De Revisor. Jaargang 4
(1977)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
Ishû2.
Een pelgrimsstaf,
op eigen houtje ginder,
door het zomergroen.
| |
Kigin3.
‘Ach, voorjaarsmoeheid,’
zei ze eerst. Toen kwamen
de tranen.
| |
Bashô4.
Pruimebloesemgeur,
en plotseling de zon
over het bergpad.
5.
Vannacht onder één dak
met vrouwen: madelieven
en de maan.
6.
De tempelbel verstomt:
bloemen geuren verder
in de avond.
7.
De hete zon,
in zee gedreven
door de stroom.
8.
Vlooien; wandluizen;
een paard dat pist
bij mijn hoofdkussen.
9.
Bij mij thuis
zijn de muggen klein:
wat een feest.
10.
De oude vijver;
een kikker springt in
het water - dat geluid.
11.
Met je stem mee
ben je hem gepiept,
cicade, uit je huls.
12.
Gerstearen,
stijf vastgegrepen
bij het afscheid.
13.
Ochtendschemer;
door de nevel zwerven
bronzen tonen.
1
tsuki-kage/wo//kumi-koboshikeri//chôzubachi
maan-spiegeling/haar//opscheppen-morsen//waskom
2
junrei/no//bô/bakari/yuku/natsu-no/kana
pelgrim/'s//staf/slechts/gaan//zomer-land//kana
3
natsu-yase/to//kotaete/ato/wa//namida/kana
zomer-zwakte/aldus//antwoorden/gevolg/dat//traan/kana
4
ume/ga/ka/ni//notto/hi/no/deru//yama-ji/kana
pruim/'s/geur/in//plots/zon/'s/opgaan//berg-pad/kana
5
hitotsu-ya/ni//yûjo/mo/netari//hagi/to/tsuki
één-huis/in//proslituee/ook/verblijven//witte klaver/en/maan
6
kane/kiete//hana/no/ka/wa/tsuku//yûbe/kana
bel/verstommen//bloem/'s/geur/die/voortzetten//avond/kana
7
atsuki/hi/wo//umi/ni/irelari//mogami-gawa
heet/zon/hem//zee/in/indrijven//mogami-rivier
8
nomi/shirami//uma/no/nyô/suru//makura-moto
vlo/luis//paard/'s/plas/doen//kussen-bij
9
waga/yado/wa//ka/no/chiisaki/wo//chisô/kana
mijn/huis/daar//mug/'s/klein/wat//feest/kana
10
furu/ike/ya//kawazu/tobikomu//mizu/no/oto
oud/vijver/ya//kikker/inspringen//water/'s/geluid
11
koe/ni/mina//nakishimôte/ya//semi/no/kara
stem/in/geheel//uitschreeuwen/ya//cicade/'s/huls
12
mugi/no/ho/no//chikara/ni/tsukamu//wakare/kana
gerst/'s/aar/'s//kracht/mee/grijpen//afscheid/kana
13
ake-bono/ya//kiri/ni/uzumaku//kane/no/koe
ochtend-schemer/ya//mist/in/dwalen//bel/'s/stem
| |
[pagina 54]
| |
[pagina 55]
| |
14.
In de tempel vannacht
was het mijn ware aanschijn
dat de maan zag.
15.
De maan daalde af;
niets bleef dan van de tafel
de vier hoeken.
16.
Zelfs wilde zwijnen
worden voortgeblazen door
de herfststorm.
17.
Hoe witte dauw
smaakt naar het ene -
vergeet het niet.
18.
Een hele familie,
vergrijsd en met stokken,
op grafbezoek.
19.
Geen dauwdruppel
valt van de witte klaver,
die maar wiebelt.
20.
Winter rond mijn hut;
weer komt een tijd van zitten
tegen deze stut.
21.
Por op het vuur,
dan laat ik je wat moois zien:
een sneeuwbal.
22.
De winterstorm
trok zich terug in de bamboes
en ging liggen.
23.
Winter op zijn kaalst:
in een wereld van één kleur
maakt de wind kabaal.
24.
De olie bevriest,
de lamp brandt al lager:
uur van inkeer.
25.
Zo nog op reis, zo ziek;
mijn dromen gaan over dood land
en dwalen.
| |
Etsujin26.
Alweer een jaar;
vader krijgt mijn witte haar
niet onder ogen.
| |
Kyorai27.
Alsof hij niet verroert,
daar op de akker met zijn hak,Ga naar voetnoot1
de boer.
28
De broers wierpen
elkaar een blik toe:
een koekoek riep.Ga naar voetnoot2
29.
Mijn oude dorp,
hoogstens nog pleisterplaats
nu de vogels trekken.
30.
‘Ja, binnen,’ roep ik,
maar dat geklop houdt aan
op mijn besneeuwde deur.
| |
Ransetsu31.
Eén pruimebloesem meer:
één pruimebloesem
warmer weer.
14
tera/ni/nete//makoto-gao/naru//tsuki-mi/kana
tempel/in/verblijven//waar-gezicht/zijn//maan-zien/kana
15
iru/tsuki/no//ato/wa/tsukue/no//yo-sumi/kana
ingaan/maan/'s//gevolg/dat/tafel/'s//vier-hoek/kana
16
inoshishi/mo//tomo/ni/fukaruru//nowaki/kana
wild zwijn/zelfs//samen/in/blazen//herfststorm/kana
17
shira-tsuyu/ni//sabishiki/aji/wo//wasururu/na
wit-dauw/'s//eenzaamheid/smaak/die//vergeten/niet
18
ikka/mina//shira-ga/ni/tsue/ya//haka-mairi
familie/geheel//wit-haar/met/stok/ya//graf-bezoeken
19
shira-tsuyu/mo/kobosa-nu/hagi/no//uneri/kana
wit-dauw/zelfs//vallen-niet/witte klaver/'s//golven/kana
20
fuyu-gomori//mata/yorisowan//kono/hashira
winter-afzondering//opnieuw/leunen//deze/paal
21
kimi/hi/wo/take//yoki/mono/misen//yuki-maruge (6//7//5)
jij/vuur/dat/hoog//mooi/ding/tonen//sneeuw-bal
22
kogarashi/ya//take/ni/kakurete//shizumarinu
winterstorm/ya//bamboe/in/verbergen//verstillen
23
fuyu-gare/ya//yo/wa/hito/ito/ni//kaze/no/oto
winter-doodsheid/ya//wereld/die/één/kleur/in//wind/'s/geluid
24
abura/kôri//tomoshibi/hosoki//nezame/kana (6//7//5)
olie/bevriezen//licht/smal//berouwen/kana
25
tabi/ni/yande//yume/wa/kare-no/wo//kakemeguru (6//7//5)
reis/op/ziek worden//droom/die/dood-land/daar//dwalen
26
yuku/toshi/ya//oya/ni/shira-ga/wo//kakushikeri
gaan/jaar/ya//vader/voor/wit-haar/dat//verbergen
27
ugoku/tomo//miede/hata/utsu//otoko/kana
bewegen/hoewel//niet schijnen/veld/slaan//man/kana
28
kyôdai/ga//kao/miawasu/ya//hototogisu
broer/'s//gezicht/blik/wisselen/ya//koekoek
29
furu-sato/mo//ima/wa/karine/ya//watari-dori
oud-dorp/zelfs//nu/dat/siesta/ya//trek-vogel
30
ô-ô/to//iedo/tatku/ya//yuki/no/mon
ja-ja/aldus/nochtans/kloppen/ya//sneeuw/'s/poort
31
ume/ichi-rin//ichi-rin/hodo/no//atatakasa (6//7//5)
pruim/één-bloem//één-bloem/mate/'s//warmte
| |
[pagina 56]
| |
Raizan32.
Een witvisje:
alsof het water verschoot
van kleur.
33.
Ik pluk erop los
en pluk en laat maar vallen:
dat lentegras.
34.
Door een kier kwam
de gedaante van de herfst:
een grillige kaarsvlam.
35.
Liggend hef ik
mijn hoofd op, overzie
mijn kou.
| |
Bonchô36.
De takken in de mijt,
gekapt voor het haardvuur,
botten uit.
37.
Harde wind,
in het luchtruim met
de maan alleen.
| |
Kyoroku38.
Een witte wolk
en daarboven de stem
van een leeuwerik.
| |
Riyu39.
Stapelwolken;
de molensteen bij buurvrouw
knarst.
| |
Jôsô40.
Een regenbui:
langs de bamboes stroomt het
van de mieren.
41.
De regen plet
de gerstehalmen:
smal is het pad.
42.
Eenzaamheid,
zonder einde nu het
ijzelt.
| |
Kakei43.
Klimopbladeren,
stuk voor stuk bewegend
in de herfstwind
| |
Hokushi44.
De akkers over
dreunt de tempel trom;
stapelwolken.
45.
Ik hang de maan
in een den en maak hem los,
al ziende.
| |
Kikaku46.
Muggenkolommen;
mijn dromen als zweefbrug
daarover.
47.
‘Een brief, meneer.’
Maar eerst kreeg ik een bloesemtak
van de koerier.
32
shira-uo/ya//sanagara/ugoku//mizu/no/iro
wit-vis/ya//alsof/bewegen//water/'s/kleur
33
mushitte/wa//mushitte/wa/sutete//haru/no/kusa (5//8//5)
plukken/dit//plukken//dit/weggooien//lente/'s/gras
34
amado/kosu//aki/no/suagta/ya//hi/no/kurui
luik/passeren//herfst/'s/gedaante/ya//vlam/'s/flakkeren
35
waga/neta/wo//kubi/agete/miru//samusa/kana
mijn/liggende gestalte/die//hoofd/optillen/zien//kou/kana
36
honeshiba/no//karare/nagara/mo//ki-no-me/kana
brandhout/'s//hakken/hoewel/zelfs//boom-'s-loot/kana
37
fuku/kaze/no//aite/ya/sora/ni//tsuki/hitotsu
blazen/wind/'s//metgezel/ya/lucht/in//maan/één
38
shira-kumo/no//ue/ni/koe/aru//hibari//kana
wit-wolk/'s//boven/op/stem/zijn//leeuwerik/kana
39
kumo/no/mine//ishi/usu/wo/hiku//tonari/kana
wolk/'s/piek//steen-molen/hem/malen//hiernaast/donder/kana
40
shira-ame/ni//hashirikudaru/ya//take/no/ari
wit-regen/in//rennen/ya//bamboe/'s/mier
41
ame/ni/orete//ha-mugi/ni/semaki//ko-michi/kana (6//7//5)
regen/door/krommen//halm-gerst/door/smal//klein-weg/kana
42
sabishisa/no//soko/nukete/furu//mizore/kana
eenzaamheid/'s//bodem/uitvallen/vallen//ijzel/kana
43
tsuta/no/ha/ya//nokorazu/ugoku//aki/no/kaze
klimop/'s/blad/ya//alle/bewegen//herfst/'s/wind
44
no-yashiro/ni//taiko/uchi/keri//kumo/no/mine
land-heiligdom/in//trom/slaan/keri//wolk/'s/piek
45
tsuki/wo/matsu/ni//kaketari/hazushite/mo//mitari (6//9//3)
maan/die/den/in//ophangen/afnemen/ook//zien
46
ka-bashira/ni//yume/no/uki-bashi//kakaru/kana
mug-zuil/op//droom/'s/zweef-brug//hangen/kana
47
fumi/wa/ato/ni//ume/sas hüdasu//tsukai/kana (6//7//5)
brief/daar/achter/aan//pruimebloesem/aanbieden//koerier/kana
| |
[pagina 57]
| |
48.
Míjn sneeuw,
denk ik - en licht voelt
mijn hoed.
| |
Shôfu-ni49.
De herfstmaan
werkt zich ruggelings om
de verandapaal.
| |
Fugyoku50.
Die maan! Waar leeg ik
mijn kwispedoor. Nergens
een donkere plek.
| |
Onitsura51.
Ogen heen en weer
en op en neer mijn neus:
die lentebloemen hier.
52.
De nachtegaal
tussen de pruimebloesem,
eeuwen al.
53.
Kersebloesem weer:
elke vogel heeft twee poten,
ieder paard vier.
54.
Een koele bries,
de lucht vervuld van
dennengeruis.
55.
Sprong een forel
over de trage wolken
in de stroom.
| |
Rôka56.
Een waterhoentje
rimpelt met haar borst
de kersebloesem.
| |
Otsuyu57.
Een zwaluw
- wat vergeten? -
buitelt.
| |
Kakô58.
Een last aan wind
vervoert hij in de hitte,
de waaierventer.
| |
Achttiende eeuwChiyo-ni59.
Niets raap ik op
of het schijnt te bewegen,
hier aan het ebstrand.
60.
De hengellijn
raakt zijdelings
de zomermaan.
| |
Yayû61.
Nieuwjaarsdag:
heel wat voeten in de sneeuw.
Nijdig? Ach.
62.
Niezend moest ik
je uit het oog verliezen,
leeuwerik.
| |
Ryôta63.
Nagezeten,
schuilt hij in de maan,
de vuurvlieg.
64.
De maan,
in het water, buitelt
en drijft heen.
48
waga/yuki/to//omoeba/karushi//kasa/no/ue
mijn/sneeuw/aldus//denken/licht//hoed/'s/op
49
mei-getsu/ya//motarete/mawaru//en-bashira
helder-maan/ya//leunen/draaien//veranda-paal
50
mei-getsu/ya//haifuki/suteru//kage/mo/nashi
helder-maan/ya//kwispedoor/legen//schaduw/zelfs/niet zijn
51
me/wa/yoko/ni//hane/wa/tate/nari//haru/no/hana
oog/dat/horizontaal/met//neus/die/verticaal/zijn//lente/'s/bloem
52
uguisu/ya//ume/ni/tomaru/wa//mukashi/kana
nachtegaal/ya//pruim/in/zitten/dat//oudsher/kana
53
sakura/saku/koro//tori/ashi/ni-hon//uma/shi-hon (7//7//5)
kers/bloeien/tijd//vogel/poot/twee-stuk//paard/vier-stuk
54
suzu-kaze/ya//kokû/ni/michite//matsu/no/koe
koel-wind/ya//lucht/in/vervullen//den/'s/stem
55
tobu/ayu/no//soko/ni/kumo/yuku//nagare/kana
springen/forel/'s//bedding/in/wolk/gaan//stroom/kana
56
mizu-tori/no//mune/ni/wake-yuku//sakura/kana
water-vogel/'s//borst/aan/scheiden-gaan//kersebloesem/kana
57
tsubakuro/ya//nani/wo/wasurete//chûgaeri
zwaluw/ya//wat/dat/vergeten//buiteling
58
kaze/ikka//ninau/atsusa/ya//uchiwa-uri
wind/één last//dragen/hitte/ya//waaier-venter
59
mirou/mono//mina/ugoku/nari//shio-higata
oprapen/ding//elk/bewegen/schijnen//eb-strand
60
tsurizao/no//ito/ni/sawaru/ya//natsu/no/tsuki
hengel/'s//lijn/aan/raken/ya//zomer/'s/maan
61
ganjitsu/ya//yuki/wo/fumu/hito//nikukara-zu
nieuwjaarsdag/ya//sneeuw/die/betreden/mens//haten-niet
62
kusame/shite//miushinaitaru//hibari/kana
nies/doen//uit hel oog verliezen//leeuwerik/kana
63
owarete/wa//tsuki/ni/kakururu//hotaru/kana
achtervolgen/hier//maan/in/verbergen//vuurvlieg/kana
64
mizu/no/tsuki//mondari/utte//nagarekeri
water/'s/maan//buiteling/volvoeren//stromen
| |
[pagina 58]
| |
[pagina 59]
| |
65.
Ze zwegen ervan,
de gast, de gastheer,
de witte chrysant.
| |
Taigi66.
De brug vergaan,
volk op de oevers,
zomermaan.
67.
Even een dutje;
de hand die bewoog ligt stil
om de waaier.
68.
Een vuurvlieg glimt.
‘Kijk,’ zeg ik bijna, maar
ik ben alleen.
69.
Toen ik keek vanochtend
stond hij deze kant op,
de vogelverschrikker.
70.
Hoe raak ik die hond,
zonder één enkele steen
onderde wintermaan.
71.
Winter rondom;
mussen scharrelen
in de ton.
| |
Buson72.
Pruimebloesem geurt
naar hoger regionen:
om de maan een waas.
73.
Laag
te paard door
de neveldag.
74.
Met mijn hak alleen;
de wolk die niet bewoog
is heen.
75.
De lentezee,
de hele dag in deining,
in deining.
76.
Een bliksemflits
en luister: van de bamboes
druppelt dauw.
77.
Zomerkoelte;
de tempelbel verlaten
door zijn stem.
78.
Avondwind
en water, een reigerpoot
omkabbelend.
79.
Spinnewebben,
hete dingen daar, tussen
de zomerbomen.
80.
Een koekoek
dook over de doodkist
uit het wolkenpak.
81.
De ochtendbries
blies, zag ik, door de haren
van de rups.
82.
Bladstil bloeien
- gasten stromen binnen -
de pioenen.
65
mono/iwa-zu//kyaku/to/teishu/to//shira-giku/to
ding/zeggen-niet//gast/en/gastheer/en//wit-chrysant/en
66
hashi/ochite//hito/kishi/ni/ari//natsu/no/tsuki
brug/vallen//mens/oever/op/zijn//zomer/'s/maan
67
hirune/shite//te/no/ugoki-yamu//uchiwa/kana
siesta/doen//hand/'s/bewegen-ophouden//waaier/kana
68
tobu/hotaru//are/to/iwan/to//hitori/kana
flitsen/vuurvlieg//dat/aldus/zeggen/en//alleen/kana
69
kesa/mireba//kochira/muitaru//kakashi/kana
vanochtend/kijken//hierheen/keren//vogelverschrikker/kana
70
inu/wo/utsu//ishi/no/sate/nashi//fuyu/no/tsuki
hond/hem/treffen//steen/'s/echter/niet zijn//winter/'s/maan
71
fuyu-gare/ya//suzume/no/ariku//toi/no/naka
winter-doodsheid/ya//mus/'s/scharrelen//ton/'s/binnenste
72
ume/ga/ka/no//tachinoborite/ya//tsuki/no/kasa
pruim/'s/geur/'s//opstijgen/ya//maan/'s/nimbus
73
se/no/hikuki//uma/noru/hi/no//kasumi/kana (5//6//6)
rug/'s/laag//paard/rijden/dag/'s//nevel/kana
74
hata/utsu/ya//ugoka-no/kumo/mo//nakunarinu
land/slaan/ya//bewegen-niet/wolk/toch//weg zijn
75
haru/no/umi//hinemosu/notari//notari/kana
lente/'s/zee//hele dag/wentelen//wentelen/kana
76
inazuma/ni//kobururu/oto/ya//take/no/tsuyu
bliksemflits/bij//vallen/geluid/ya//bamboe/'s/dauw
77
suzushisa/ya//kane/wo/hanaruru//kane/no/koe
koelte/ya//bel/hem/verlaten//bel/'s/stem
78
yû-kaze/ya//mizu/aosagi/no//hagi/wo/utsu
avond- wind/ya//water/reiger/'s//poot/hem/slaan
79
kumo/no/su/wa//atsuki/mono/nari//natsu/kodachi
spin/'s/web/dat//heet/ding/zijn//zomer/bosje
80
hototogisu//hitsugi/wo/tsukamu//kumo/ma/yori
koekoek//doodkist/hem/grijpen//wolk-ruimte/uit
81
asa-kaze/no//ke/wo/fuki-miyuru//ke-mushi/kana
ochtend-wind//haar/dat/blazen-zien//haar-rups/kana
82
seki/to/shite//kyaku/no/taema/no//botan/kana
stil/dat/doen//gast/'s/steeds/bij//pioen/kana
| |
[pagina 60]
| |
83.
Ging ik de poort uit,
dan was ook ik reiziger
laat door de herfstdag.
84.
Herfstwind
om de grafpalen: overal
schaafkrullen.
85.
Witte dauw over
de braamstruik: geen doorn
zonder druppel.
86.
De boer kijkt even
bij de vogelverschrikker
en komt terug.
87.
Westenwind:
het oosten stilaan volgetast
met bladeren.
88.
Mijn laatste tanden
op het ijs van mijn penseel,
verbijt ik de avond.
89.
Wintermaan;
ik passeer een monnik
op de brug.
90.
De Grote Abt
bedenkt met zijn behoefte
het dode land.
91.
Winterstorm:
rotsstenen scheuren
de stem van de stroom.
| |
Skôka92.
De lente komt
nu zacht een kraanvogel
één poot verzet.
| |
Tairo93.
Op mijn hand weerom
met in zijn valkeoog
de lage zon.
94.
Die geknakte pioen,
en o, mijn vader, woedend.
Was het maar weer toen.
| |
Oemaru95.
Zijn achtervolger
licht hij bij,
de vuurvlieg.
96.
Vorig jaar schold ik
hem weg van de meloenen:
nu offer ik ze hem.
| |
Rankô97.
Witte camelia's;
op hun val na geen gerucht
onder de maan.
| |
Chora98.
In dat bed
komen mijn bamboes:
dus, heer Pad...
99.
Etenstijd: aan de deur
verschijnt de lange schaduw
van de herfstzon.
100.
Wintermaan;
rivierwind komt de stenen
slijpen.
83
kado/wo/dereba//ware/mo/yuku-hito//aki/no/kure (6//7//5)
poort/hem/uitgaan//ik/ook/reizen-mens//herfst/'s/avond
84
aki-kaze/no//chiru/ya/sotoba/no//kanna-kuzu
herfst-wind/in//verstrooien/ya/grafpaal/'s//schaaf-krul
85
shira-tsuyu/ya//ibara/no/tage/ni//hitotsu-zutsu
wit-dauw/ya//braamstruik/'s/doorn/aan//één-druppel
86
hata-nushi/no//kakashi/mimoute//modori/keri
land-eigenaar/'s//vogelverschrikker/zien//terugkeren/keri
87
nishi/fukaba//higashi/ni/tamaru//ochi-bakana
westen/waaien//oosten/in/verzamelen//vallen-blad/kana
88
ha/arawa/ni//sude/no/kôri/wo//hamu/yo/kana
tand/blijven/met//penseel/'s/ijs/dat//bijten/avond/kana
89
kangetsu/ya//sô/ni/yukiau//hashi/no/ue
wintermaan/ya//monnik/bij/passeren//brug/'s/op
90
dai-toko/no//fun/hiriowasu//kare-no/kana
groot-abt/'s//ontlasting/bemesten//dood-land/kana
91
kogarashi/ya//iwa/ni/sakeyuku//mizu/no/koe
winterstorm/ya//rots/op/scheuren//water/'s/stem
92
haru/tatsu/ya//shizuka/ni/tsuru/no//ippo/yori
lente/opstaan/ya//stilte/in/kraanvogel/'s//één pas/uit
93
te/ni/modoru//taka/no/manako/ni//iri-hi/kana
hand/op/terugkeren//valk/'s/oog/in//ondergaan-zon/kana
94
botan/orishi/chichi/no/ikari/zo//natsukashiki (6//7//5)
pioen/breken//vader/'s/woede/zo//verlangen
95
ou/hito/ni//akari/wo/misuru//hotaru/kana
achtervolgen/mens/aan//licht/dat/geven//vuurvlieg/kana
96
kyo-nen/made//shikatta/uri/wo//tamuke/keri
vorig-jaar/nog//berispen/meloen/om//offeren/keri
97
shiro-tsubaki//otsuro/oto/nomi//tsuki-yo/kana
wit-camelia//vallen/geluid/slechts//maan-avond/kana
98
soko/noite//take-ue-sase/yo//hikigaeru
daar/weggaan//bamboe-planten-toestaan/yo//pad
99
meshi-doki/ya/toguchi/ni/aki/no//iri-hi/kage
avondeten-tijd/ya//deur/bij/herfst/'s//ondergaan-zon/schaduw
100
fuyu/no/tsuki//kawa-kaze/iwa/wo//kezuru/kana
winter/'s/maan//rivier-wind/steen/hem//slijpen/kana
| |
[pagina 61]
| |
Gyôdai101.
De lentebries
solt met de sjieke vrouw:
haar ergernis!
102.
Bladeren rijzen
vallend op, regen klettert
op regen.
| |
Kitô103.
De zon gaat onder
in de lenteavond; nee maar,
stijgt het water?
104.
Een dode;
op zijn bamboe grafpaal
een libelle.
| |
Ampû105.
Alleen een kreet
viel uit de hemel, nergens
de leeuwerik.
| |
Issa106.
De eerste hemel
van het jaar, nu ginder
rook opkringelt.
107.
Het dooit;
de dorpsstraat stroomt vol
kinderen.
108.
Vanaf heden
ben je japanse ganzen:Ga naar voetnoot1
slaap in vrede.
109.
De Grote Boeddha:
uit zijn neusgat vloog
een zwaluw.
110.
Lenteregen;
een muis lest zijn dorst
met de rivier.
111.
Mussejong daar,
van-dat-pad-af-van-dat-pad-af
voor meneer Paard.
112.
Ze slaan op de vlucht,
de schietmotten; ouders
erbij en klein grut.
113.
Kruipend waag ik m e
de hangbrug over; dan,
onder me: ‘Koekoek.’
114.
Hier, vlo, hier,
niet daar: daar is
de rivier.
115.
Laat toch zitten
die vlieg. Hij wringt zijn handen,
hij wringt zijn voeten.
116.
Eén persoon
en ook één vlieg
in de salon.
117.
Een mug om het bed.
‘Zoem,’ deed hij enkel
en was verbrand.
101
haru-kaze/ni//osaruru/bijo/no//ikari/kana
lente-wind/in//grijpen/belle/'s//woede/kana
102
ochi-ba//ochi-kasanarite/ame//ame/wo/utsu (3//9//5)
vallen-blad//vallen-ophopen/regen//regen/die/slaan
103
hi/wa/ochite//masu/ka/to/miyuru//haru/no/mizu
zon/die/ondergaan//groeien/ka/aldus/zien//lente/'s/water
104
naki/hito/no//shirushi/no/take/ni//tombo/kana
dood/mens/'s//teken/'s/bamboe/op//libelle/kana
105
koe/bakari//ochite/ato/naki//hibari/kana
stem/slechts//vallen/gevolg/niet zijn//leeuwerik/kana
106
hatsu-zora/wo//ima/koshiraeru//kemuri/kana
eerst-hemel/hem//nu/maken//rook/kana
107
yuki/tokete//mura/ippai/no//kodomo/kana
sneeuw/smelten//dorp/vol/van//kind/kana
108
kyô/kara/wa//nihon/no/kari/zo//raku/ni/ine
vandaag/vanaf/hier//japan/'s/gans/zo//vrede/in/slapen
109
dai-butsu/no//hana/kara/detaru//tsubame/kana
groot-boeddha/'s//neus/van uit/komen//zwaluw/kana
110
harusame/ya//nezumi/no/nameru//sumida-gawa
lenteregen/ya//muis/'s/oplikken//sumida-rivier
111
suzume/no/ko//soko/noke/soko/noke//o-uma/ga/toru (5//8//6)
mus/'s/jong//daar/weggaan/daar/weggaan//ou-paard/hij/komen
112
nigeru/nari//shimi/ga/naka/ni/mo//oya/to/ko/yo
rennen/zijn//schietmot/hier/midden/in/ook//ouder/en/koud/yo
113
haiwataru//hashi/no/shita/yori//hototogisu
overkruipen//brug/'s/onder/uit//koekoek
114
tobu/na/nomi//sore/sore/soko/wa//sumida-gawa
springen/niet/vlo//dat/dat/daar/dat//sumida-rivier
115
yare/utsu/na//hae/ga/te/wo/suri//ashi/wo/suru
ach/slaan/niet//vlieg/hij/hand/die/wringen//voet/die/wringen
116
hito/hitori//hae/mo/hitotsu//ö-zashiki
mens/alleen//vlieg/ook/één//groot-kamer
117
neya/no/ka/no//bun/to/bakari/ni//yakarekeri
slaapkamer/'s/mug/'s//zoem/aldus/slechts/met//verbranden
| |
[pagina 62]
| |
[pagina 63]
| |
118.
Vlak voor mijn voet:
hoe lang al,
slak?
119.
Iemand sprak
en meteen viel een teek
uit het bladerdak,
120.
De dag breekt aan;
van de vulkaan kruipt mist
over mijn tafel heen.
121.
Een wortelrooier,
in zijn hand een peen,
wijst me de weg.
122.
‘Die mooie maan,
pak hem dan voor me,’
huilt het kind.
123.
Dauw rolt weg:
dit morsige leven,
niets gedaan.
124.
Dauwdruppels
stuktrappen? Laat dat,
krekel.
125.
Hij scharrelt
in het donker door de hut,
de krekel.
126.
Ik draai
me nog eens om:
krekel, opzij.
127.
Insectengezeur;
gister nog niet opgemerkt,
die muurscheur.
128.
Lamme plant,
wat een slappe bloem;
maar daar is hij dan.
129.
De oude hond
gaat de bezoekers voor
naar de begraafplaats.
130.
De jonge maan,
hoe krom. De kou,
hoe nijpend.
| |
Baishitsu131.
Een camelia viel;
een haan kraaide en opnieuw:
een camelia viel.
132.
De lange rug
van de bonze, die langskwam
onderde wintermaan.
| |
Negentiende eeuwMeisetsu133.
Een jonge vrouw
en een monnik, in de sneeuw
op de veerpont.
| |
Chôshû134.
Gebroken en weer
gebroken en steeds nog heel:
de maan in het meer.
| |
Shiki135.
Lentes avonduur
over de vrijgezel
en zijn lectuur.
136.
Met natte voeten,
mus, gauw even over
mijn veranda?
118
ashi-moto/e//itsu/kitarishi/yo//katatsumuri
voet-basis/bij//wanneer/aankomen/yo//slak
119
hito-goe/ni/hiru/ochiru/nari//natsu/kodachi
mens-stem/bij//teek/vallen/zijn//zomer/bosje
120
ariake/ya//asama/no/kiri/ga//zen/wo/hau
dageraad/ya//asama/'s/mist/die//tafel/over/kruipen
121
daiko-hiki//daiko/de/michi/wo//oshiekeri
radijs-trekker//radijs/met/weg/die//wijzen
122
mei-getsu/wo//totte/kurero/to//naku/ko/kana
helder-maan/die//pakken/geven/aldus//huilen/kind/kana
123
tsuyu/chiru/ya//musai/kono/yo/ni//yô/nashi/to
dauw/vallen/ya//vuil/dit/leven/in//zaak/niet zijn/aldus
124
shira-tsuyu/no//tama/fungaku/na//kirigirisu
wit-dauw/'s//druppel/vertrappen/niet//krekel
125
io/no/yo/ya//tanasagashi/suru/kirigirisu
hut/'s/nacht/ya//scharrelen/doen//krekel
126
negaeri/wo//suru/zo/waki-yore//kirigirisu
omdraaien/dat//doen/zo/zij-uit//krekel
127
mushi/naku/ya//kinô/wa/mie-nu//kabe/no/ana
insect/roepen/ya//gisteren/toen/zien-niet//muur/'s/scheur
128
yase-kusa/no//yoroyoro/hana/to//nari/ni/keri
zwak-plant/'s//slap/bloem/die//zijn/nochtans/keri
129
furu-inu/ga//saki/ni/tatsunari//haka-mairi
oud-hond/hij//voor/aan/uitlopen//graf-bezoeken
130
mika-zuki/wa//soru/zo/samusa/wa//saekaeru
jong-maan/die//krom zijn/zo/kou/die//sterk zijn
131
tsubaki/ochi//tori/naki/tsubaki//mata/ochiru
camelia/vallen//haan/roepen/camelia//weer/vallen
132
se/no/takaki//hôshi/ni/ainu//fuyu/no/tsuki
rug/'s/lang//priester/'s/passeren//winter/'s/maan
133
onna/hitori//sô/hitori/yuki/no//watashi/kana(6//8//5)
jonge vrouw/één//monnik/één/sneeuw/'s//veerpont/kana
134
kudakete/mo//kudakete/mo/ari//mizu/no/tsuki
breken/zelfs//breken/zelfs/zijn//water/'s/maan
135
haru/no/yo/ya//tsuma/naki/otoko//nani/wo/yomu
lente/'s/avond/va//vrouw/niet zijn/man//wat/dat/lezen
136
nure-ashi/de//suzume/no/ariku//rôka/kana
nat-voet/met//mus/'s/hippen//veranda/kana
| |
[pagina 64]
| |
137.
Alsjeblieft.
Een brok uit de tuinmuur.
Kattenliefde.
138.
Grote schoonmaak:
ook goden en boeddha's
de bleek op.
139.
Met volle zeilen
loopt een hollander binnen;
stapelwolken.
140.
Een bliksemflits:
tussen de bomen water,
zie ik.
141.
Van de tempel op
de warme heuvel: gesnurk
en een koekoeksroep.
142.
Ik ga slapen;
gelieve zacht te doen
met vliegen meppen.
143.
Waar een bronzen bel
hing in de toren: niets dan
groene bladeren.
144.
Herfstwind;
we leven en zien elkaar,
jij en ik.
145.
De kleine trom
kwam van de plank af
in de herfststorm.
146.
Insectengedrein;
hoe hoger de maan,
hoe valer de tuin.
147.
Ik schil een peer:
zoete druppels rollen langs
het lemmet neer.
148.
Een rode bes,
gevallen in de moestuin
op de rijp.
149.
Een lampion,
een huis binnen opeens, ginds
in het dode land.
| |
Wafû150.
De vlinder weg:
en mijn gevlogen ziel weer
terug.
137
osoroshi/ya//ishi-gaki/kuzusu//neko/no/kori
vreselijk/ya//steen-muur/breken//kat/'s/liefde
138
susuharai/ya//kami/mo/hotoke/mo//kusa/no/ue(6//7//5)
lenteschoonmaak/ya//god/ook/boeddha/ook//gras/'s/op
139
ho/no/ôki//orandasen/ya//kumo/no/mine
zeil/'s/buitengaats/holland-steven/ya//wolk/'s/piek
140
inazuma/ya//mori/no/sukima/ni//mizu/wo/mitari(5//7//6)
bliksemflits/ya//woud/'s/opening/in//water/dat/zien
141
yama-dera/ya//hirune/no/ibiki//hototogisu
berg-tempel/ya//siesta/'s/snurken//koekoek
142
nemuran/to/su//nanji/shizuka/ni//hae/wo/utte(6//7//6)
slapen/dat/doen//u/stilte/in//vlieg/die/slaan
143
kane/mo/naki//kane-tsukidô/no//waka-ba/kana
bel/ook/niet zijn//bel-toren/'s//jong-blad/kana
144
aki-kaze/ya//ikite/ai-miru//nare/to/ware
herfst-wind/ya//elkaar-zien//jij/en/ik
145
ko-tsuzumi/no//tana/yori/otsuru//nowaki/kana
klein-trom/'s//plank/af/vallen//herfststorm/kana
146
mushi/naku/ya//tsuki/idete/nao//kuraki/niwa
insect/roepen/ya//maan/uitkomen/meer//vaal/tuin
147
nashi/muku/ya//amaki/shizuku/no//ha/wo/taruru
peer/schillen/ya//zoet/druppel/'s//lemmet/daar/druppelen
148
akaki/mi//hitotsu/koborenu//shimo/no/niwa(4//7//5)
rood/bes//één/vallen//rijp/'s/tuin
149
chôchin/no//hitotsu/ya/ni/iru//kare-no/kana
lampion/'s/één/huis/in/ingaan//dood-land/kana
150
chô/kiete//tamashii/ware/ni//kaeri/keri
vlinder/verdwijnen//ziel/ik/naar//terugkeren/keri
Haiku-vertalingen en artikel, hier geplaatst op verzoek van de redaktie, dateren van zeven jaar geleden. Sindsdien heb ik me verdiept in de oorsprong van Zen. Als leer en praktijk is Zen hoofdzakelijk afkomstig van Boeddha, maar waar komt Boeddha vandaan? Ik heb de sprong willen maken en aangenomen dat Boeddha, zoals het Srimad-Bhagavatam zegt, een shaktyaveshavatara is van Shri Krishna Bhagavan en dat Krishna de oorspronkelijke Persoon is - God. Hayes hvara Das Adhikari
(Hendrik van Teylingen),
geïnitieerd leerling van
Zijne Goddelijke Genade
A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupada. |