorden te vangen. Toegegeven: zo'n opmerking maakt de criticus soms uit gemakzucht, zich dan dekkend door de ketterij van de parafrase aan te roepen. Toch kan de explicatie van een verhaal van Updike een reëel probleem zijn. Het doet zich ook voor, zij het niet in sterke mate, bij de beschouwing van Updike's nieuwe roman, Marry Me. Dat deze op het eerste gezicht eenvoudige roman gemakkelijk misverstaan kan worden, moge blijken uit de opmerking van de recensent in The New York Review of Books, dat de drie korte, elkaar tegensprekende reisepisodes waarmee de roman eindigt, in de experimentalistische traditie van de doe-het-zelf roman de keus aan de lezer laten. Een nauwkeurige lezer zal evenwel de werkelijkheid van de illusie weten te onderscheiden en tot de slotsom komen dat de hoofdfiguur, Jerry Conant, niet met zijn maîtresse Sally trouwt, hoewel het eerste reisverhaal die indruk wekt. Toch legt de foute verklaring, als
| |
| |
zou de beslissing over het einde bij de lezer liggen, de vinger op de wezenlijke onzekerheid in de relaties tussen de verschillende personages. Deze onzekerheid beklemtoont hoe onberekenbaar de mens is: al weet hij het verschil tussen goed en kwaad, soms doet hij uit innerlijke dwang iets waarvan hij weet dat hij het niet zou moeten doen.
Zo gaat Jerry's vriendin, Sally Mathias, hem achterna als hij voor twee dagen naar Washington moet, hoewel zij aan alles kan aflezen dat dit volslagen gek is: ‘Don't go. Everything agreed on this.’ Al eerder hebben Jerry en Sally een paar idyllische dagen in Washington doorgebracht, maar het verleden herhaalt zich niet: geen situatie is ooit hetzelfde. Nu lijkt Sally's gedrag tot zekere ontdekking te zullen leiden, maar toch gaat ze, omdat ze moet. En het komt niet uit. Haar man Richard slikt haar doorzichtige smoes, en Jerry's vrouw, Ruth, ziet niet dat Sally uit hetzelfde vliegtuig stapt.
De beide echtparen wonen in Greenwood, een landelijk plaatsje aan de Long Island Sound in Connecticut, New York City's exurbia. Zij hebben er zich in 1958 gevestigd toen de eerste kinderen geboren waren. De liefdesaffaire van Jerry en Sally duurt van de winter tot de herfst 1962. Het jaar daarvoor hadden Richard en Ruth een verhouding gehad. Ray Charles is populair, de Twist is in. Op zondag spelen de welgestelde jonge echtparen in Greenwood volleybal en door de week ontmoeten de moeders elkaar met de kinderen op het strand. Het had Couples kunnen zijn, maar dat is het niet.
Couples had teveel weg van een algemeen sociologisch onderzoek, terwijl Updike het moet hebben, van het unieke dat echo's oproept. Zoveel paren gingen elkaar in Tarbox, Mass. te lijf dat de lezer ze door elkaar haalde. Ook leek Updike copulatie soms met liefde te verwarren. Zoals wij van hem gewend zijn, was ook Couples rijk aan authentieke details en preciese observatie, maar de kern van de zaak, de relatie tussen Piet Hanema en Foxy Whitman, kwam in deze ouderwetse, op volledigheid mikkende roman in het gedrang. Geen andere eigentijdse schrijver had interessanter kunnen falen, en Updike heeft er zijn lering uit getrokken. Jerry en Ruth Conant en Richard en Sally Mathias staan voor het voetlicht; de rest van Greenwood is coulisse. De verhouding van Ruth en Richard behoort tot het verleden en is geheim gebleven; de liefdesaffaire van Sally en Jerry staat in het middelpunt en komt in de openbaarheid. De lezer leert de gebeurtenissen en de onderlinge verhoudingen goeddeels kennen uit de reacties van de vier protagonisten, waarbij het gemoedsleven van Sally en van Ruth vooral aandacht krijgt. Updike is heel overtuigend in zijn vrouwenportretten. De beschrijvingen van sex, zo opvallend in Couples, ontbreken hier vrijwel.
Jerry moet kiezen tussen Ruth en Sally. Zij lijden onder zijn onbeslistheid en trachten hem tot een uitspraak te brengen, maar hij kan het niet: ‘What I want is too tied up with how it affects everybody else. It's like one of those equations with nothing but variables. I can't solve it.’ Jerry wacht op een openbaring, een godsoordeel, hoopt op het onvermijdelijke, tracht de beslissing in de mond van anderen te leggen. Waarom hij Sally uiteindelijk opgeeft, weet hij niet precies. Hij heeft er allerlei verklaringen voor die geen van alle helemaal overtuigend zijn. ‘It's not you, Sally. It's things,’ zegt hij op het eind, en dat komt misschien het dichtst bij de waarheid. Niemand kent de ‘dingen’ in een gemeenschap als Greenwood beter dan Updike. Dat maakt Jerry's onbeslistheid een waarachtige beslissing van de auteur; Updike overtuigt ons ervan, omdat hij ons aan Greenwood doet geloven. Toch valt op de figuur van Jerry wel wat aan te merken.
Meer dan bij de anderen zijn Jerry's reacties onderhevig aan het ogenblik. Zij zijn dan ook soms tegenstrijdig. Dat sticht echter minder verwarring dan bij cursorisch lezen moge lijken, omdat Updike voortdurend verbanden legt, zonder zichzelf aan de lezer op te dringen. Zijn suggesties zijn ingebed in de taal en komen slechts zelden aan de oppervlakte. Updike is een meester van het suggestieve detail, de subtiele vingerwijzing, het verdekte symbool. De schijnbaar onbenulligste dingen hebben een nagalm. Jerry is geneigd te zeggen: ‘I don't mean to’ en ‘I mean to do just the opposite,’ echter zonder dat dit een leidmotief wordt. Jerry ontdekt vaak wat hij bedoelt door wat hij zegt: ‘I love you.’ ‘You do?’ ‘It seems so. I said it’.’ Of: [Ruth] ‘“Do you want me?” “Apparently”.’ Hij staat niet met beide benen op de grond. Sally ziet hem als een vlieger die haar mee de lucht in trekt. Hij is een magere, springerige figuur, hyperaktief bij volleybal en bij de Twist. Naakt ziet Ruth hem eens als een mooi beeld, ‘not a furiously beautiful Renaissance David but a medieval Adam.’ In vergelijking met de zachte, wollige beer Richard voelt hij in haar armen aan als een gladde slang.
Jerry en Ruth hebben elkaar op de kunstacademie ontmoet; hun ezels stonden naast elkaar. Jerry kon heel markant tekenen; Ruth was beter met kleuren. Mislukt als karikaturist tekent Jerry nu televisiereclames. Updike heeft zelf schilderkunst gestudeerd, maar heeft als schrijver zijn picturale aanleg ten nutte gemaakt. Ook de schilderambities van Peter Caldwell in The Centaur dreigen op niets uit te lopen, en dit wordt onderschreven door de loopbaan van zijn reïncarnatie op latere leeftijd, Joey in Of the Farm. Peter was gefascineerd door de schilderijen van Vermeer. Ook Jerry stevent bij een bezoek aan de National Gallery in Washington recht op de Vermeers af. Daar vindt hij het volmaakte samenspel van kleuren lijn. ‘That touch, you know; it's a double touch - the exact color, in the exact place.’ Hij betrekt dit meteen op zijn verhouding met Sally: ‘Now you and me... are the exact color, but we seem to be in the wrong place.’ Met dit soort opmerkingen brengt hij zijn vrouwen steeds van hun stuk. De lezer zal bij Vermeer eerder denken aan Jerry's verhouding met Ruth: die had de perfekte combinatie van kleur en lijn moeten worden, maar zij is te kunstmatig, te esthetisch gebleken.
De Conants en de Mathiases leven in dezelfde welstand als de inwoners van de forensenplaats Tarbox in Couples. Zij behoren dus tot een andere wereld dan ‘Rabbit’ Angstrom. Toch lijkt
| |
| |
Jerry, sterker misschien wel dan de Rabbit in Rabbit Redux (1971), op Rabbit in Rabbit, run. Ook Jerry voelt zich gevangen - ‘It's not you, Sally. It's things.’ Hij is dertig, heeft een vaste baan, een vrouw en drie kinderen. Hij lijdt aan aanvallen van neerslachtigheid, van metafysische angst, van asthma. Toen Ruth met hem ging trouwen, had haar vader haar gewaarschuwd: Jerry is nog jonger dan hij lijkt. Jerry heeft nooit geleden, houdt Richard haar voor. Het is vooral Richard die een beslissing tracht te forceren. Maar Jerry weet dat hij altijd verliest; voor hem is de beslissing als de dubbele bedreiging door het paard in het schaakspel: je redt je koningin maar je verliest je toren. De metafoor is natuurlijk, want vroeger placht Jerry met Richard te schaken. Zo doen kleuren Ruth - en Updike - soms aan schilders denken. Wederom: vaak is Updike's beeldspraak niet incidenteel; zij draagt bij tot de betekenis van het geheel.
Jerry en Rabbit houden steeds een slag om de arm: zij laten zich niet vastpinnen. Sommige lezers hebben zich verzet tegen Rabbit, dat copulerende konijn dat Updike maar niet tot rust kon brengen. Als die eerdere Ruth Rabbit voor een onmogelijke keuze stelt, loopt hij weg - ‘he runs. Ah, runs. Runs.’ In Rabbit Redux, tien jaar later, wilde Updike tonen waar zo'n gedrag op uitdraait, maar dat was een vergissing. Hij plaatste Rabbit in een andere wereld en creëerde daarmee een andere figuur. In Marry Me keert Updike terug naar de jaren vijftig (als men de Kennedy-jaren er als een verlengstuk van ziet), en daarmee lijkt hij een nieuwe Rabbit tot leven te hebben gewekt. De verschillen zijn echter belangrijker dan de overeenkomsten. Jerry's frustraties zijn begrijpelijk, maar de lezer zal er minder sympathie voor kunnen opbrengen dan voor het uitzichtloze bestaan van Rabbit. Ruth is de interessantse persoon in Marry Me, terwijl Janice in Rabbit, Run tot het belemmerende meubilair van Rabbits flatje behoorde. Jerry heeft een minder overtuigende intuïtie van vrijheid dan Rabbit, de natuurlijk begaafde basketballspeler. Jerry is zelfgenoegzamer - en minder sympathiek dan Updike schijnt te denken.
De voornaamste reden waarom Jerry niet altijd geloofwaardig is, ligt in zijn religieuze problemen. De godsdienst heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in de wereld van Updike. Rabbit had een instinctief godsbesef. Jerry's godsdienstigheid is eenieder tot last, want niemand gelooft erin. ‘[Sally] could hardly believe that minds still existed in that frame.’ ‘It was all too religious, phantasmal’ voor Ruth. Evenals bij Piet Hanema in Couples uiten Jerry's religieuze spanningen zich vooral in zijn angst voor de dood. Wil ik dat gezicht aan mijn sterfbed zien, vraagt hij zich af als hij bij Sally is. Dat klinkt sentimenteel in vergelijking met de laatste wanhopige vraag van Peter Caldwells grootvader, een dominee: ‘Shall I be eternally forgotten?’ (The Centaur)
Jerry's godsdienstige verwarring vergoelijkt meer voor Updike dan voor de lezer. Jerry lijkt er anderen mee te tiranniseren en zichzelf mee te bedriegen. ‘I have faith, but it doesn't seem to apply,’ zei Tom Marshfield zo kernachtig in A Month of Sundays, en dat is ook Jerry's probleem. Zijn geloof maakt hem een interessanter mens dan de atheïst Richard, maar soms is het weinig meer dan een psychosomatische conditie. Als zijn verhouding met Sally begint, verminderen zijn religieuze problemen. Zijn dilemma lijkt een al te schematische uitwerking van een vroegere opmerking van Updike (Assorted Prose, 1965): ‘A man in love ceases to fear death... Our fundamental anxiety is that we do not exist - or will cease to exist. Only in being loved do we find external corroboration of the supremely high valuation each ego secretly assigns itself.’ In Marry Me lijkt het woord ‘religious’ soms niet meer dan een synoniem voor ‘intens’: ‘Ruth disliked, religiously, the satisfaction he took in being divided...’; ‘The waves, the whitecaps, the yellowish streaked rocks wore for him a religious brilliance; for as they walked they were deciding not to marry.’
De vader van Ruth was een unitaristische dominee die zo met anderen bezig was dat hij zijn dochter niet zag. Sally's vader stierf plotseling en mysterieus toen ze nog klein was, en dat heeft haar leven ontwricht. Updike duidt dit verleden in enkele terloopse opmerkingen aan, maar het werkt steeds weer door in het heden, vooral bij Ruth. Soms heeft zij het gevoel dat zij voor anderen onzichtbaar is. Haar affaire met Richard geeft haar meer zelfvertrouwen; zij voelt dat zij er wijzer en toleranter door geworden is, maar ze wil haar geval niet romantiseren: misschien is ze een beetje verliefd, ze weet dat de affaire geen toekomst heeft. Jerry noemt haar ‘the sanest person I know.’ Haar vader heeft haar steeds geleerd dat je de waarheid in het gezicht moet zien. Als zij zegt: ‘We're all so spoiled we stink,’ klinkt dat overtuigend. Zij vecht voor haar huwelijk, omdat zij niet gelooft aan een wereldschokkende passie in Greenwood, Conn.: ‘An innocent man and a greedy woman had fornicated and Ruth could not endorse the illusions that made it seem more than that. They were exaggerators, both of them...’ Haar uitleg is wederom niet de volledige waarheid, maar hij verschaft wel wat lucht.
Sally is heel anders. ‘I always try to do what men tell me to do,’ zegt ze; dat is mijn zwakke punt. Zij werkt Ruth op de zenuwen: ‘God, the way that woman says “man”, like it's the holiest word in the language, I wanted to throw up.’ Ruth komt uit het Oosten van de Verenigde Staten, Sally uit het Westen: aan de Oostkust voelt Sally zich onzeker. Ruth is een aantrekkelijke vrouw die geen make-up gebruikt en niet flirt; dat knaagt aan het zelfvertrouwen van de opvallende, schrille Sally. Richard tracht Sally's onzekerheid te analyseren; Jerry neemt haar zoals zij is en noemt haar zijn boerinnetje uit het Westen, met het lange blonde haar, de volle he upen, de brede schouders. Anderzijds interesseert Richard zich voor dingen die vrouwen bezig houden; met Ruth praat hij over Piaget en Spock, over Anna Freud, over Iris Murdoch en Julia Child, over keuken en meubilair. Blind aan een oog en met iets ouds rond de mond, is hij een grote zware man met lang donker haar en een diepe stem. ‘A burly man with imperfect vision, he loved to come to grips.’ Hij ziet zichzelf als een soort praktische filosoof, ‘a teacher of worldli- | |
| |
ness.’ Ruth vindt hem aardig en neemt hem met een korreltje zout; Jerry haat deze atheïst die demonstratief met de vingers van een Christusbeeldje zijn nagels schoonmaakt.
Als Jerry zijn verhouding met Sally niet langer geheim kan houden, beginnen de lange discussies, de beschuldigingen over en weer, het geharrewar en de onbeslistheid. En sex wordt voor Jerry en Ruth nu een stuk beter. Ruth praat met Sally, maar Richard wordt erbuiten gehouden. Spoedig weet heel Greenwood het, behalve Richard. De vrouwen doen nu hun sociale plicht: ‘there was a fresh vivacity in the greetings from the group of mothers on the beach, and singly they would stand beside her making moments of silence, in case she wished to talk. She had been admitted to a secret sorority of suffering.’Als ook Sally op het strand verschijnt, splitsen de vrouwen zich in twee groepen, een rond ieder, ‘this summer's tragic queens.’ Met John Cheever is Updike de historiograaf van de suburbias aan de Amerikaanse Oostkust, dat uitgestrekte gebied dat de meeste andere schrijvers negeren of onwennig en wantrouwig van een afstand gadeslaan.
Als de discussies losbarsten, treden ook de kinderen meer op de voorgrond. In de twee eerste hoofdstukken, die een ontmoeting tussen Jerry en Sally op een afgelegen strand en hun twee dagen samen in Washington beschrijven, zijn de kinderen schimmen in het verschiet. Dat zijn wij in de moderne roman gewend, maar bij Updike horen de kinderen erbij. Zijn taalgebruik ruimt een plaats voor hen in: ‘The children were asleep, or lost in the rustle of television.’ Soms is hij te precieus: ‘The children in pajamas seemed soft moths bumbling at candles of milk’; maar hij maakt dit weer goed door wat volgt: ‘Joanna greeted him with a sly broad smile that spread her freckles. “Daddy slept at home last night,” she said.’ De kinderen spelen een wezenlijke rol in het drama van de ouders. In zijn laatste imaginaire gesprek met Sally doet Jerry de zoveelste poging hun falen te verklaren: ‘It was a matter of children, mostly.’ Voor het verloop van het verhaal is het belangrijk dat Jerry, zelf een enig kind, van zijn gezin houdt. De knal-oranje jurk die Sally op een feestje draagt is voor hem een openbaring: hij moet nu met haar trouwen; maar als Ruth in een zwarte geklede jurk verschijnt om naar haar advokaat te gaan, is hij daar weer helemaal weg van. Alleen de kinderen blijven constant.
In het derde hoofdstuk, dat de reactie van Ruth beschrijft, worden de conversaties tussen Jerry en Ruth, tussen Jerry en Sally en tussen Sally en Ruth langzamerhand langdradig, tot een verkeersongeluk, en daarna ‘The Reacting of Richard’ in het vierde hoofdstuk, het verhaal nieuw leven inblazen. Iedereen is al de hele zomer met de affaire van Jerry en Sally bezig geweest, maar Richard ontdekt haar pas in de herfst. Richards ‘filosofie’ over affaires is dat de man er een eind aan maakt, voordat de vrouw afhankelijk wordt (hij heeft goed praten, denkt Ruth). Hij wil nu snel een beslissing: ‘In our society you have to pick.’ De ironie is dat niemand iets weet over het verleden van Ruthen Richard. Ruth heeft bekend zelf een verhouding te hebben gehad, maar geweigerd de naam van de man te noemen. Die blijft tot het eind toe onbekend; dat is een vondst van de schrijver, want zo weet de lezer steeds meer dan Jerry en Sally. Alle betrokkenen lijken trouwens als met blindheid geslagen. Als Jerry Ruth vertelt dat hij een vriendin heeft, denkt hij dat het overduidelijk moet zijn wie dat is, maar Ruth heeft geen idee. Ook Jerry en Richard slaan de plank volkomen mis, als zij trachten de naam van de minnaar van hun respectievelijke vrouwen te raden. Zowel Ruth als Richard zijn stomverbaasd dat Jerry een vriendin heeft: zij hadden hem hier niet toe in staat geacht. Als er in dit boek twee met elkaar sla pen, zijn het er eigenlijk vier, zo nauw zijn zij aan elkaar verwant, en toch hebben deze volwassenen geen idee van wat er omgaat. Is Sally jou vriendin, vraagt Jerry's dochtertje hem:
‘What a funny question. Grown-ups don't have girlfriends.
They have wives and husbands and little children.’
‘Mommy has a boyfriend.’
‘Who?’
‘Mr. Mathias.’
Jerry laughed at the absurdity. ‘They like to talk sometimes,’ he told her, ‘but she thinks he's a jerk.’
She looked at him respectfully. ‘O.K.’
Uit zichzelf zal Jerry de identiteit van de minnaar van zijn vrouw nooit ontdekken.
Het vijfde en laatste hoofdstuk met de drie reisepisodes is getiteld ‘Wyoming.’ Het woord alleen al komt Jerry en Sally open en vrij voor. Het is hun droomland, Sally's Westen, waar zij een nieuw begin willen maken. In de eerste reisperiode landt hun vliegtuig daadwerkelijk in Wyoming. De lezer is verbaasd, want hij had de indruk dat de romance van de baan was, maar heimelijk is hij misschien toch tevreden, want de droom van vrijheid, waar het voorafgaande om heeft gedraaid, lijkt nu bewaarheid. Zelfs Ruth voelt het: ‘any romance that does not end in marriage fails.’ Jerry wil Sally niet als maîtresse: ‘Mistresses are for European novels. Here, there's no institution except marriage.’ De ondertitel van de roman luidt ‘A Romance’. Wij denken daarbij aan Hawthorne's idee van de ‘romance’-vorm, die de verbeelding van de schrijver vrijer laat dan de realistische romanvorm, maar Updike schrijft ook een liefdesverhaal dat in een nu al romantisch verleden speelt. Evenals bij F. Scott Fitzgerald is de nostalgie wezenlijk element in zijn verbeeldingswereld. Wyoming is een heel realistisch land, de vrijheid tastbare werkelijkheid geworden, maar het is tijdeloos en daarom een illusie.
Als Jerry en Ruth, in de tweede episode, in Nice landen, is het november, en het is maart als Jerry, in de laatste episode, alleen op een tropisch eiland aankomt. Jerry's beslissing heeft Sally verbannen uit zijn leven, maar niet uit zijn hart. Het slaat wild als hem in Nice een meisje met lang blond haar op een scooter voorbijschiet. ‘You didn't see her as soon as I did,’ zegt Ruth. ‘There was very little resemblance.’ Alleen op zijn tropisch eiland, een paar maanden later, zoekt Jerry een hotel aan het strand. Hij kan het zoeken in twee richtingen: Oost of West.
| |
| |
Wat raadt u me aan, vraagt hij de taxichauffeur:
The Negro shrugged delicately. ‘Your decishun, man. One's that way and one's’ - he rolled his eyes to indicate - ‘the other.’
‘So I can't go to both?’ Jerry said, offering to joke.
Tranquil silence met his self-answering question; he breathed easy, sensing, and beginning to love, the tropical manner of outwaiting everything. He said, ‘All I want is a room and a beach.’
De neger rijdt hem naar het Westen - waar, zo blijft Jerry fantaseren, hij Sally ooit nog eens zal verrassen met het meest romantische aanzoek van alle: Marry me.
John Barth heeft Updike eens de Andrew Wyeth onder de hedendaagse Amerikaanse romanschrijvers genoemd. Dat zal niemand als een onverdeeld compliment opvatten, hoeveel reclame er de laatste tijd ook voor deze schilder is gemaakt; ook Updike niet. Ruth noemt Wyeth middelmatig. Updike wil een Vermeer zijn, maar daarvoor zijn zijn huiselijke scènes niet memorabel genoeg. Zijn nieuwe roman is een aantrekkelijk collage van oude ingrediënten, en daarom een uitstekende inleiding op zijn oeuvre. Zijn onderwerp is beperkt, maar de uitwerking ervan is vaak een openbaring van precies en poëtisch geregistreerde momenten. Zijn metaforisch taalgebruik is soms extravagant en gekunsteld genoemd, maar je moet doof zijn om dat nog van Marry Me te kunnen zeggen. ‘It is a chronic question,’ heeft Updike eens opgemerkt, ‘whether to say simply “the sea” and trust to people's imaginations, or whether to put in the adjectives. I have had only fair luck with people's imaginations; hence tend to trust adjectives.’ Iedere schrijver gaat wel eens over de schreef, maar in Marry Me is het toch steeds weer de taal die het alledaagse betekenisvol maakt. Jerry is extravagant, in woord en in gebaar: ‘“You're great”,’ zegt hij tegen Sally. ‘“You're a great blonde. When you get up, it's like the flag being raised. I want to pledge allegiance.” And in front of everyone he solemnly placed his hand over his heart.’ Sally is anders: ‘“I'm just like” - similes were hard for her, she so instinctively saw things as themselves - “that broken bottle”.’
Bij Updike zijn het vaak de incidentele scènes, inzichten, beelden, die het verhaal authentiek maken. Er is een staking op het vliegveld van Washington en een zwarte controleur kan slechts een paar mensen doorlaten: ‘A crescendo of complaint from the jam of standbys threatened the Negro in blue sunglasses; he looked up from tearing tickets and flashed an exhilerating grin, a great smile dazzling in the depth of its pleasure, its vengeance, its comprehension, its angelic scorn. “Keep cool, men,” he said. “Let the wife get him out of the house”.’ Iedereen barst in lachen uit, lacht te hard, want iedereen wil bij de neger in het gevlij komen. Ruth heeft haar auto total loss gereden, maar is zelf met de schrik vrijgekomen: ‘The officer asked her how fast she had been going. She guessed about forty, it couldn't have been much faster than that. “Since thirty-five,” he said, writing slowly, “is the speed limit at that curve, let's say you were going thirty-five”.’ Kon Ruth al haar problemen maar zo gemakkelijk oplossen. Ruth omarmt Sally: ‘They let each other go, having discovered, in their embrace, that they were enemies.’
Updike is de welsprekendste zegsman voor zijn eigen werk, of hij er nu direkt commentaar op geeft in vraaggesprekken, of het werk van anderen bespreekt. Dat maakt zijn recente bundel Picked-Up Pieces (1975) zo waardevol. Als schrijver stelt hij ‘accuracy of execution’ boven ‘nobility of purpose’; ‘everything is infinitely fine and any opinion is somehow coarser than the texture of the real thing.’ Hij schrijft over dingen die hij kent; dat maakt hem zo'n accurate ooggetuige, maar het legt ook duidelijke beperkingen op. In Marry Me ontgint Updike geen nieuw terrein: de kenner van zijn werk vindt hier vertrouwde gezichten, herkenbare situaties. ‘There is no reconciliation between the inner, intimate appetites and the external consolations of life.’ Ook Marry Me draait rond dit dilemma. Het opmerkelijke is dat deze roman het, meer nog dan het vroegere werk, van het bijzondere van het alledaagse moet hebben: er gebeurt niets sensationeels. In Rabbit, Run verdrinkt de baby in bad; in Rabbit Redux vindt Jill de dood in de vlammen. In Marry Me breekt het jongste kind van de Conants zijn sleutelbeen en rijdt Ruth haar auto in duigen.
De liefde, zegt Updike, is van oudsher het meest eigenlijke onderwerp voor de roman. Maar de moderne schrijver kan misschien alleen nog met een buitensporige situatie, zoals in Lolita, waardigheid verlenen aan een romantische passie. In Marry Me heeft Updike die passie tot zijn alledaagse proporties teruggebracht en daarmee de verhevenste mogelijkheden van het romangenre prijsgegeven. Maar hij onderhoudt de lezer en bij tijd en wijle verrast hij hem. Zo'n compliment kan men niet aan alle hedendaagse Amerikaanse schrijvers toemeten, zelfs al zijn hun ambities groter. In Picked-Up Pieces schrijft Updike: ‘anyone dignified with the name of “writer” should strive to discover or invent the verbal texture that most closely corresponds to the tone of life as it arrives on his nerves.’ Deze definitie van de schrijver doet hij eer aan. Zijn taal brengt de jaren vijftig opnieuw tot leven.
John Updike, Marry Me, Andre Deutsch, 1977 (Amerikaanse uitgave: Knopf, 1976), £3.50. Importeurs: Meulenhoff-Bruna Prijs f 19,85
|
|