En voor dat ja heeft u nu dus een uitdrukkingswijze gevonden.
Dat hoop ik. Ik heb het gevoel dat ik nu een bepaalde vormkracht gevonden heb, en een overtuiging, hoe je het wilt noemen, met alle relativering die erbij hoort, die mij ertoe brengt om zo te schrijven.
Ik moet erbij zeggen dat ik het ontzettend vind dat wij zowel door de Russen als door de Amerikanen van onze menselijke identiteit beroofd worden - en het allerergste door de kunst. Het ontzettendste voor mij is dat de kunstenaars zelf de kunst vermoorden. Als je neemt... ik ben ook in muziek geïnteresseerd... hoeveel mensen geen kaas van muziek gegeten hebben, überhaupt door geen muze ooit gezoend zijn. Neem die uitvoering laatst van de Figaro, het mooiste wat ooit een mens geschreven heeft... niet om uit te houden. En dat vind je in de hele kunstpraktijk op 't ogenblik. Als je 'n keer een mens vindt, een kunstenaar die wérkelijk iemand is... gelukkig bestaat dat nog, Reiner Kunze, dat is een vent die in staat is te zeggen: ik ben een christen, dús ik kan geen kommunist zijn. Eruit! ze hebben 'm eruit getrapt met vrouw en kind.
Het belangrijkste in onze situatie is dat wij de mens als mens moeten verdedigen tegenover al die krachten die hem vermoorden. Het enige dat wij als mens moeten verdedigen is de mens. En er bestaat geen uitdrukkingskracht die de mens zo uit zijn keel spreekt als het lachen - en dat is de humor. Als de mens niet lachen kan, dan leeft-ie niet. En ik ben ervan overtuigd: zolang als hij lacht is hij nog niet begraven.
Met welke schrijvers voelt u zich het meest verwant?
Ik ben erg op de Russen. Ik ben stapelgek op Tsjechow, dat vind ik ongelofelijk, daar ben ik gewoon verliefd op. Dan Dostojewski. En Gogolj natuurlijk. Die staat dichter bij me, omdat hij ook humorist is. Ook Toergenjew vind ik een grote schrijver, maar Tolstoj überhaupt niet. Je moet namelijk kiezen tussen Dostojewski en Tolstoj, allebei dat kan niet. En verder is Babel een grote leraar voor mij, Isaak Babel, dat is een gróte schrijver. Daar heb ik veel van geleerd, en Babel is weer een leerling van Tsjechow. Maar die moet ik allemaal in vertaling lezen, terwijl het Russen zijn - dat is natuurlijk quatsch. Mandelsjtam, een grote dichter - maar ik kan alleen zijn proza lezen dat uitgegeven is in het Duits.
En wat het Duits betreft: de grootste Duitser voor mij is Lessing. Lessing, dat is een belevenis, die is bijna zo groot voor mij als Mozart. Het is een ongeluk voor Duitsland dat ze Lessing niet gesnapt hebben, maar dat die moffen allemaal afstammen van een impotent gemaakt Schiller. Schiller was natuurlijk wel een grote man, maar Lessing was een groot mens. Lessing is de eerste die Spinoza gesnapt heeft, Lessing zei: als je filosofie zegt, zeg je Spinoza. Als Goethe zich ongelukkig voelde, wat las-ie? Spinoza. Als Tolstoj zich ongelukkig voelde, wat las-ie? Dostojewski. Wat heeft-ie gezegd, want ze liegen allemaal hoor: Dostojewski kan überhaupt niet schrijven, dan moet je Toergenjew lezen. Maar was las-ie als hij het moeilijk had? Dostojewski. En Goethe? Heeft het nooit over Spinoza gehad, maar zonder Spinoza is de hele Goethe niet te denken. Lessing, dat is iets zo fantastisch. Lessing is natuurlijk een filosoof, omdat hij een zelfstandig denkende geest was, maar hij is ook een humorist. Lessing is een man die heeft gezegd: Ik schrijf je helaas een lange brief, omdat ik geen tijd heb je een korte te schrijven. Dat is Lessing. Lessing heeft gezegd: Wie bij bepaalde dingen zijn verstand niet verliest, heeft er geen te verliezen. Lessing was de grootste Duitser die er geleefd heeft. Ik weet precies waarom ik jullie dat zeg. Kijk, Duitsland is van Luther tot aan Nietzsche een land waar menselijk iets aan ontbreekt. De mens in Duitsland is niet volwassen geworden. Dat was al bij Luther zo. Mijn leraar, ik had een grote leraar, Dr. Schlesinger, die zei: ‘Die Deutschen haben etwas Hämisches’, dat wil zeggen Schadenfreude, ze geven je een trap na, dat vinden ze nou mooi. En wie dat niet had, dat was Lessing. Het Duitse probleem is een heel ernstig probleem. Hitler is niet zomaar in de wereld gekomen.
Voelt u nog affiniteit met Duitsland nu?
Ach man, ik ben stapelgek van Duitsland. Als ik naar Duitsland ga, dan heb ik koorts, van ja en nee. Ik ben eigenlijk mof, hè. Het probleem Duitsland gaat me zeer aan. We waren in Oost-Duitsland met de auto, daar komt zo'n vent aan, die maakt de benzinetank open en gaat met zo'n stok naar binnen, mijn vrouw vraagt wat doen ze eigenlijk, ik zeg ze zoeken mensen, er mag geen mens door. Dat is het centrale probleem, de mens moet vermoord worden.
Kunt u iets zeggen over de verhouding fiktie-autobiografie in uw werk?
De fiktie is belangrijker dan de autobiografie. Ik geloof meer aan wat achter de verschijning ligt dan aan wat de verschijning zelf zegt. Ik leef niet voor mezelf, ik leef voor iets dat groter is dan ik. Dat is mijn overtuiging. 'n Mens leeft uitsluitend dan, als ín hem, door hem iets leeft dat groter is dan hij. Dat heeft niets met geloof te maken, dat is gewoon zo. De mens zelf is gewoon een stuk lijk, een toekomstig lijk, maar geleefd heb je alleen maar als door jezelf iets spreekt dat groter is dan jezelf. En daarvoor ben je hier, dat is je taak, van jullie en van mij. Ieder moet dat op eigen manier doen. Als je alleen maar bent wat je hier zo dagelijks moet, dus iemand die vreet en zuipt en slaapt en poept - dat is niet interessant. Interessant in het leven is wat groter is dan wij, en er zíjn dingen die groter zijn dan wij. Dat heeft Plato al geweten.
En door de manier waarop u aan uw verhalen werkt, brengt u dat dus impliciet tot uitdrukking. Want nergens in uw verhalen staat direkt iets van uw filosofie uitgesproken.
Dat moet ook niet. Ik vind dat het foutste wat er is als je theoretiseert. Preken moet een predikant doen, maar een schrijver is geen predikant. Je moet zo kompleet mogelijk de werkelijkheid zoenen. Ik kijk met mijn neusgaten, en zo neem ik op. Als iets niks voor me is, dan laat ik 't liggen. Maar alles wat menselijk is, daar hou ik van. En dit boek, dat is me nog nooit gebeurd, daar heb ik nog altijd plezier in als ik 't lees, voor de duizendste keer.