Reynaert in tweevoud. Deel 2. Reynaerts historie
(2002)–Anoniem Reinaerts historie (Reinaert II)– Auteursrechtelijk beschermdRede van Rukenauaant.Die coninc sprac: ‘Reynaert, gi zijtaant.
Int herte al verblijt
4680[regelnummer]
Ende gi zijt in groter muten.Ga naar voetnoot4680
Ist u van bynnen als van buten?
Mer ic waent noch nergent naerGa naar voetnoot4682-
Also slecht off also claer
In u staet als gi uut met.
4685[regelnummer]
Ic moet u seggen wat my letGa naar voetnoot4685
Op u, eer gi enige meerre kijffGa naar voetnoot4686-
| |
[pagina 207]
| |
Aen my bewijst myt herten stijff:Ga naar voetnoot4687
My te doen noch meerre confuseGa naar voetnoot4688
Doe gi waert uut mynen huse
4690[regelnummer]
Ende ict u al had vergeven,
Die quaetheit die gi had bedreven,
Ende ghi scerp ende staffGa naar voetnoot4692
Van my ontfenct die ic u gaff,
Op dat gi over zee sout varen
4695[regelnummer]
Ende u van allen sonden zout clarenGa naar voetnoot4695
Ende voort aen leven in goeden staet.
Doe gi my seynde, onreyn quaet,Ga naar voetnoot4697
Die scerpe weder ende Kuwerts hooft.
Dair in so waerdi so verdooft,Ga naar voetnoot4699
4700[regelnummer]
Dat gi my dorst doen sulcke scande.
Het was een onbequaem offerhandeGa naar voetnoot4701
Enen knecht te seynden synen heer.Ga naar voetnoot4702
Hier tegen en weet gi geen weer,Ga naar voetnoot4703
Want selve die cappellaen, Bellijn,
4705[regelnummer]
Most hier off die bode sijn,
Diet ons al seide hoet verghinck.
Alsullic loon als hi ontfinck,
Om dat hi die boodscap dede,
Seldi oec ontfangen mede,
4710[regelnummer]
Off my sel rechts ende wet ontbreken.’Ga naar voetnoot4710
Reynaert en weet nu wat spreken,
So doorzeer wart hi vervaert.Ga naar voetnoot4712
Hem dunct, het gaet al achterwaert
Ende al sijn raet en baet hem niet.
| |
[pagina 208]
| |
4715[regelnummer]
Ontfermelic staet hi ende siet.Ga naar voetnoot4715
Bleeck van verwen wart hi gedaen.Ga naar voetnoot4716
Hi en weet niet wat bestaen.Ga naar voetnoot4717
Hy sach dair veel van sinen magen
Die alle swegen, hoorden en zagen,
4720[regelnummer]
Mer nyement en boot hem noch die hant.
Die coninck sprac: ‘Segt, loos calant,Ga naar voetnoot4721
Si di nu stom en spreect ghi niet?’
So stont hi in groot verdriet.
Hi had quader dant hem dochte.Ga naar voetnoot4724
4725[regelnummer]
Hi versuchte hem onsochte,Ga naar voetnoot4725
Dat sijt hoorden altemael.Ga naar voetnoot4726
Dat behagede Bruun herde wael
Ende Ysegrim, dat sy loegen.Ga naar voetnoot4728
Vrou Rukenau en docht niet wel voegen,aant.Ga naar voetnoot4729
4730[regelnummer]
Reynaerts moeye, die apynne.Ga naar voetnoot4730
Dese was mitter coninghinne
Wel gemynt ende liefgetal.Ga naar voetnoot4732
Dat was Reynaert goet geval,Ga naar voetnoot4733
Dat sy dair was op die stont,Ga naar voetnoot4734
4735[regelnummer]
Want hair was mennige wijsheit cont
Ende si dorst wel spreken daert was te doen.
Sy was sterck, cloeck ende coen.
Men ontsachse wair sy quam.
‘Heer coninc’, sprac si, ‘en weest niet gram,aant.
4740[regelnummer]
Wanneer dat gi te recht sit,Ga naar voetnoot4740
Want uwer edelheit en vuecht niet dit.Ga naar voetnoot4741
| |
[pagina 209]
| |
So wat heer dat gramscap draecht,Ga naar voetnoot4742
Dair ist recht al uut gejaecht.
Een heer sel hebben altoos discrecie,Ga naar voetnoot4744
4745[regelnummer]
Dats der rechter wijsheit specie.Ga naar voetnoot4745
Mi sijn die punten van recht wel contGa naar voetnoot4746aant.
Bet dan die sulcken die draget bont,Ga naar voetnoot4747
Want ic dair so veel off heb geleert,
Dat ic dair in was gefundeertGa naar voetnoot4749
4750[regelnummer]
Ende verheven meyster in loye.Ga naar voetnoot4750
Men maecte my een letter van hoeyeGa naar voetnoot4751
Int spaeus hoff door mijn weerde,Ga naar voetnoot4752
Dair ander beest lagen opt eerde.
Oec had ic altoos die voorsprake,Ga naar voetnoot4754
4755[regelnummer]
Als ic te doen had enige sake,
Om dattet myt recht my was cont.Ga naar voetnoot4756
Senica sprect ons uut synen mont:aant.
Een heer sel recht doen over al.
Nyement hi oec beswaren sal,Ga naar voetnoot4759
4760[regelnummer]
Dien hi gegeven heeft geleideGa naar voetnoot4760
Buten recht off buten besceide.Ga naar voetnoot4761
Men sel trecht door nyement meyncken.Ga naar voetnoot4762
Wilde ellic hem selven bedencken
Van den genen die hier staen,
4765[regelnummer]
Wat hi bedreven off gedaenGa naar voetnoot4765
Ende noch doet alst valt bi tiden,Ga naar voetnoot4766
| |
[pagina 210]
| |
Hy soude te bet myt Reynaert liden.Ga naar voetnoot4767
Ellic ken hem selven, dat is mijn raet.
Wie is hier die altoos vast staet,
4770[regelnummer]
Hy en valt zomtijt ende gelijt?Ga naar voetnoot4770
Die nye en myste tot geenre tijt,Ga naar voetnoot4771
Die is heilich ende zeer goet.
Bi rade te beteren als men mysdoet,Ga naar voetnoot4773
Dats menschelic ende is dic geplogen.Ga naar voetnoot4774
4775[regelnummer]
Mer sonder beteren mysdoen ten wil dogen.Ga naar voetnoot4775
Dats duvelic leven en sonderlinc quaet.Ga naar voetnoot4776
Merct wat dair gescreven staet
Inder ewangelien less:
Estote misericordes,
4780[regelnummer]
Weest ontfermich; noch staet dair meer:
Nolite iudicare
Et non iudicabimini,
Oordelt nyement, so en sel dy
Selve oordel liden geen.Ga naar voetnoot4784
4785[regelnummer]
Dair staet oec hoe die pharizeen
In overspel vengen een wijff.
Sy wildense stenen ende nemen tlijff.
Onse heer vraechden si wat hy riede.
Hy sprac: “So wie van u lieden
4790[regelnummer]
Hem selven kent van sonden reen,
Die warp op hair den eersten steen.”Ga naar voetnoot4791
Doe vlogen si alle ende lietense dair,Ga naar voetnoot4792
Want sy en waren niet van sonden claer.
Licht mochtet hier sijn also.
4795[regelnummer]
Sulc ziet in eens anders oge een stro,
| |
[pagina 211]
| |
Die selve in sijn oge een balc heeft.
Tis mennich die over een ander geeft
Een ordel ende hi is selve die quaetste.
Al valt een dicke ende hi int laetsteGa naar voetnoot4799
4800[regelnummer]
Opstaet ende te genade coemt,
Dair om en is hi niet verdoemt.Ga naar voetnoot4801
God ontfaetse die sijns begerenGa naar voetnoot4802
Ende nyement den anderen condempneren,Ga naar voetnoot4803
Al wist hi wat van sijn gebreke,Ga naar voetnoot4804-
4805[regelnummer]
Hi en dede eerst off sijns selfs bleke.Ga naar voetnoot4805
Reynaert, mijn neef, en hads niet te quader,Ga naar voetnoot4806aant.
Want sijn vader ende sijn oudevaderGa naar voetnoot4807
Hebben altoos in meerre loveGa naar voetnoot4808-
Ende bet gedaen te hove
4810[regelnummer]
Ende beter geheten dan Ysegrim,Ga naar voetnoot4810
Noch Bruun, noch alle die mage sijn.Ga naar voetnoot4811
Het was een ongelike snedeGa naar voetnoot4812-
Dair van eren ende van wijshede
Was te besigen mijn neve ende sy.
4815[regelnummer]
Mer die werelt duncket my
Nu al verloren; ick en weet hoet gaet.
Die scalcken risen in horen staetGa naar voetnoot4817
Biden heren myt valschen trekenGa naar voetnoot4818
| |
[pagina 212]
| |
Ende die goede warden verstekenGa naar voetnoot4819
4820[regelnummer]
Die dueget, eer ende wijsheit plien.Ga naar voetnoot4820
Ic en can niet wel gesienGa naar voetnoot4821
Hoe dattet lange sel mogen staen.’Ga naar voetnoot4822
‘Vrou, had hi u so veel misdaen
Als hi my doet, het wair my leet.
4825[regelnummer]
Ist wonder dat ic hem bin wreetGa naar voetnoot4825
Dat hi mijn geleide dus dorste breken?Ga naar voetnoot4826
En hoordi niet wat clagen sy op hem sprekenGa naar voetnoot4827
Van verradery, moort ende dieften?Ga naar voetnoot4828
Heb di hem so vercoren in lieftenGa naar voetnoot4829
4830[regelnummer]
Ende hi dunct u so goet, so claer,Ga naar voetnoot4830
So setten op een outaerGa naar voetnoot4831
En doetten voir een sant aenbeden.Ga naar voetnoot4832
Mer hi en leeft niet op die werlt hedenGa naar voetnoot4833
Die daer enich duecht off wet in waer.Ga naar voetnoot4834
4835[regelnummer]
Ghi moget dair veel off zeggen nyemaer,Ga naar voetnoot4835
Men en selt int eynd so niet vijnden.Ga naar voetnoot4836
Hy en heeft oec nyement die sijns bewijnden.Ga naar voetnoot4837
Hem en wil helpen maech noch vrient.
Also heeft hijt over al verdient.Ga naar voetnoot4839
4840[regelnummer]
Dair om so heeft my vreemt van uGa naar voetnoot4840
Ende nye en hoord ic, sonder nu,
Dat hem yement van enich dinck
Bedancte, dair hi mede om ghinck.
| |
[pagina 213]
| |
Hy strijct altoos sinen steert.’Ga naar voetnoot4844
4845[regelnummer]
‘Heer, ic hebben lieff ende weertGa naar voetnoot4845aant.
Ende oec weet ic van hem mede
Een grote duecht die hi u dedeGa naar voetnoot4847
In uwer tegenwoordicheit onlanck,Ga naar voetnoot4848
Des gi hem doe wist groten danck,
4850[regelnummer]
Al ist nu myt u aldus om geslegen.Ga naar voetnoot4850
Dat swaerste moet noch meeste wegen.
Een sel sijn lieff mynnen te matenGa naar voetnoot4852
Ende sijn leet te zeer niet haten.
Gestedicheit vuecht wel den heren.Ga naar voetnoot4854
4855[regelnummer]
Tis misselic hoe die zaken verkeren.Ga naar voetnoot4855
Men sel den dach te zeer niet
Loven noch laken, eer men ziet
Dat hy ten avont is comen.
Goet raet can dic den genen vromenGa naar voetnoot4859
4860[regelnummer]
Die hem myt vlijt dair keret an.Ga naar voetnoot4860
Over tween jaren quam een manGa naar voetnoot4861
Hier tot uwen hove ende een serpentGa naar voetnoot4862
Om een oordel dat onbekent
U was ende alle u rade.
4865[regelnummer]
Dat serpent stont tot synen scade
Aen enen tuun daert door waende gaen,Ga naar voetnoot4866
Ende was biden halse in een strick gevaen,
Daert ummer tlijff soude hebben gelaten,
Mer dat die man tot sijnre batenGa naar voetnoot4869
| |
[pagina 214]
| |
4870[regelnummer]
Verbi soud gaen ende zach hoet stoet.Ga naar voetnoot4870
Daert zeer op riep, al myt oetmoet,Ga naar voetnoot4871
Dat hi hem holp dair uutter noot,
Off het soude dair bliven doot.
Den man verdocht sijn verdriet.Ga naar voetnoot4874
4875[regelnummer]
“Looft dattu my nietGa naar voetnoot4875
Venijnden en selste, nochte scaden,Ga naar voetnoot4876
Ic sel di uutter noot ontladen.”Ga naar voetnoot4877
Dat serpent was des bereetGa naar voetnoot4878
Ende swoer hem enen dueren eet
4880[regelnummer]
Niet te scadigen in eniger saken.
Doe loste hijt uutten ongemakeGa naar voetnoot4881
Ende sijn een stuck te samen gegaen.Ga naar voetnoot4882
Doe wart dat serpent bevaenGa naar voetnoot4883
Mit groten honger so beseten,Ga naar voetnoot4884
4885[regelnummer]
Want het en had in langer tijt niet gegeten,
So dattet waende bliven doot.
Ende mit dien na den man dattet scootGa naar voetnoot4887
Ende wilden scoeren ende eten dan.Ga naar voetnoot4888
Mit groten anxt onspranc die manGa naar voetnoot4889
4890[regelnummer]
Uut synen slaep ende sprac: “Wat wilstu
Mi verderven, en hebstu nuGa naar voetnoot4891
Vergeten die trouwe die ic di dede,Ga naar voetnoot4892
Dair du my gaves dijn zekerhedeGa naar voetnoot4893
| |
[pagina 215]
| |
Dattu my niet soudste misbieden?”Ga naar voetnoot4894
4895[regelnummer]
Dat serpent sprac: “Voor allen lieden
Mach ic verandwoorden dat ic doe,Ga naar voetnoot4896
Want hongers noot dwinct my dair toe.
Lijfs noot brect alle wet.”Ga naar voetnoot4898
Die man sprac: “Macht niet vallen bet,Ga naar voetnoot4899
4900[regelnummer]
So geeft my doch so lange vry
Dat wy yement vijnden die wy
Daer of onse reden vertrecken al.Ga naar voetnoot4902
Ende wiemen dan wisen salGa naar voetnoot4903-
Int recht na onser beider boete,
4905[regelnummer]
Dat hijt behoude.” “Ic bins te moete”,Ga naar voetnoot4905
Sprac dat serpent. Dus gingen sy te samen
So lang, dat hem te moete quamenGa naar voetnoot4907
Die roeck ende Slijndepier, sijn soen.Ga naar voetnoot4908
Hair reden vertogen sy zeer schoon.Ga naar voetnoot4909
4910[regelnummer]
Carbout wijsde totten man.Ga naar voetnoot4910
Hy had dair oec ghern geweest anGa naar voetnoot4911
Mit synen soen ende hem gesaet.Ga naar voetnoot4912
Dat serpent sprac ten man: “Hoe staet?
Heb ics niet gewonnen, hoe dunct u?”
4915[regelnummer]
Die man sprac: “Hoe soud comen nuGa naar voetnoot4915
Een rover te wisen enich woort?Ga naar voetnoot4916
Dat roven hem oec toe behoort.
| |
[pagina 216]
| |
Ende oec en mach een niet wisen alleen.
Laet ons drie off vier gemeenGa naar voetnoot4919
4920[regelnummer]
Horen spreken die hem rechts verstaen.Ga naar voetnoot4920
Laet dan gaen daert sculdich is te gaen.Ga naar voetnoot4921
Ic hebt nochtan quaet genoech.”Ga naar voetnoot4922
Dat serpent myt hem des overdroechGa naar voetnoot4923
Ende gingen echter so lange stonden,Ga naar voetnoot4924
4925[regelnummer]
Dat sy den beer ende den wolf vonden
Die sy alle hair zaeck seiden.
Aldair wijsden sy onder hem beiden
Dat tserpent den man soude doden,Ga naar voetnoot4928
Want hongers dwanck ende lijfs noden
4930[regelnummer]
Brect alle ede ende alle trouwe.Ga naar voetnoot4930
Die man had vaer ende groten rouwe,Ga naar voetnoot4931
Doe hi dit hoorde, van sinen live.
Dat serpent spranc na hem zeer ryve.Ga naar voetnoot4933
Het scoot uut sijn venijn.Ga naar voetnoot4934
4935[regelnummer]
Die man ontspranc myt groter pijnGa naar voetnoot4935
Ende sprac: “Gi doet my onrecht groot,
Dat du dus stacs na mynen doot.
Du en hads geen recht dair toe gehat.”Ga naar voetnoot4938
Dat serpent sprac: “Wair om segstu dat?
4940[regelnummer]
Het is di twewarf gewijst tegen.”Ga naar voetnoot4940
“Dats vanden genen die selve plegen
Te moorden, te stelen ende te roven.
Aldat sy sweren off geloven,Ga naar voetnoot4943
Dat en houden sy myn noch meer.Ga naar voetnoot4944
| |
[pagina 217]
| |
4945[regelnummer]
Mer voorden coninc, onsen heer,
Leit my dair, in sijn hoff.
Dair beroep ic di hier offGa naar voetnoot4947
Ende dat moochstu weigeren niet.
Ende wat my dair gesciet,
4950[regelnummer]
Dat wil ic dulden ende dogen
Ende geen weer dair tegen pogen.”Ga naar voetnoot4951
Bruun, die beer, ende Ysegrim
Seiden totten man: “Dit sal sijn.
Dat serpent en sel niet bet geren.”Ga naar voetnoot4954
4955[regelnummer]
Ende meenden, quaemt int hof ons heren,
Dattet al soude gaen na hare loveGa naar voetnoot4956
Voor u. Heer, ist u yet te hoge?Ga naar voetnoot4957
Des wolfs kijnder die veel mogen,Ga naar voetnoot4958
Ydelbalch ende Seldensat,Ga naar voetnoot4959
4960[regelnummer]
Quamen myt haren vader om dat
Sy den man meed souden eten,Ga naar voetnoot4961
Want si van honger lude creten,
Dat gi hem huus ende hof verboot.Ga naar voetnoot4963
Doe stont die man in groter noot
4965[regelnummer]
Ende riep om groot genade.
Hy claechde hoe hem tserpent woude scaden,
Dien hi so grote duechd dede,
Ende boven trouwe ende sekerhedeGa naar voetnoot4968
Dien hi van hem had ontfaen.
4970[regelnummer]
Dat serpent sprac: “Ic en heb niet mysdaen,
Des ga ic aenden coninc al bloot,Ga naar voetnoot4971
| |
[pagina 218]
| |
Want dat dede lives noot,
Dat boven allen node gaet.”
Ghi, coninck, ende al u raet
4975[regelnummer]
Waert hier zeer mede begaen,Ga naar voetnoot4975
Want u coninclike edelhede
Ende oec u rechtveerdichede
Sach aen die trou vanden man,Ga naar voetnoot4978
Ende en wout dair niet comen anGa naar voetnoot4979
4980[regelnummer]
Dat hi den doot dair om lede,
Want hijt op gelove dede:Ga naar voetnoot4981
Want men sel billix houden trouwe.Ga naar voetnoot4982
In dander ziden siet men nouweGa naar voetnoot4983-
Die noot drijft alst gaet aenden live.
4985[regelnummer]
Heer, dus haddi groten kyve.Ga naar voetnoot4985
Dair en was nyement int hoff
Diet beste recht wist hier off,
Mer dair waren sulc die myt willenGa naar voetnoot4988
Den man gern hadden helpen villen,Ga naar voetnoot4989
4990[regelnummer]
Haddet also mogen gaen.
Ic zie noch hier die sulc staen.Ga naar voetnoot4991
Ic weet wel wat sy doe seiden.
Ten leste, doet tot genen besceidenGa naar voetnoot4993
En conde comen wat sy rieden,
4995[regelnummer]
Dedi Reynaert, mynen neef, ontbieden,
Dat hi die sake soude verclaren.Ga naar voetnoot4996
Des was hi boven alle dier waren,Ga naar voetnoot4997
Ghehoort ende bet gelooft voor u.Ga naar voetnoot4998
| |
[pagina 219]
| |
“Reynaert”, sprac gi, “Gi moet ons nu
5000[regelnummer]
Dit sceiden na dat beste recht.Ga naar voetnoot5000
Wi volgens al hoe dat gi segt,
Want gi weet den rechten gront.”Ga naar voetnoot5002
Reynaert sprac: “Heer, my is onkontGa naar voetnoot5003
Hoe ic dit na haren worden dele.Ga naar voetnoot5004
5005[regelnummer]
Van horen seggen liecht men vele.Ga naar voetnoot5005
Mer sage ic dat serpent staen
In sulker noot also gevaen,
Als het stont doet die man vant,Ga naar voetnoot5008
Dair hijt loste ende ontbant,Ga naar voetnoot5009
5010[regelnummer]
So wist ic wat ick seggen soude.
5010a[regelnummer]
Die dat oeck anders scheyden woude,
Mi dunct dat hi den recht misdede.”
“Reynaert, wi volgens uwe rede.Ga naar voetnoot5012
Hier is nyement diet verbeteren kan.”
Dit dedi, heer; doe ginck die manGa naar voetnoot5014
5015[regelnummer]
Mit u ende dat serpent mede ter stede
Dair hijt eerst vant in die droefhede.
In allen schijn dat hijt doe bant,Ga naar voetnoot5017
Als hijt eerste staende vant,
Also Reynaert had geheten.Ga naar voetnoot5019
5020[regelnummer]
Doe seit gi: “Reynaert, laet my weten,
Hoe dunct u best dat men dit sceide?”
Reynaert sprac: “Nu sijn sy beyde
Ellic so sy waren te voren.Ga naar voetnoot5023
Sy en hebben gewonnen noch verloren.
| |
[pagina 220]
| |
5025[regelnummer]
Nu wijsic, heer, volcht des my,Ga naar voetnoot5025
Dat die man mach, wil hy,
Dat serpent lossen als hi dede,
Ende ontfaen des sekerhede
Dat hi des bleef ongescaet.
5030[regelnummer]
Ende meent hy dat hem tegen gaet,Ga naar voetnoot5030
So wijs ic, dat hi wel mach gaen
Dair hi wil en latent staenGa naar voetnoot5032
Gebonden so als hi ten eersten mochte,Ga naar voetnoot5033
Wantet ontrouwe aen hem sochteGa naar voetnoot5034
5035[regelnummer]
Ende hijt halp uut sulker vrese.Ga naar voetnoot5035
Nu dunct my recht oordel wesen,
Dat die man heb die kooreGa naar voetnoot5037
Also wel als hi had te voren.”
Siet, heer, dit oordel docht u goet,
5040[regelnummer]
Ende al u raet die bi u stoet
Volchdens ende prijsdent Reynaert.
Die man ghinc henen sijnre vaert,
Quijt ende vri, ende dancte u zeer.Ga naar voetnoot5043
Aldus verwaerde Reynaert u eerGa naar voetnoot5044
5045[regelnummer]
Als een trou vrient doet synen heer.Ga naar voetnoot5045
Wair heeft Ysegrim of die beer
U so veel eren ye gedaen?
Sy connen wel bulen myt hoy slaenGa naar voetnoot5048
Ende scoon boffen ende blasen,Ga naar voetnoot5049
5050[regelnummer]
Ende als sy zwellgen mogen ende asenGa naar voetnoot5050
| |
[pagina 221]
| |
Die vette morseel ende die goede spise,Ga naar voetnoot5051
So sijn si vroeder dan die wise
Salomon off Aristotiles;
So is elken eens lewen moet gewesGa naar voetnoot5054
5055[regelnummer]
Van coenheit ende van hoger daet.Ga naar voetnoot5055
Mer als sy comen dair die noot aen gaet,Ga naar voetnoot5056
So sijn sy die eerste die dair wiken.
Die scamele moeten dan voorwart kyken,Ga naar voetnoot5058
Ende si verwaren die afterhoede.Ga naar voetnoot5059
5060[regelnummer]
Och, heer, dit en sijn geen vroede.
Dees verderven volc, steden ende lant.
Sy en rueken niet wes huus dat brant,Ga naar voetnoot5062
Des sy hem biden colen wermen.Ga naar voetnoot5063
Al dat sy houden ofte schermen,Ga naar voetnoot5064
5065[regelnummer]
Dats haers selfs baet ende gevoech.Ga naar voetnoot5065
Men vijnt deser meer dan genoech.
Mer voor dees en plagenGa naar voetnoot5067
Reynaert niet off sijn magen.
Als ander slapen, so zorgen sy zeer
5070[regelnummer]
Om haers heren vordel ende sijn eer,Ga naar voetnoot5070
Om wise vonden ende nauwen raetGa naar voetnoot5071
Dat groten heren dicwil baet
Meer dan cracht ende overmoet.
Ende gelijc Reynaert doet,Ga naar voetnoot5074
5075[regelnummer]
Al en heeft hijs nu genen danck.
Men sel noch vernemen omlanckGa naar voetnoot5076
| |
[pagina 222]
| |
Wie best vordel weerdich is off sy.Ga naar voetnoot5077aant.
Van synen magen, heer, alsegdi
Dat si en verscuven ende verstekenGa naar voetnoot5079
5080[regelnummer]
Om sijn loosheit ende sijn treken,Ga naar voetnoot5080
Dat woudic dat een ander sprake:
Dair off soude comen sulke wrake
Dat hem soud dencken alle sijn dagen.Ga naar voetnoot5083
Mer, heer, u willen wi verdragen.Ga naar voetnoot5084
5085[regelnummer]
Ghi en moocht ons niet myspreken.Ga naar voetnoot5085
Wair yement die tegen u woude steken,Ga naar voetnoot5086
Dat wair myt werken of myt talen,Ga naar voetnoot5087
Dat wouden wi u so helpen verhalenGa naar voetnoot5088
Dat men soude seggen dat wi dair waren.
5090[regelnummer]
Wi en plegen ons niet vervarenGa naar voetnoot5090aant.
Dair wi campspel hebben mogen.Ga naar voetnoot5091
Heer ic moet u ummer togen,Ga naar voetnoot5092
By oorlove, Reynaerts mageGa naar voetnoot5093
Die lijff ende goet bi hem souden wagenGa naar voetnoot5094
5095[regelnummer]
En lieten sijs niet door u bedwanc.Ga naar voetnoot5095
Hem is die mennige na belancGa naar voetnoot5096
Dies niet en lijt in openbaer.Ga naar voetnoot5097
Mi selven maec ic voor een maer.Ga naar voetnoot5098
Ic bin sijn moey; al bin ic een wijff,
5100[regelnummer]
Ic soude mijn goet end ooc mijn lijff
By hem setten, had hi noot.Ga naar voetnoot5101
Dair toe heb ic drie kijnder groot,aant.
| |
[pagina 223]
| |
Vol wassen van live, sterc ende coen,
Die ic voor hem set, had hijs te doen,Ga naar voetnoot5104
5105[regelnummer]
Eer ic hem liet verderven.Ga naar voetnoot5105
Nochtan soud ic liever sterven
Dan ic se voor mijn dode sage,Ga naar voetnoot5107
So grote liefte ic tot hem drage.
Dat eerste is Biteluus, mijn kijnt.Ga naar voetnoot5109
5110[regelnummer]
Dien heb ic altoos gemynt,
Want nye en sachmen enen so cloeckGa naar voetnoot5111
Een out vuyl hemd of een broeck
Dat nadich is myt veel knopen,Ga naar voetnoot5113
Dat te besien ende over te lopenGa naar voetnoot5114
5115[regelnummer]
Ende te zuveren vanden gaudynen.Ga naar voetnoot5115
Rybauden, boeven ende cockynenGa naar voetnoot5116
Hebben dair zeer vercoren om.Ga naar voetnoot5117
Sy geven hem apel haerre somGa naar voetnoot5118
Die sy gecrigen ter luden huus.Ga naar voetnoot5119
5120[regelnummer]
So gaet weder Biteluus
Die hairtande dair door steken,Ga naar voetnoot5121
Also sise door cloyen ende door beten.Ga naar voetnoot5122
Ende si latense rotten ende ongedwogen,Ga naar voetnoot5123-
So groeyen si die dair sitten plogen,
5125[regelnummer]
Dat sise mitten nagelen verdrivenGa naar voetnoot5125
| |
[pagina 224]
| |
Ende te sleters ende wel te stucken wriven.Ga naar voetnoot5126
Hier kanse mijn soen so wel of clarenGa naar voetnoot5127
Dat sy sijns wel ontbarenGa naar voetnoot5128
Ende brengen hem totten meerre baet.Ga naar voetnoot5129
5130[regelnummer]
Dair crijcht sijn brueder of toeverlaet,Ga naar voetnoot5130
Mijn ander soen, heet Vuylromp,
Want hi is van synnen so plompGa naar voetnoot5132
Ende so slecht van synen doene,Ga naar voetnoot5133
Hy en kent nau wit voir groene.Ga naar voetnoot5134
5135[regelnummer]
Hy soude dick liden groot gebrec,
Mer Biteluus vult hem den beck
Mitter spisen die men hem geeft.
Doch een grote duecht Vuylromp heeft,
Dats dat hi is so vreenthoutGa naar voetnoot5139
5140[regelnummer]
Ende van herten oec so boutGa naar voetnoot5140
Dat hi bi synen vrient sout bliven dootGa naar voetnoot5141
Eer hi hem ontginck ter noot.Ga naar voetnoot5142
Hier om heb icken zeer gemynt.
Een dochter is mijn derde kynt,
5145[regelnummer]
Die ic lieff heb, heet Hatenet.Ga naar voetnoot5145
Dese weet oeck wel haer wetGa naar voetnoot5146-
Ende is voortgaende inder neringen
Op hoofd die node dogen scheringe
Mit langen hair ongedwogen.Ga naar voetnoot5149
5150[regelnummer]
Dese dienst megen des gern plogenGa naar voetnoot5150
| |
[pagina 225]
| |
Die liever dansen inden nacht
En smorgens slapen lanck en zacht,
Ende tot alre ledicheit hem bet voegenGa naar voetnoot5153
Dan dat sy hem kemden ende dwoegen,Ga naar voetnoot5154
5155[regelnummer]
Ende latent verwoeyt groeyen vol netenGa naar voetnoot5155
Diet door wroeten ende door steken.
So gaen sy clouwen ende wriven.Ga naar voetnoot5157
Nochtan en connen sy se niet verdriven,
Mer sy biten veel te onsochter.Ga naar voetnoot5159
5160[regelnummer]
So comen sy tot Haetneet, mijn dochter,Ga naar voetnoot5160
Ende doen off huve ende caproen.Ga naar voetnoot5161
Dese can hem best baet doen,Ga naar voetnoot5162
Want sy is myt gripen snel.
Hier om plegen sy ze welGa naar voetnoot5164
5165[regelnummer]
Mit apelen, peren, broot ende noot,Ga naar voetnoot5165
Veel meer danss haer is noot.Ga naar voetnoot5166
Dat deylt si Vuylromp, haren broeder.
Dit zie ic gern, ic bin hair moeder,
Dat sy malcander sijn dus trouwe.’
5170[regelnummer]
Doe riep si tot hair RukenouweGa naar voetnoot5170
Ende sy gingen bi hair staen.
Elc was lelic als barlebaen,Ga naar voetnoot5172
Groot als hair moeder ende niet mynder.
‘Wellecoom’, seit si, ‘lieve kijnder,
5175[regelnummer]
Staet hier bi uwen neeff Reynaert.’
Doe sprac si: ‘Coomt al herwaertGa naar voetnoot5176aant.
| |
[pagina 226]
| |
Die Reynaert bestaen ende my.Ga naar voetnoot5177
Laet ons den coninc bidden dat hi
Hem trecht vanden land doe hier.’
5180[regelnummer]
Tot hair so quam mennich dier:
Die das myt enen snellen trade,Ga naar voetnoot5181
Mit synen wive, vrou Sloppelkaerde,
Dat eenkoorn ende dat mushont,Ga naar voetnoot5183
Die fluwijn, dat maerter bont,Ga naar voetnoot5184
5185[regelnummer]
Die bever ende sijn wijff, Oerdegaelle,
Die genette ende die oostraelle,Ga naar voetnoot5186
Die bunsing ende dat forreed.Ga naar voetnoot5187
Dese twee waren Reynaert eerste leed,Ga naar voetnoot5188
Want sy gern hoenre eten.
5190[regelnummer]
Die otter soude ic node vergetenGa naar voetnoot5190
Ende Panthecrote, sijn wijff, hem by.
Nochtant waren die bever en sy
Reynaerts vianden dair te voren,
Mer sy en dorsten niet verhorenGa naar voetnoot5194
5195[regelnummer]
Vrou Rukenau, want sy ontsagen.Ga naar voetnoot5195
Oec was sy thooft van synen magen,
Wijs van rade, ontsiende zeer.Ga naar voetnoot5197
Dair quammer twijntich ofte meer
By Reynaert door hair lieve.Ga naar voetnoot5199
5200[regelnummer]
Vrou Aelcrote ende Quanteskyeve,Ga naar voetnoot5200
Hair twee zusteren, quamen mede.
Die wezel, die egel, ellic selve dede,
Dat hermel ende die vledermuys.Ga naar voetnoot5203
| |
[pagina 227]
| |
Hoe wel ontfenckse BiteluusGa naar voetnoot5204
5205[regelnummer]
Ende sijn moey, vrou Aelcroot,Ga naar voetnoot5205
Want het waren hair speel genoot.
Die water rot ende dat water mael,Ga naar voetnoot5207
Dat fories, dat lossen ende nochtan waelGa naar voetnoot5208
Wel veertich die ic niet en can genoemen,
5210[regelnummer]
Die sijn al by Reynaert gecomen.
Rukenau sprac: ‘Heer coninck,
Nu moochdi zien op desen rinck
Off Reynaert heeft enige magen.
Heer, gi moget ons node verjagen.Ga naar voetnoot5214
5215[regelnummer]
Wy sijn u tru ondersatenGa naar voetnoot5215
Die lijff en goet by u soude laten,Ga naar voetnoot5216
Wair dat ghijs oec had te doen.Ga naar voetnoot5217
Al si di machtich, sterc ende coen,
Ons vrientscap en mach u niet scaden.
5220[regelnummer]
Laet Reynaert hem wel beraden
Op die zaeck die gi hem tijt,Ga naar voetnoot5221
En can hi hem onsculdigen nijt,Ga naar voetnoot5222
So doet hem hoves wet.
Wy en eysschen niet noch en gheren bet.Ga naar voetnoot5224
5225[regelnummer]
Dit en soud men weygeren nyement.’
Die coninghin sprac: ‘Ic en doets ghiement.Ga naar voetnoot5226
Vrou, dit seide ic hem ghisteren wel,
Mer hi was so door felGa naar voetnoot5228
Dat hi dair na niet horen en woude.’
5230[regelnummer]
Die lupaert Fyrapeel, die boude,Ga naar voetnoot5230
| |
[pagina 228]
| |
Sprac: ‘Heer, gi moget niet nochtanGa naar voetnoot5231
Veerre rechten dan wisen u man,Ga naar voetnoot5232
Want woudi myt gewelt gaen voort
Dat waer als off gi u eer verloort.
5235[regelnummer]
Hoort tael ende weder taelGa naar voetnoot5235
Ende dan beraet u selven wael,
Hoe gi recht na tbeste besceit.’Ga naar voetnoot5237
Die coninc sprac: ‘Dits al wairheit.
Mer ic was so doer gramGa naar voetnoot5239
5240[regelnummer]
Doet my inden mont quamGa naar voetnoot5240
Van Kuwaerts hooft ende sijn doot,
Dat dede my dat ic so verscoot.Ga naar voetnoot5242
Doch wil ic Reynaert horen spreken.
Kan hy die ondaet van hem stekenGa naar voetnoot5244
5245[regelnummer]
Die men seit dat hi heeft gedaen,
Ic laten ghern quijt gaenGa naar voetnoot5246
Ende meest om beden wil van sinen magen.’Ga naar voetnoot5247
|
|