Pinocchio is, hoe vreemd het misschien ook klinkt, een boek dat doortrokken is van pedagogie, maar dan een pedagogie die niet gebaseerd is op abstracte theorieën, maar op de nuchtere praktijk van iedere dag, die nu eens hoopgevend en dan weer teleurstellend is. Hiermee bedoel ik dat het boek wat zijn pedagogische kanten betreft inspeelt op de normale ervaringswereld zowel van de kinderlijke als van de volwassen lezers: de kinderen, die braaf en gehoorzaam wíllen zijn maar het vaak niet kúnnen, vereenzelvigen zich met de hoofdpersoon; de volwassenen, die zelfkind geweest zijn en weten waar het uiteindelijk allemaal op uitdraait, identificeren zich met de schrijver. Pedagogisch ideaal en pedagogische realiteit verstrengelen zich in het boek op een zeer gecompliceerde manier en komen voortdurend met elkaar in botsing, zoals dat in de dagelijkse werkelijkheid ook het geval is. Waarbij Collodi - Toscaan tot in alle vezels van zijn lichaam - steeds de kant van het realisme kiest, een realisme dat onder andere tot uiting komt in de vorm van een relativerende en hartverwarmende ironie. Voor wie tussen de regels door weet te lezen, straalt het boek een zeer grote praktische levenswijsheid uit: gelukkig vaag en indirect, want anders zou het geen literatuur zijn. Het lijkt misschien wat ver gezocht, maar je zou Collodi kunnen zien als de Machiavelli van de pedagogie: zoals zijn beroemde stadgenoot dat expliciet deed in Il Principe, zo benadrukt Collodi impliciet in Pinocchio het grote verschil dat er bestaat tussen ‘hoe men leeft en hoe men zou moeten leven’. Het feit dat hij toen hij zijn boek schreef 55 jaar was, zal aan dit aspekt van levenservaring en mensenkennis wel niet vreemd geweest zijn.
Het gekke is dat de schrijver, toen hij het verhaal in 1881-1882 als feuilleton in de Giornale per i bambini liet verschijnen, er eigenlijk niet zo veel in zag: na 15 hoofdstukken wilde hij er de brui aan geven, en de hoofdredacteur Guido Biagi kon hem slechts met de grootste moeite - en pas na drie maanden - ertoe bewegen door te gaan met schrijven. De 15 hoofdstukken werden er tenslotte 36, en in 1883 kwam er zelfs een uitgave tot stand, die tot verrassing van de schrijver een enorm succes werd. Het boek werd daarna om de paar jaar herdrukt, inspireerde toneelschrijvers, beeldende kunstenaars, filmregisseurs, liedjeszangers en reclamejongens, en natuurlijk werd het in vele talen bewerkt, naverteld en vertaald.
De onlangs bij de Arbeiderspers uitgekomen nieuwe vertaling kan, zoals de advertenties al aankondigden, inderdaad omschreven worden als ‘de mooiste Pinokkio ooit in Nederland verschenen’. De suggestieve illustraties van William D. Kuik (jammer dat ze niet evenals het omslag in kleur zijn), het kloeke formaat, de royale bladspiegel en de fraaie letter maken het boek - voor zover ik dat als leek tenminste kan beoordelen - tot een excellent voorbeeld van boekdrukkunst. Uiteraard zijn er van het boek al meer versies in het Nederlands verschenen, die gedeeltelijk nog normaal in de winkel te koop zijn. Maar deze Pinokkio van de Arbeiderspers verschilt van de rest vooral hierin, dat de andere uitgeverijen vrijwel allemaal bewerkingen of navertellingen zijn, terwijl het hierom een rechtstreekse vertaling gaat. En aangezien de literaire betekenis van de Italiaanse Pinocchio niet kan worden losgemaakt van de taal waarin het boek geschreven is waren mijn verwachtingen juist op dit punt hoog gespannen.
Maar de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat de vertaling van Nanny Klinkert-Pötters Vos mij juist wat dit facet betreft wat is tegengevallen, niet qua leesbaarheid in het Nederlands maar in vergelijking met het origineel. Le avventure di Pinocchio is een boek dat, als je het gaat vertalen, gemakkelijk lijkt, maar moeilijk is. Dit komt omdat Collodi een opvallend vlot en plastisch Italiaans schrijft en zijn verhalen doorspekt met woordspelletjes, klankeffecten, spreekwoorden, parodieën, onomatopeeën, allitteraties en wat dies meer zij. Op dit punt heeft de vertaalster nogal wat dingen over het hoofd gezien, althans niet in het Nederlands overgebracht. Ik wil, om duidelijk te maken om wat voor soort fouten het gaat, één voorbeeld geven, namelijk de passage in hoofdstuk 33, waar de circusdirekteur zich met veel aplomb tot het publiek richt met een stortvloed van verkeerd gebruikte en ‘kromme’ woorden. In deze zeer geestige toespraak mist de vertaalster achtereenvolgens de parodiërende pointe van zeker tien à vijftien woorden. En nu weet ik wel dat het niet zo eenvoudig is om er een efficiënte ‘vertaling’ van te geven, maar met een beetje vindingrijkheid (eventueel met inschakeling van het Simplistisch Verbond) had er toch een veel beter resultaat uit de bus kunnen komen.
De vertaling is trouwens ook verder niet vlekkeloos. Zonderdat ik er naar zocht vielen mij bij het lezen de volgende fouten op: ‘houten hoofd’ in hoofdstuk 4 is geen juiste weergave van ‘testa di legno’, dat immers zo iets als ‘eigenwijs persoon’ betekent (‘harde kop’ zou een oplossing geweest zijn); ‘hoi’ in hoofdstuk 12 is een komische mis-vertaling van ‘ohi’, dat een uitroep van wanhoop is; ‘waaghals’ in hoofdstuk 29 is niet correct, want ‘rompicollo’ betekent ‘ruziemaker’. Verder is het vreemd dat in hoofdstuk 10 ‘Pulcinella’ één keer vertaald wordt met ‘Hansworst’ en daarna steeds met ‘Jan Klaassen’, terwijl in hetzelfde hoofdstuk de Commedia dell'Arte-figuur Rosaura in de Nederlandse tekst zelfs helemaal ontbreekt (waarom niet ‘vrij’ vertaald met ‘Katrijn’). Ook het nawoord wordt door slordigheden ontsierd: de vertaalster verwart daarin Speelgoedland met Domkoppengrijpstad, ze beweert ten onrechte dat Collodi boeken heeft geschreven die wij met het woord romans aanduiden en ze noemt als ontstaansjaar van het boek 1859 in plaats van 1881-1882.
Uit het feit dat ik de vertaling nogal heb bekritiseerd op het punt van taalgebruik en stijl, gelieve men overigens niet de conclusie te trekken dat Pinokkio geen boeiend boek zou zijn. De Nederlandse lezer zal in het algemeen weinig van de tekortkomingen merken omdat hij de Italiaanse grondtekst niet kent en het verschil hem dus ontgaat. Maar het is en blijft jammer dat hij, omdat de vertaling juist op het punt van de artistieke verwoording tekort schiet, zoveel van Collodi's puntige spel met de taal moet missen.
Frans van Dooren