De Revisor. Jaargang 4
(1977)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| ||||||||||||
Marita Mathijsen
| ||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||
verklaringen voor het optreden van autisme niet gelijkluidend en zeker niet bevredigend. Ook over de juiste kenmerken van ‘het zich autistisch gedragende kind’ is men het niet eens. Er komt pseudo-autisme voor en bepaalde lichamelijke afwijkingen roepen een gedrag op dat autistisch lijkt. Ook kinderen die lang in ziekenhuizen gelegen hebben, vertonen soms autistische kenmerken. Om Truken te begrijpen is het echter niet nodig diep op de verschillende opvattingen in te gaan en volstaan de algemeen overeenstemmende beschrijvingen. Als de veronderstelling dat Kneppelhout in Truken een autistisch kind beschrijft, juist is, moeten de gegevens over Truken overeenstemmen met die uit beschrijvingen van andere autisten. Die overeenstemming blijkt er tot in details te zijn. Wat romantisch cliché leek, blijkt bij nadere beschouwing een exacte beschrijving van een ziektebeeld, een protocol.
Kneppelhouts verhaal begint als Truken een jaar of tien is, maar hij springt al gauw terug naar haar geboorte. Niets wees erop, dat de boreling abnormaal zou worden, of het moest het saterachtige uiterlijk van de grootvader zijn. De eerste symptomen van haar afwijken werden geconstateerd ‘van den tijd af aan, dat zij de eerste teekenen van bewustheid was begonnen te geven’. Niet heel vroeg dus, zoals bij idiotie of mongolisme, maar ook niet heel laat zoals bij psychosen. Moeders van autistische kinderen herinneren zich ongeveer een half jaar na de geboorte van het kind zich wat vage zorgen te hebben gemaakt. Pas tegen het tweede jaar raakt men ervan overtuigd, dat eriets mis moet zijn. Truken vertoonde een ‘zonderlinge, onrustwekkende eigenzinnigheid’. In de literatuur treft men het op eigen zinnen geconcentreerde inderdaad aan als een van de eerste kenmerken van het autisme. De kinderen lijken onwillig te zijn, ze kunnen wel kon takt leggen, maar het is net of ze daar geen zin in hebben. Hoewel alle mogelijkheden aanwezig zijn en het gehoor, de tastzin en de ogen in orde zijn, wordt geen van de zintuigen gebruikt om een communicatieproces op gang te brengen. ‘Niemand had haar ooit vrolijk of spelende aangetroffen; een flaauwe glimlach - een zigtbare zucht! - meer niet, dwaalde haar soms, wanneer haar een vleijend woordje werd toegevoegd, over de wangen.’ ‘Het onvermogen te spelen’ is de titel van een hoofdstuk in een van de studiesGa naar eindnoot7. In speelgoed zien de kinderen geen afbeelding van iets anders. Het fascineert ze alleen als er een bepaald bewegingspatroon mee voortgebracht kan worden. Het meest voorkomende spel van het normale kind is het nabootsen van de volwassene. De autist imiteert niet. Ook zijn mimiek is beperkt. Een onverstoorbare glimlach of een ernstig bedachtzaam gezicht bij dromerig wegdwalende ogen, zo beschrijft men zijn uitdrukking. ‘Het was, alsof zij zich in eene altoosdurende, opzettelijke stilzwijgendheid had opgesloten’. Opvallend is dat het autistisch kind de indruk maakt wel te kunnen praten, maar het niet te willen. Quasi ongeïnteresseerd lijkt het toch de gesprekken te volgen. Betrapt iemand het kind erop dat het ‘meedoet’, dan zal het alles doen om die ontdekking ongedaan te maken. Truken is naar school gestuurd. Schoolmeester en ouders hebben geprobeerd haar aan het praten te krijgen, maar dat is niet gelukt. Men geloofde bijna niet dat ze een stem had. Geluiden leek ze niet te horen, ‘de liedjes, die men haar voorzong, troffen het oor eener doove’. Zover gaat de geconcentreerdheid van het autistische kind op zichzelf, dat ouders in de eerste jaren geloven een doof kind te hebben. Van donderend geraas dat men in zijn buurt maakt, kijkt het niet op. Maar op andere geluiden reageert het zo snel en fijn, dat de doofheidstheorie niet op kan gaan. ‘Als het ware bij toeval of wanneer men volhield, bij herhaling eene bepaalde vraag tot haar te rigten, gaf zij een kort en juist bescheid.’ Het autistisch kind begrijpt vragen en opdrachten, zeker als ze herhaald worden. Ouders laten zich daardoor misleiden: het kind lijkt zo adequaat op instructies te reageren, dat het de taal wel moet verstaan. Misschien is de passieve taalkennis ook wel groot, maar in ieder geval moet men beseffen hoeveel extra codes aan een herhaalde boodschap toegevoegd worden: gebaren, gezichtsuitdrukking, toonhoogte enz. Heel frappant is de beschrijving van de traan ‘welks pijnlijke opwelling de rust harer gelaatstrekken echter niet verstoorde’. Het autistisch kind huilt niet: er glijden tranen over zijn wangen, maar de mimiek verandert vaak niet. Verdriet van de moeder brengt geen verandering van uitdrukking bij het kind mee. Ook als dorpsgenoten over Truken zeggen dat ze niet wijs is, blijft ‘de uitdrukking van het gelaat der ongelukkige onbewegelijk’. Geen spelletje hielp om het kind tot contact te forceren: de ‘raadselachtige sluimer’ was een barrière waar geen doorkomen aan was. Kneppelhout legt verbanden die later ook gelegd zouden worden. Titels als Your child is asleep en Toverkind of gehandicapte? refereren aan hetzelfde. Een van de onverklaarbaarste kenmerken van het autistisch kind is zijn schoonheid. Niet alleen de moeders vertellen erover, ook in de vakliteratuur lijken woorden tekort te schieten om te omschrijven hoe mooi de autisten vaak zijn. Canner wees als eerste op de gracieuze bewegingen en Asperger noemde ze ‘prinzenhaft hübsch’Ga naar eindnoot8. Clara Park laat haar dochter Elly door de ogen van een vriend zien. ‘Eens noemde een vriend haar een toverkind; hij zag voor het eerst haar blanke huid en haar sluike blonde haar, haar helder blauwe ogen en de sierlijke gratie van haar lichaam. Inderdaad was er een toverachtige lichtheid in haar bewegingen, een toverachtige zuiverheid in haar afwezige blik’.Ga naar eindnoot9 Het verwonderlijk schone Truken met haar blank gezichtje en haar wijdgeopende hemelsblauwe ogen lijkt op Elly. Trukens schoonheid is dus geen romantische gemeenplaats, maar beschrijving van de werkelijkheid die past bij het ziektebeeld. Vooral de ogen die zich nooit fixeren op iets en in het rimpelloze gezicht ver open staan, maken de kinderen zo | ||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||
sprookjesachtig fascinerend. De moeder had veel verdriet over het onbereikbare kind, maar Truken begreep niet dat tranen als ‘het zigtbare teeken der zielesmart’ om troost vragen. De moeder had Truken voor de verandering mee willen nemen naar de markt, maar autisten houden niet van verandering. De moeder bedacht, dat 't het kind misschien aan speelkameraadjes ontbrak. Ze had kinderen bij haar gebracht, maar ‘truken had gedaan, alsof er geene kinderen waren’. Ook dat is typerend. Clara Park beschrijft hoe haar kind begon te huilen en dreinen als ze op de grond gezet werd om naar spelende kinderen te kijken. Autisten negeren andere kinderen. ‘Niet dan na veel moeite en geduld was er de moeder in geslaagd, truken spinnen te leren, doch van zelf begaf zich het meisje nooit aan hare taak, telkens moest men het haar ernstig gebieden.’ ‘Nieuwe motorische patronen leren zij bijzonder slecht aan,’ zegt het Handboek der psychiatrie over autistenGa naar eindnoot10. Het is moeilijk ze te bewegen werk te doen dat nooit afkomt en op eigen initiatief voeren ze zelden iets uit. Hoewel Truken haar dagen in ledigheid doorbracht, was ze als eerste op, zo vroeg zelfs dat de ouders zich afvroegen of ze wel geslapen had. Bij toeval ontdekten zij dat Truken hele nachten wakker lag bij het licht van de maan. De slapeloosheid van het autistisch kind blijkt voor veel ouders een probleem te zijn. De kinderen liggen met open ogen in de duisternis te staren, ze geven geen gerucht maar slapen doen ze niet. Hun slaapbehoefte is duidelijk minder dan die van gewone kinderen. ‘Het bleek echter weldra, dat trukens geest werkzamer was, dan men ooit tevoren had vermoed.’ Het kind blijkt plotseling twee puntgave zinnen uit te kunnen spreken als reactie op een moeilijk gesprek over hemellichamen. In de literatuur over het autisme verbaast men zich herhaaldelijk over het kind dat opeens feilloos een lange zin uitspreekt, terwijl iedereen dacht dat het niet kon spreken. Ook blijkt het zaken te begrijpen waarvan men dacht dat die boven het begripsvermogen van het kind gingen. G. O'Gorman observeerde het volgende: ‘Many of the children thus affected obviously understand everything that is said to them, and one knows they could talk perfectly well if they wished to; indeed, from time to time when they are away from interested adults, or when there is no pressure on them, they come out with perfectly apposite sentences, and then relapse into silence for months or even years. Just occasionally they may be provoked into making a remark by sudden emotional crisis’Ga naar eindnoot11. Wetenschappers verklaren de plotselinge reaktie uit het goede geheugen van het kind. Het blijkt zich na jaren exact iets te kunnen herinneren en produceert dan mechanisch wat het eerder in een soortgelijke situatie gehoord heeft. Dat verklaart echter niet waarom het kind juist op dat ene moment reageert. Kneppelhout laat Trukens plotselinge uitbarsting komen op het moment dat er gesproken wordt over een andere wereld. Hij maakt daarmee een begin aan zijn interpretatie van het vreemde kind. In opbouw verschilt Waanzinnig Truken niet van de opstellen uit de Studententypen. Na de situatieschets en de beschrijving van het voorval geeft Kneppelhout zijn kijk op het juist beschrevene. Het raadselachtige van het kind verklaart Kneppelhout uit een ‘verhoogd zenuwleven’. Het kind is onthecht aan het aardse, het is zich zo bewust van de naderende dood, dat het 't de moeite niet waard vindt zich aan het leven te hechten.‘De bemoeiingen van haar geest waren elders’. ‘Een enkel voorwerp slechts trok haar aan; helaas! voor het moederhart eene vreeze te meer: het water.’ Het autistisch kind kent veel angsten, maar reëel gevaar onderkent het vaak niet. Het ziet geen auto's, het balanceert op balkonranden, loopt in het donker zonder zich te stoten. Watervrees kent het niet. Als het water ziet, loopt het er vaak zonder enige aarzeling regelrecht in, gekleed en wel. Het is niet alleen het water zelf - als materie - dat hem aantrekt: de herhaalde beweging van de golfslag kan hem urenlang boeien. Truken groeide op in een arm milieu: speelgoed waarmee een bewegingspatroon voortgebracht kan worden, zal ze niet gehad hebben. Geen wonder dat de waterspiegel haar aantrok als een van de weinige dingen in de omgeving die haar kon fascineren. Over volle wateremmers buigt Truken zich om met de mond het water aan te raken: een beweging die kenmerkend is voor autisten. Ze ruiken van heel dichtbij en tasten bijna met hun gezicht de materie af ‘Snuffelen’ noemt men het. Ook in de vijver snuffelde Truken aan de wateroppervlakte. Kneppelhout beschrijft in een prachtig beeld, dat het leek alsof ze haar spiegelbeeld opzocht en daar niet van gescheiden wilde worden. Terwijl haar grootvader op zijn sterfbed lag, trok ze weer naar de waterkant en omhelsde haar spiegelbeeld. Zelfmoord noemt Kneppelhout het. Maar het kind zonder watervrees dat de fantasie miste om zich werkelijk gevaar voor te stellen en het dus te vermijden, zal zo in beslag zijn genomen door de kalme golfslag, dat ze steeds verder het water inging tot ze zich niet meer kon helpen. Kneppelhouts interpretatie doet recht aan het raadsel van het verschijnsel. Het kindje heeft in haar spiegelbeeld de engel van de dood herkend en hem omhelsd, als het ware in zichzelf al de dood herkennend. Daarom wilde het niet van de wereld weten. Het kind was onthecht aan het aardse, omdat het een ‘kindeke van de dood’ was. De dood leek haar schoner dan het leven en Truken was in haar verliefdheid op haar spiegelbeeldige schoonheid verliefd op de dood. Terwijl de oude grootvader, de enige aan wie het kind ooit genegenheid had getoond, nog aan het sterven was, verenigde Truken zich met de dood.
Er zijn geen bronnen bekend die kunnen aantonen dat Kneppel hout in zijn omgeving inderdaad een autistisch kind gekend heeft. Hij laat het verhaal in het Sticht spelen en tekent het met juni 1843. In die tijd was Kneppelhout veel op ‘Huize Sterkenburg’ te Driebergen. Misschien heeft hij daar in gesprekken met dorpsbewoners gehoord over het vreemde kind. Kneppelhout staat niet alleen met zijn beschrijving van autis- | ||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||
ten al vóór het magische jaar 1943 van Kanner. Er is een opvatting die het ontstaan van sprookjes over wissel kinderen in verband brengt met het voorkomen van autistische kinderen. Deze sprookjes kwamen over de hele wereld voor en gingen meestal over het volgende: elfen stalen kinderen uit de wieg en legden er een zuigeling voor in de plaats met eenzelfde uiterlijk, maar die in wezen een oude elf of dwerg was. De moeder merkte aan het vreemde van het kind, dat er iets mis moest zijn. In Ierland werd deze wisseltruc toegepast door ‘the good people’. Het goede volk, dat leefde in het land van de jeugd, bestond uit verstoten engelen die niet in de hel verzonken waren. Zij waren onwaarschijnlijk mooi en hadden zowel een goede als een slechte kant. Een van hun kwade streken bestond eruit gezonde kinderen uit de wieg te stelen en een eigen zieke elf ervoor in de plaats te leggen. De gebroeders Grimm vertellen over de zieke ‘Wechselbalg’ uit de Ierse sprookjes het volgende: ‘Er zeigt alle böse Eigenschaften, ist heimtückisch, schadenfroh und obgleich unersättlich, will doch nichts an ihm gedeihen. Wird Gott erwähnt, so lacht er, sonst aber spricht er nicht, bis er auf eine besondere Weise genöthigt, die Stimme eines uralten Mannes ertönen lässt und sein Alter wohl selbst verräth’Ga naar eindnoot12. Daarnaast zijn er de vertellingen over wolvenkinderen en andere wilde kleinen die vaak even sprookjesachtig aandoen. Een aantal van deze verhalen berust echter op betrouwbare waarnemingen. Een van de beroemdste gevallen is Victor van Aveyron. Victor werd in 1799 in de bossen rond Aveyron gesignaleerd en na een jacht waaraan hij verschillende malen wist te ontkomen, nam men hem gevangen. Na enige tijd werd hij naar Parijs gebracht waar hij als een soort kermisattractie aan het publiek getoond werd. De arts J. Itard ontfermde zich over hem en bracht hem naar zijn doofstommeninstituut. Itard publiceerde een beschrijving van het kind, dat duidelijk overeenkomsten vertoont met autisten. Ook hij werd als doof beschouwd, hij fixeerde zijn ogen niet, hij was geobsedeerd door water en als 's nachts de maan in zijn kamer scheen stond hij op en staarde naar buiten. Het is echter niet duidelijk of de jongen autistisch gedrag vertoonde door zijn eenzaamheid, of dat hij in de steek was gelaten juist omdat hij gestoord was. Behalve vele sporen van het wilde leven, toonde zijn lichaam ook een groot horizontaal litteken over zijn hals. Had iemand geprobeerd zich van hem te ontdoen? Dezelfde twijfels gelden de meisjes Amala en Kamala die in 1920 in Midnapore in Indië ontdekt werden in een wolvenhol. Ze gedroegen zich als dieren en schuwden iedere betrekking met de buitenwereld. Ook van deze kinderen is het niet zeker of ze verlaten werden omdat ze vreemd waren, of dat ze vreemd werden door hun verlatenheid. Kaspar Hauser, het wilde kind dat in 1828 in Neurenberg opdook, was zeker geen autist. Hij zou opgevoed zijn door een oude man die hem alleen eten gaf en hem zijn naam leerde schrijven, maar niet met hem sprak. Kaspar haalde zijn achterstand in ontwikkeling snel in. In het contact bleek hij zeer sensibel te zijn en een fijnbesnaard moreel gevoel te hebben. De arts B. Bettelheim gelooft, dat veel van de verhalen over wolvenkinderen en wilde kinderen bedacht zijn om een verklaring te vinden voor hun contactarmoede. Eigenlijk zouden de wilde kinderen autisten zijn, waar de ouders geen weg mee wisten. Zij zouden des te makkelijker in de steek gelaten zijn, omdat het kind zich schijnbaar niet hecht aan de ouders. Ouders van autisten blijken zich dikwijls geen raad te weten met het kind: de ouders van wolvenkinderen lieten het in de steek, Trukens moeder werd neerslachtig, de moeder van Elly ondernam een achtjarige aanval op het fort dat het kind om zich heen gebouwd had. Kneppelhouts mystieke uitleg van het autistische kind is even sprookjesachtig als de kleine zelf: Truken is bezig met andere dingen, met betere dan waarmee wijzelf bezig zijn. Ze wil geen kontakt, omdat ze te zeer tegen het afscheid nemen opziet. Het is een mooie interpretatie, maar een oplossing is het niet. Voorde kenmerken van het autistisch kind gebruikte ik passim:
Over wisselkinderen en wilde kinderen las ik bij Bettelheim, Van Overeem, Park en Wing (zie boven) en verder bij:
|
|