Reynaert in tweevoud. Deel 2. Reynaerts historie
(2002)–Anoniem Reinaerts historie (Reinaert II)– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 135]
| |
Wraak en voorgenomen vluchtaant.Dese tael hoorde Tyeselijnaant.
Ende liep daer Ysegrim,
2800[regelnummer]
Bruun ende Tybaert waren.
‘Vuyl katyve’, sprac hi, ‘hoe ist gevaren?Ga naar voetnoot2801
Onsalich volc, wat doe di hier?
Reynaert is meister bottelgierGa naar voetnoot2803aant.
Int hoff ende mogende uuttermaten.Ga naar voetnoot2804
2805[regelnummer]
Die coninc heeften quijt gelatenGa naar voetnoot2805
Alle sijn brueken ende misdaden,Ga naar voetnoot2806
Ende gi zijt alle drie verraden.’
Isegrim sprac: ‘Hoe mach dat sijn?
Ic waen gi ons lieget, Tyselijn.’
2810[regelnummer]
‘Ic en doe seker’, sprac die raven.Ga naar voetnoot2810
Doe gingen si derwaert scraven,Ga naar voetnoot2811
Die wolf ende Bruun, ten coninc waert.
Tybaert sprac ende was vervaertGa naar voetnoot2813
Ende in zorgen so uuttermaten,
2815[regelnummer]
Dat hi ghern wilde latenGa naar voetnoot2815-
Sijn oge varen om niet,
Dat hi tot des papen huus liet,
Op dat hi Reynaerts vrient waer.Ga naar voetnoot2818
Hi en weet wat doen van vaer.Ga naar voetnoot2819
2820[regelnummer]
Hi claechde Gode sijn ellende,
Dat hi Reynaert ye gekende.
Isegrim quam myt gewelt
Voor den coninc op dat velt
Ende dranck voor die coninghinneGa naar voetnoot2824
| |
[pagina 136]
| |
2825[regelnummer]
Ende sprac myt enen fellen synneGa naar voetnoot2825
Op Reynaert also verre,Ga naar voetnoot2826
Dat die coninc wart erre,Ga naar voetnoot2827
So dat hi Ysegrim dede vaenGa naar voetnoot2828
Ende Brunen vangen. Also zaenGa naar voetnoot2829
2830[regelnummer]
Worden sy gevangen ende gebonden.
Ghi en zaecht nye so verwoede hondenGa naar voetnoot2831
Aen doen meer pinen dan men hem dede.Ga naar voetnoot2832
Men bantse vast alle bede,
Ja so seer, dat si van alder nachtGa naar voetnoot2834
2835[regelnummer]
Aen hand, aen voeten en hadden macht.Ga naar voetnoot2835
Sy en mochten niet een lit verroeren.Ga naar voetnoot2836
Nu hoort hoe si al voeren.Ga naar voetnoot2837aant.
Reynaert diese al had leet,Ga naar voetnoot2838
Hy bewarff dat men sneetGa naar voetnoot2839
2840[regelnummer]
Van Brunen rug een vel aff,Ga naar voetnoot2840
Dat men hem teenre scerpe gaff,Ga naar voetnoot2841
Voets lanck ende voets breet.Ga naar voetnoot2842
Nu wair Reynaert al bereet,Ga naar voetnoot2843
Had hi vier vaste scoen.Ga naar voetnoot2844
2845[regelnummer]
Hoort wat hi dair toe sel doen
Om sijn scoen te gewynnen.
Hi sprac totter coninghinnen:
‘Vrou, ic bin hier u pelgerym.
Hier is mijn oom, heer Ysegrim.
2850[regelnummer]
Die heeft vier vaste scoen.
| |
[pagina 137]
| |
Woud hi my twee dair off doen,Ga naar voetnoot2851
Ic naem u ziel in mijn plecht,Ga naar voetnoot2852
Want het is ellic goet pelgryms recht,
Dat hi gedenc in sijn gebede
2855[regelnummer]
Alles goets dat men hem dede.
Gi moget u ziel aen my nu scoeyen.Ga naar voetnoot2856
Ende doet my Eerswijnde, mijnre moeyen,Ga naar voetnoot2857
Geven oec twee van haren scoen.
Ghi moechtet wel myt eren doen,
2860[regelnummer]
Want sy blijft thuus in haer gemac.’Ga naar voetnoot2860
Mit dien die coninghynne sprac:Ga naar voetnoot2861
‘Reynaert, gi en muecht der niet ontberen,Ga naar voetnoot2862
Gy en hebt scoen gemaect van eren,Ga naar voetnoot2863
Dair gi u voet gans in houtGa naar voetnoot2864
2865[regelnummer]
Over die berge menichfoutGa naar voetnoot2865
Te treden over struuck, over steen.
Gy en moget hebben schoen en geen
Die u waren bet te maet,Ga naar voetnoot2868
Want si sijn vast ende dick, hoet gaet,
2870[regelnummer]
Die Ysegrim draget ende sijn wijff.
Al sout hem gaen aen haer lijff,Ga naar voetnoot2871
Elker lijck moet u geven twee scoen
U hoge bedevaert mede te doen.’Ga naar voetnoot2873
Nu heeft die valsche pelgerym
2875[regelnummer]
Beworven dat Ysegrim
Al totten zenen heeft verlorenGa naar voetnoot2876
| |
[pagina 138]
| |
Van beide sijn voeten voren
Dat vel te samen mytten claeuwen.
Ghi en zaget nye vogel so braeuwenGa naar voetnoot2879aant.
2880[regelnummer]
Die stilre hielt sijn lede,
Dan Ysegrim die sijn en dede.Ga naar voetnoot2881
Doemen dus onscoeyde,Ga naar voetnoot2882
Dat bloet hem over die voeten vloeyde.
Doe Ysegrim onscoeyt was,
2885[regelnummer]
Most gaen leggen in dat gras
Vrou Erswijnde, die wolfynne,
Mit enen zeer droeven synne.
Sy liet hair off doen dat vel
Ende die claeuwen also wel
2890[regelnummer]
Achter van haren voeten.
Nu begonde zeer te zoeten
Reynaert synen droeven moet.
Hoort wat clage hi nu noch doet.
‘Moeye’, seit hi, ‘lieve moeye,
2895[regelnummer]
In hoe mennige vernoeyeGa naar voetnoot2895
Heb di om mynen wille gewesen.
Dats my leet, sonderlinck van desen.Ga naar voetnoot2897
So ist my lief, ic seg u twy.Ga naar voetnoot2898
Ghi zijt - des gelovet my -
2900[regelnummer]
Een die liefste van mynen magen.Ga naar voetnoot2900
Dair om wil ic u schoen dragen
Ende gi sult deylen aen perdoen,Ga naar voetnoot2902
Dat ic, moey, myt uwen schoen
Sel bejagen over zee.’Ga naar voetnoot2904
2905[regelnummer]
Vrou Eerswijn was also wee,Ga naar voetnoot2905
| |
[pagina 139]
| |
Dat sy nau en conde spreken:Ga naar voetnoot2906
‘Ay, Reynaert, God moet ons wreken,
Dat gi dus wel ziet uwen wil.’Ga naar voetnoot2908
Isegrim die sweech al stil,
2910[regelnummer]
Ende sijn gesel Bruun voorwaer.
Hem beide was te moede swaer,Ga naar voetnoot2911
Want si waren gebonden ende gewont.
End had oec dair ter selver stont
Al dair geweest Tybert, die cater,
2915[regelnummer]
Hy had hem oec gewarmt een water,Ga naar voetnoot2915
So dat hi niet en had ontgaen,Ga naar voetnoot2916
Hi en had scand en scaey ontfaen.Ga naar voetnoot2917
Wat holpt dat ict maecte lanck?
Des anderen dages na sonnen op ganck
2920[regelnummer]
Dede Reynaert sijn scoene smerenGa naar voetnoot2920
Die Ysegrims te voren weren
Ende synen wive, vrou Eerswijnden.
Reynaert die deedse binden
Om sijn voeten ende ghinck
2925[regelnummer]
Dair hi vant den coninck
Ende sijn wijff, die coninghinne,
Ende sprac myt bliden synne:
‘Heer, God geeff u goeden dach
Ende mijnre vrouwen die ic mach
2930[regelnummer]
Geven prijs myt groten recht.
Nu doet geven Reynaert, uwen knecht,
Een palster ende scerp ende laet my gaen.’Ga naar voetnoot2932
Doe dede die coninc vragen saenGa naar voetnoot2933aant.
| |
[pagina 140]
| |
Om den paep Bellijn, den ram,
2935[regelnummer]
Ende als hi voor den coninc quam,
Sprac die coninc: ‘Bellijn, hier es
Reynaert; doet hem een gelesGa naar voetnoot2937
Ende geeft hem scerp ende staff.’
Bellijn den coninc andwoort gaff:
2940[regelnummer]
‘Lieve heer, en derfs doen niet,Ga naar voetnoot2940
Want hi seit selve, of ghijs gebiet,Ga naar voetnoot2941
Dat hi is in des paeus ban.’
Die coninc sprac: ‘Bellijn, wats dan?aant.
Meister Gelis doet ons verstaen:
2945[regelnummer]
Al had een man alleen gedaen
So veel sonden als al die leven,
Ende woud hi ontfaen ende begevenGa naar voetnoot2947
Ende woude dan te biechte gaen
Ende penitencie dair voor ontfaenGa naar voetnoot2949
2950[regelnummer]
Ende voldoen bi des priesters rade,Ga naar voetnoot2950
God die soude hem doen genade.
Nu wil Reynaert over die zee varen.
Dair mede mach hi hem wel verclaren.’Ga naar voetnoot2953
Bellijn sprac ten coninc slecht:Ga naar voetnoot2954
2955[regelnummer]
‘Ic en doe Reynaert erom noch recht,Ga naar voetnoot2955
Ghi en hout my quijt ende scadeloosGa naar voetnoot2956
Van scadeliker dinck altoesGa naar voetnoot2957
Voor Losevont, den provisoor,Ga naar voetnoot2958aant.
Ende voor den biscop PrendeloorGa naar voetnoot2959
| |
[pagina 141]
| |
2960[regelnummer]
Ende Rapiamus, sinen deken.’Ga naar voetnoot2960
‘Ic en bid u in acht weken’,
Sprac die coninc, ‘aldus veel.
Oec had ic liever dat u keelGa naar voetnoot2963-
Henge. Tis my leet dat ic u bat.’
2965[regelnummer]
Als Bellijn verhoorde dat,
Dat die coninc toornich wart,
Wart hi alte zeer vervaert,
Dat hi was in groten vaer;Ga naar voetnoot2968
Ende ghinc staen voor sijn outaer
2970[regelnummer]
In sijn boec singen ende lesen
Sulc als hem goet docht wesen,
Over Reynert dies luttel rochte.Ga naar voetnoot2972
Het dude also veel alst mochte.Ga naar voetnoot2973
Doe Bellijn, die cappellaen,
2975[regelnummer]
Oetmoedelic had gedaen
Die getide vanden dage,Ga naar voetnoot2976
Doe henck hi aen Reynaerts crage
Een scerp van Brunen vel.
Nu hoort, den losen gesel
2980[regelnummer]
Heeft hem gedaen een cleyn palster dair byGa naar voetnoot2980
Tot synen genuegen. Doe was hi bly
End al bereet tot sijnre vaert.
Doe sach hi ten coninc waert
Ende liet hem ontfallen gevensde tranen
2985[regelnummer]
Die liepen over sijn rode granenGa naar voetnoot2985
Als oft hem jamerde in sijn herte.Ga naar voetnoot2986
Van rouwen had hi al den smerte.
| |
[pagina 142]
| |
Bellijn geeft Reynaert de pelgrimsattributen (correspondeert met open ruimte r tussen v. 2973-4)
| |
[pagina 143]
| |
Dat was dair om en anders niet,
Dat hi hem allen die hi dair liet,
2990[regelnummer]
Niet en mocht beraden alsulke pijnGa naar voetnoot2990
Als hi dede Bruun ende Ysegrijm,
Om dat hem dit niet en mocht gevallen.Ga naar voetnoot2992
Nochtans stont hi ende bat hem allen,
Dat sy voor hem bidden souden
2995[regelnummer]
Also getrouwe, als sy wouden
Dat hi voor hem allen bade.
Dat oorloff nemen doecht hem te spade,Ga naar voetnoot2997
Want hi ghern van danen waer.
Hy was altoos in sulken vaer,
3000[regelnummer]
Also hi hem selven sculdich wist.Ga naar voetnoot3000
Dus bereide hi hem myt groter list.Ga naar voetnoot3001
Die coninc sprac: ‘My is wel leet,
Reynaert, by God diet weet,
Dat gi dus zeer haestich zijt.’
3005[regelnummer]
‘Neen, heer, het is groot tijt.Ga naar voetnoot3005
Men en sel geen weldaet sparen.Ga naar voetnoot3006
Geeft my oorloff, ic wil varen.’Ga naar voetnoot3007
Die coninc sprac: ‘Hebt Goods oorlooff.’Ga naar voetnoot3008
Doe geboot hi over al dat hoff,
3010[regelnummer]
Dat sy myt Reynaert uut souden gaen
Sonder die dair waren gevaen,Ga naar voetnoot3011
Isegrim ende Bruun, die beer.
Sy waren gewont also zeer,
Dat sy wenschten om den doot.
| |
[pagina 144]
| |
3015[regelnummer]
Ten heeft nyement rou so groot
Off en mach so droevich sijn,
Had hi Reynaert, den pelgrijm,
Ghesien, hoe vromelic dat hi ghinck
Ende hoe gevensdelic dat hem hinckGa naar voetnoot3019
3020[regelnummer]
Scerp ende palster om den hals
Ende sijn scoen als end als,Ga naar voetnoot3021
Die hi droech aen sijn voeten,
Hy had lachen moeten.
Nochtan liet hem des genoech.Ga naar voetnoot3024
3025[regelnummer]
In sijn hert hi sere loech,
Dat si alle myt hem gyngen
Mit so groter zamenyngen,Ga naar voetnoot3027
Die hem te voren waren zeer wreet,Ga naar voetnoot3028
Ende hi den coninc diene had so leet,
3030[regelnummer]
So wel had gebrocht te dwaze.
Het was een pelgryn van deusaze.Ga naar voetnoot3031
‘Heer coninc’, sprac hi, ‘nu keert weder.
Door hooch noch door nederGa naar voetnoot3033
En wil ic dat gi vorder gaet.Ga naar voetnoot3034
3035[regelnummer]
Ic ducht dattet u sel wesen quaet.
Ghi hebt gevangen twee mordenaren;
Gevaltet dat sy u ontvaren,Ga naar voetnoot3037
Ghi sout u voort moeten wachten zeerGa naar voetnoot3038-
Dan gi te voren deed ende meer.
3040[regelnummer]
Blijft gesont ende laet my gaen.’
Ende mitter tael ghinc hi staen
| |
[pagina 145]
| |
Op sijn achterste twee voeten
Ende maende hem allen groot ende cleyn myt moeten,Ga naar voetnoot3043
Dat sy alle voor hem baden,
3045[regelnummer]
Off sy aen sijn weldadenGa naar voetnoot3045
Rechte deylinge hebben wouden.Ga naar voetnoot3046
Sy seiden alle dat sy souden
Sijns gedencken in haren gebede.
Nu hoort wat Reynaert dede
3050[regelnummer]
Dair hi vanden coninc schiet:
Hoe droeffelic dat hi hem geliet,Ga naar voetnoot3051
So dattet haerre zom ontfermde.Ga naar voetnoot3052
Op Kuwert, den haze, hi karmde:Ga naar voetnoot3053
‘Owi, Kuwert, sellen wi nu sceiden?aant.
3055[regelnummer]
Oft God wil, gi selt my geleiden
Ende Bellijn, mijn vrient, de ram.
Ghi twee en maket my niet gram.Ga naar voetnoot3057
Ghi twee, gi moet my wel voort brengen.Ga naar voetnoot3058
Ghi zijt van sueter wandelingen,Ga naar voetnoot3059
3060[regelnummer]
Onberoepen ende goedertierenGa naar voetnoot3060
Ende onbeclaecht van allen dieren,Ga naar voetnoot3061
Geestelic ende van goede zede.
Ghi leeft beyde als ic dede
Doe ic clusenaer was.
3065[regelnummer]
Heb di lover ende gras,Ga naar voetnoot3065
Ghi en geeft niet meer om uwen eysch,Ga naar voetnoot3066
Noch om broot, noch om vleysch,
Noch om sonderlinge spise.’Ga naar voetnoot3068
| |
[pagina 146]
| |
Mit dusdanigen gepriseGa naar voetnoot3069
3070[regelnummer]
Heeft Reynaert dese twee verdoort,Ga naar voetnoot3070
Dat si myt hem gingen voortGa naar voetnoot3071
Tot dat sy quamen voor sijn huus
Aen dat casteel van Maperthuus.
Als Reynaert voor die poort quam
3075[regelnummer]
Sprac hi: ‘Neve Bellijn, den ram,
Ghi moet alhier buten staen.
Ic moet in mijn veste gaen.Ga naar voetnoot3077
Kuwaert sel in gaen myt my.
Bids hem, Bellijn, ende oec dat hyGa naar voetnoot3079
3080[regelnummer]
Wil troosten mijn wijff Ermelijn
Mit haren kijnderen ende die mijn,
Als ic aen haer oorlof bid.’Ga naar voetnoot3082
Bellijn sprac: ‘Ic bid hem dit,
Dat hise ummer troost doch wael.’
3085[regelnummer]
Ende Reynaert ginc myt schoenre tael,Ga naar voetnoot3085
Mit smeken ende myt flatteren,Ga naar voetnoot3086
So dat hi tot synen onerenGa naar voetnoot3087
In sijn hol leyde Kuweerd.
Dair vonden sy leggen op die eerd
3090[regelnummer]
Vrou Ermelijn by haren jongen.
Die zorge hadse zeer gedwongen
Ende dien anxt van Reynaerts doot,
Mer nu so was hair bliscap groot,
Doe sy hem sach also in comen.
3095[regelnummer]
Mer als sy heeft die scerpe vernomen
En die palster ende die scoen,
Dochtet haer een vreemt doen,Ga naar voetnoot3097
| |
[pagina 147]
| |
Ende sprac: ‘Lieve Reynaert, segget my:
Hoe is u vergaen die vaert?’
3100[regelnummer]
‘Ic was’, sprac hi, ‘in thoff gevaen,
Mer die coninc liet my gaen.
Ic moet warden pelgrym
Ende Bruun ende Ysegrim
Sijn borge geworden voor my.Ga naar voetnoot3104
3105[regelnummer]
Die coninc heeft - danck heb hy -
Kuwert gegeven in rechter soenGa naar voetnoot3106
Onse wil dair mede te doen.
Die coninc gelidet selver dass,Ga naar voetnoot3108aant.
Dat Kuwart die eerste wass
3110[regelnummer]
Die ons verriet tegen hem.
Ende bider trouwen die ic bem
U sculdich, vrou Ermelijn:
Kuwaert genaect nu grote pijn.Ga naar voetnoot3113
Ic bin op hem recht gram.’
3115[regelnummer]
Als Kuwaert die tael vernam,
Was hi verveert ende wilde vlien,
Mer ten mocht hem niet geschien,
Want Reynaert heeft hem ondergaenGa naar voetnoot3118
Die poort ende greep hem zaen
3120[regelnummer]
Bider kelen mordelike.Ga naar voetnoot3120
Doe riep hi herde vreeselike:Ga naar voetnoot3121
‘Help, Bellijn, wair si di?
Dese pelgrim moort my.’
Mer dat roepen was cort gedaen,
3125[regelnummer]
Want Reynaert die hadden saenGa naar voetnoot3125
Sijn keel ontwe gebeten.Ga naar voetnoot3126
| |
[pagina 148]
| |
Doe sprac hi: ‘Nu ga wi eten
Desen goeden vetten haze.’
Die jonge welpen liepen te azeGa naar voetnoot3129
3130[regelnummer]
Ende gingen eten al gemene.Ga naar voetnoot3130
Haer feest en was niet clene,
Want Kuwart had een vet lijff.
Ermelijn, Reynaerts wijff,
At dat vleisch ende bloet.
3135[regelnummer]
Den coninc bad sy dicke goet,Ga naar voetnoot3135
Dat hise so wel had verhuecht.Ga naar voetnoot3136
Reynaert sprac: ‘Eet dat gi muecht.
Hy sels genoech voor ons betalen.
Hy en geert niet bet dan wijt halen.’Ga naar voetnoot3139
3140[regelnummer]
Si sprac: ‘Reynaert, gi spot, ic waen.
Doet my die wairheit verstaen
Hoe gi van daen gecomen zijt.’
‘Vrou, ic heb gehuuft den coninc myt vlijtGa naar voetnoot3143
Ende sijn wijff, die coninghinne,
3145[regelnummer]
So dattie vrientscap is zeer dynne
Tusschen ons, dat weet ic wel;
End noch crancker wesen sel,
Als hi van als wet dat waer.Ga naar voetnoot3148
Hy sel my haestelic volgen naer
3150[regelnummer]
Ende sel my hangen, kan hi my krigen.
Dair om wil ic van hier gaen vigenGa naar voetnoot3151aant.
In een schoon ander foreest.Ga naar voetnoot3152
Dair mogen wi wesen ongevreestGa naar voetnoot3153
Seven jaer ende meer nochtan,
| |
[pagina 149]
| |
3155[regelnummer]
Eer men ons dair vijnden can.
Dair is planteit van goeder spisen.Ga naar voetnoot3156
Dair sijn snyppen ende patrysenGa naar voetnoot3157
Ende veel ander vogelwilt.
Vrou, op dat gi myt mi wilt,
3160[regelnummer]
Ic wil myt u bestaen die vaert.Ga naar voetnoot3160
Dair sijn fonteyn van zueter aertGa naar voetnoot3161
Ende lopende beken schoen en claer.Ga naar voetnoot3162
Deus, wat zueter lucht is daer.Ga naar voetnoot3163
Wy hebben dair gemaec en vredeGa naar voetnoot3164
3165[regelnummer]
Ende leven in groter weellichede.Ga naar voetnoot3165
Want die coninc liet my op datGa naar voetnoot3166
Gaen, dat ic hem enen scat
Wijsde al gynder op Kryekenpit.
Mer hi en vijnter dat noch dit,
3170[regelnummer]
Al zocht hi dair oec ummermeer.
Dit sel hem toornen alte zeer,Ga naar voetnoot3171
Als hi hem dus vijnt bedrogen.
Wat waendi hoe mennige scoon logen
Brocht ic voort, eer ic ontginck?
3175[regelnummer]
Het was nau dat hi my niet en hynck.Ga naar voetnoot3175
Ic en leet nye meerre noot,
Noch en creech ic anxt so groot,
Als ic dair voor mijn ogen zach.
Het verga my hoe dat mach,Ga naar voetnoot3179
3180[regelnummer]
Ic en laet my niet meer dair toe raden
Te comen in des conincs genaden.Ga naar voetnoot3181
Ic heb mijn duum uut synen mont.Ga naar voetnoot3182
| |
[pagina 150]
| |
Danck hebben mijn subtilen vont.’
‘Ic en rade ons niet’, sprac Ermelijn,
3185[regelnummer]
‘Te varen in een ander woestijn,Ga naar voetnoot3185
Dair wi ellendich ende vreemde weren.Ga naar voetnoot3186
Wy hebben hier al ons begeren
Ende gi zijt meyster uwer gebueren.Ga naar voetnoot3188
Wair om woud dijt dan aventueren
3190[regelnummer]
Ende nement quaet ende latent goed?
Wy mogen hier leven in sekerre hoed.Ga naar voetnoot3191
Onse borch is goet ende vast.
Al woud ons die coninc doen overlast
Ende hi ons myt machte bezaet,Ga naar voetnoot3194
3195[regelnummer]
Hier sijn so veel zidel gaetGa naar voetnoot3195
Dat wi wel te tide ontrumen.Ga naar voetnoot3196
Wy en mogen myt bliven niet versumen.Ga naar voetnoot3197
Wy weten die wege over al:
Eer hi ons dan vangen sal
3200[regelnummer]
Mit crachten, dair sel veel toe horen.Ga naar voetnoot3200
Mer dat gi hem hebt gesworen,
Dat gi selt varen over zee
Ende dair te bliven ummer mee,
Dats dair ic my aen stoot meest.’
3205[regelnummer]
‘Neen, vrou, zijt dair om niet bevreest.
So meer gesworen so meer gelogen
Is my dic gecomen voor dogen.Ga naar voetnoot3207
Ic rade dair ic my mede beriet,Ga naar voetnoot3208
| |
[pagina 151]
| |
Dat bedwongen ede en duden niet.Ga naar voetnoot3209
3210[regelnummer]
Al voldeed ic dese vaert,
Ten bate niet eenen catten staert.Ga naar voetnoot3211
Ic wil hier bliven nu gijt my raet.
Ic mochtet wel vijnden also quaet
Dair ic quame, als ict heb hier.
3215[regelnummer]
Wil my in verdriet die coninc fier
Brengen, des wilic altemael wachten.Ga naar voetnoot3216
Al is hi my te sterck van crachten,
Nochtan waen ic hem wel te vercloeken.Ga naar voetnoot3218
Hi en selt hier so quaet niet zoeken,Ga naar voetnoot3219-
3220[regelnummer]
Hy en selt dair noch quader vijnden,
Wil ic mynen sack ontbijnden.’Ga naar voetnoot3221
Nu balch hem zeer Bellijn, die ram,Ga naar voetnoot3222
Dat Kuwaert, sijn gesel, niet en quam
Ende in dat hol so lange merrde.Ga naar voetnoot3224
3225[regelnummer]
Hy riep lude als die hem errde,Ga naar voetnoot3225
En seide: ‘Kuwaert, laet den duvel wouden!Ga naar voetnoot3226
Hoe lange sel u Reynaert houden?
Haest u hier uut ende laet ons gaen.’
Als Reynaert dit heeft verstaen,
3230[regelnummer]
So gynck hi uut tot Bellijn
Ende sprac tot hem al stillekijn:Ga naar voetnoot3231
‘Ay, lieve Bellijn, wair om bellich diGa naar voetnoot3232-
U? Al sprac Kuwaert tegen my
Ende tegens sijnre liever moeyen,
3235[regelnummer]
Dat en sel u billix niet vernoeyen.Ga naar voetnoot3235
| |
[pagina 152]
| |
Kuwaert dede my verstaen,Ga naar voetnoot3236
Ghi mocht wel zachte voren gaen,Ga naar voetnoot3237
Op dat gi hier niet langer en wilt sijn.Ga naar voetnoot3238
Hy moet hier bliven een luttelkijn
3240[regelnummer]
By sijnre moeyen, vrou Ermelijn,
Ende by haren welpekijn
Die zeer screyen ende misbaren,Ga naar voetnoot3242
Om dat ic hem sel ontvaren.’Ga naar voetnoot3243
Doe sprac Bellijn: ‘Nu segget my,
3245[regelnummer]
Heer Reynaert, wat heb dy
Kuwaert so lede gedaen?Ga naar voetnoot3246
Want heb ic te recht verstaen,
So riep hi lude: “helpt my”.’
Reynaert sprac: ‘Wat seg dy?
3250[regelnummer]
Bellijn, gi moet u beraden.Ga naar voetnoot3250
Ic zegge u wat wi doe daden,
Doe ic int huus gegaen quam
Ende Armelijn aen my vernam,Ga naar voetnoot3253
Dat ic woude varen over zee.
3255[regelnummer]
Dat hert wart hair doe so wee,
Dat sy lange beswijmt lach,Ga naar voetnoot3256
Ende als Kuwaert dat zach,
Riep hi: “Bellijn, heelt vry,Ga naar voetnoot3258
Coomt hier ende helpt my
3260[regelnummer]
Mijn moeye laven, sy is in onmacht.”Ga naar voetnoot3260
Dit riep hi myt felre cracht.’
Do sprac die ram, die niet was fel:Ga naar voetnoot3262
‘En trouwen, ic verstont oec welGa naar voetnoot3263
| |
[pagina 153]
| |
Dat Kuwaert dreef groot misbaer,
3265[regelnummer]
Ic waende wel dat anders waer.’Ga naar voetnoot3265
Reynaert sprac: ‘Neent niet.
Ic had liever misquaem hem yet,Ga naar voetnoot3267
Mynen kijnderen ende mynen wive,
Dan mynen neve Kuwerts live.’Ga naar voetnoot3269
3270[regelnummer]
Reynaert sprac: ‘Bellijn, huecht u niet,Ga naar voetnoot3270
Dat my die coninc gisteren hietGa naar voetnoot3271
Voor herde veel sijnre liede,Ga naar voetnoot3272
Eer ic uutten lande sciede,
Dat ic hem een paer brieve screve?
3275[regelnummer]
Seldise hem dragen, lieve neve?
Sy sijn gescreven ende al gereet.’
Bellijn sprac: ‘Reynaert, ic en weet.Ga naar voetnoot3277
Wist ic wel dat u gedichteGa naar voetnoot3278
Goet wair, gi mocht my lichte
3280[regelnummer]
Gebieden dat ict den coninc
Droege, had ick enich dinck
Dair ict in mochte steken.’
Reynaert sprac: ‘U en sel niet gebrekenGa naar voetnoot3283
In te doen, eer si hier bleven.Ga naar voetnoot3284
3285[regelnummer]
Ic soude u eer die scerpe geven,Ga naar voetnoot3285
Heer Bellijn, die ic selve drage
Ende hangense al aen u crage,Ga naar voetnoot3287
Des conincs brieve al dair in.
Ghi selt dair off hebben groot gewyn,
3290[regelnummer]
Des conincs danck ende groot eer.
Ghi selt den coninc, mynen heer,
| |
[pagina 154]
| |
Herde wellecoom sijn.’
Op desen troost loofde BellijnGa naar voetnoot3293
Dat hi die brieve dragen soude.
3295[regelnummer]
Doe keerde Reynaert als die boudeGa naar voetnoot3295
Weder in sijn hagedochteGa naar voetnoot3296
Ende nam die scerpe die hi brochte
Bellijn. Dair had hi in gesteken
Kuwarts hooft bi valschen trekenGa naar voetnoot3299
3300[regelnummer]
Dien hi had gebeten doot,
Om Bellijn te brengen in meerre noot
Ende hencse hem vast aen synen hals
Ende beval hem als ende als,Ga naar voetnoot3303
Dat hi niet die brieve en zoude
3305[regelnummer]
Besien, off hij gern woude
Tot des conincs vrientscap naken.Ga naar voetnoot3306
‘Ende wildi dat boven alle sakenaant.
Die coninc u sel hebben lieff,
So segget dat gi self den brieff
3310[regelnummer]
Gedicht hebt ende oec gescreven
Ende den raet dair toe gegeven.
Ghi selt des hebben groten danck.’
Bellijn wart blide ende spranck
Vander steden dair hi stoet,
3315[regelnummer]
Hoger dan anderhalven voet
Ende sprac: ‘Reynaert, neve ende heer,
Nu weet ic dat gi my doet eer.
Ic sel hebben groot loff
By u, als men in dat hoff
3320[regelnummer]
Siet dat ic dus wel dichten can
In sconen woorden ende in slichten,Ga naar voetnoot3321
| |
[pagina 155]
| |
Al ist dat ics niet en can.
Men seit dic dat mennich man
Eer is gesciet, want hem God goste,Ga naar voetnoot3324-
3325[regelnummer]
Van saken die hi selve niet en woste.
So sel my aen deser vaert.Ga naar voetnoot3326
Nu wat radi, lieve Reynaert,
Sel Kuwaert mede te hove gaen?’
‘Neen hi’, sprac Reynaert, ‘hi sel u zaen
3330[regelnummer]
Volgen bi desen pade.
Hy en heefts nu geen groot scade.
Nu gaet voren myt gemaeck.Ga naar voetnoot3332
Ic sel Kuwert sulken zaeck
Ondecken die noch sijn verholen.’Ga naar voetnoot3334
3335[regelnummer]
‘Reynaert, so blijft Gode bevolen’,
Sprac Bellijn ende ghinc te hove waert
Ende haeste so seer van Reynaert
Mit lopen, dat hi voor middach
Quam dair hi den coninc sach
3340[regelnummer]
In sijn hooff myt sijn baroen.
Die coninc wonderde vanden doen,Ga naar voetnoot3341
Dat hi die scerpe weder brochte,
Dair Bruun die beer so onsochteGa naar voetnoot3343-
Te voren om was gedaen.
3345[regelnummer]
Die coninc sprac tot Bellijn saen:
‘Segt ons, Bellijn, waen coom dy?Ga naar voetnoot3346
Wair is Reynaert; hoe coomt dat hi
Die scerp myt hem niet en draecht?’
Bellijn sprac: ‘Ic maecht
| |
[pagina 156]
| |
3350[regelnummer]
Seggen als ic best can ende weet.
Doe Reynaert al was bereet
Ende hi henen sceiden soude,
Vraechde hi my off ic woude
Twee brieve brengen door u lieve.Ga naar voetnoot3354
3355[regelnummer]
Ic seide: meer dan negen brieve
Soudic dragen door u eer.
Doe brocht hi my gedragen, heer,
Die scerpe dair dese brieve in sijn.
Die sijn mitter konsten mijn
3360[regelnummer]
Beide gedicht ende oec gescreven
Ende heb dair den raet off gegeven.Ga naar voetnoot3361
Het vergaet myt my hoet mach vergaen.Ga naar voetnoot3362
Ic waen men selden heeft verstaenGa naar voetnoot3363
Brieve lesen bet gedicht.’Ga naar voetnoot3364
3365[regelnummer]
Die coninc dede comen te richtGa naar voetnoot3365
Voor hem Koekaert, synen clerck.
Dat was sijn ambocht ende werckGa naar voetnoot3367
Dat hi die brieve te hove lass
Die men dair seynde, want hi wasGa naar voetnoot3369
3370[regelnummer]
Subtijl ende verstont veel spraken.Ga naar voetnoot3370
Tybaert ende hi die traken
Die scerpe vanden halss Bellijn,
Die hier bider domheit sijn
Heeft gesproken also verre,Ga naar voetnoot3374
3375[regelnummer]
Dat hijs licht mach warden erre.Ga naar voetnoot3375
Die scerpe ondede Koekaert, die clerc.Ga naar voetnoot3376
Doe most bliken Reynaerts werc,
| |
[pagina 157]
| |
Als dat hi thooft dair uut track.Ga naar voetnoot3378
Doe hijt zach, wel saen hi sprack:
3380[regelnummer]
‘Helpe, wat brieve sijn dit?
Heer coninc, by mijnre wit,Ga naar voetnoot3381
Dit is dat hooft van Kuwaert!’
‘Och arme, dat ic ye Reynaert
Geloven soude also verre!’Ga naar voetnoot3384
3385[regelnummer]
Doe moecht men zien droeff ende erreGa naar voetnoot3385
Die coninc en die coninghinne.
Die coninc stont in droeven synne
Ende sloech sijn hooft neder.Ga naar voetnoot3388
Overlanck hief hijt op wederGa naar voetnoot3389
3390[regelnummer]
Ende begonde te werpen uutGa naar voetnoot3390
Een dat vreesselixste geluutGa naar voetnoot3391
Dat ye van dieren gehoort wart.
Alle dieren worden vervaert.Ga naar voetnoot3393
Doe spranc voort her Fyrapeel,Ga naar voetnoot3394aant.
3395[regelnummer]
Die lupaert, hi was een deelGa naar voetnoot3395Ga naar voetnoot3395-
Des conincs maech, hi dorst wel doen.Ga naar voetnoot3396
‘Gadi nu aen, heer coninc, een ongewoen?Ga naar voetnoot3397
Heer Lyon, hoe drijfdi dees ongevoech?Ga naar voetnoot3398
Ghi mysbaert u sonder gevoechGa naar voetnoot3399
3400[regelnummer]
Al ware die coninghinne doot.Ga naar voetnoot3400
Laet varen desen rouwe groot
Ende grijp een moed; het is groot scand.
Si di niet heer van alden land?
| |
[pagina 158]
| |
Ist niet onder u al dat hier is?’Ga naar voetnoot3404
3405[regelnummer]
‘Heer Fyrapeel, wat mach ic dies,Ga naar voetnoot3405
Dat ic my dus myslaet?Ga naar voetnoot3406
My heeft myt sinen losen beraetGa naar voetnoot3407
Een quaet scalc so veer gebrocht,
Dat hy mijn vriende heeft verwrocht,Ga naar voetnoot3409
3410[regelnummer]
Den stoutste Bruun ende Ysegrijm.Ga naar voetnoot3410
Dat rouwet my in therte mijn.
Het sel my aen mijn eer gaen,
Dat ic so vele hebbe mysdaen
Tegen mijn beste baroene
3415[regelnummer]
Ende ic den quaden hoeren sone
Also ver soude betrouwen.Ga naar voetnoot3416
Mer het quam toe by mijnre vrouwen.Ga naar voetnoot3417
Sy bat dair my so zere voren,Ga naar voetnoot3418
Dat ic hair bede moste horen.Ga naar voetnoot3419
3420[regelnummer]
Dats my leet, al ist te spade.’Ga naar voetnoot3420
‘Wats dan, heer coninc, wart anders te rade.Ga naar voetnoot3421aant.
Is dair mysdaen, men salt soenen.
Men sel den wolff ende Bruun doen comen
Ende vrou Eerswijnde also wel:
3425[regelnummer]
Over schoen ende over velGa naar voetnoot3425
Ende over toorn ende over pijn
Gheven den ram Bellijn,Ga naar voetnoot3427
Want hijt selve lijt al bloot,Ga naar voetnoot3428
Dat hy raet gaff tot Kuwaerts doot.
3430[regelnummer]
Hy heeft mysdaen, hi selt becopen.
| |
[pagina 159]
| |
Dair na sellen wi alle lopen
Na Reynaert ende sellen vangen
Ende by sijnre kelen hangen
Sonder vonnisse ende sonder recht.Ga naar voetnoot3434
3435[regelnummer]
Hier mede so wart alle dinge slecht.’Ga naar voetnoot3435
‘Dit doe ic gern’, sprac die coninck.
Fyrapeel, die lupart, ghinck
Dair hi die gevangen vant.
Ic waen hise eerst ontbant.Ga naar voetnoot3439
3440[regelnummer]
Dair na sprac hi: ‘Gi heren beide,
Ic breng u een vast geleideGa naar voetnoot3441
Ende mijns heren vrientscap nu.
Hem is leet dat hi tegens u
Yet heeft mysproken of mysdaen.
3445[regelnummer]
Ende dair voor seldi ontfaen
Schoon soen ende - so wie is gram -Ga naar voetnoot3446
Hi sel u geven Bellijn den ram
Ende dair toe alle sine mageGa naar voetnoot3448
Van nu tot aen den doemsdage:Ga naar voetnoot3449
3450[regelnummer]
Ist int wout off op dat velt
So wair dat gi se vijnden selt,Ga naar voetnoot3451
Dat gi se verbijt ende et.Ga naar voetnoot3452
Die coninc geeft u dair toe met,Ga naar voetnoot3453
Dat gi sonder enige mysdaet
3455[regelnummer]
Reynaert toorn doet ende quaetGa naar voetnoot3455
Ende oec alle sijn magen,
So wair gise cont bejagen.Ga naar voetnoot3457
| |
[pagina 160]
| |
Dese schoon vrihedenGa naar voetnoot3458
Wil u die coninc geven heden
3460[regelnummer]
Van hem te houden ewelijck,Ga naar voetnoot3460
Ende hier bi so wil die coninc rijck,
Dat ghi hem sweert vaste hulde.Ga naar voetnoot3462
Hy en wil oec bi sijnre sculdeGa naar voetnoot3463
Tiegen u mysdoen nummer meer.
3465[regelnummer]
Dit moechdi myt groter eer.Ga naar voetnoot3465
Neemt dit, ic raet u wel te doen.’Ga naar voetnoot3466
Aldus was gemaect die soen
By Fyrapeel, den lupaert.
Dat moste Bellijns tabbaertGa naar voetnoot3469aant.
3470[regelnummer]
Costen ende sijn crage,Ga naar voetnoot3470
Want noch houden Ysegrims mage
Die vete ende die nijt myt crachteGa naar voetnoot3472
Op Bellijn ende al sijn geslachte.
Sy verbitense dair si connen.Ga naar voetnoot3474
3475[regelnummer]
Die vete was cort begonnen,Ga naar voetnoot3475
Want mense nye gesoenen en conde.Ga naar voetnoot3476
|
|