Den Redenrijke constliefhebbers stichtelicke recreatie
(1599)–Anoniem Redenrijker constliefhebbers stichtelicke recreatie, Der– Auteursrechtvrij
[Folio M4v]
| |
Refereyn.
Ga naar voetnoot+ALsmen wel Considereert en diligentlyck doorsiet,
De Feyten der Oorloghen binnen den truble gheschiet,
Ga naar voetnoot+ By de Nederlanders om liber te leuen,
Eerst hoe SANCY DAVILA, een grote vloot schepen liet,
Ga naar voetnoot+Die onder haer alle zijn ghevanghen ghebleuen,
Daer na dat hem most in apprehensie gheuen,
Ga naar voetnoot+Bossu, met d'Inquisitie, onverwinlicken geacht,
Des Commanduers Volck hebbense te rugh gedreuen,
Met weynich schepen, gespoelieert, soo groten macht,
Ga naar voetnoot+Mons DRAGON, most wel door der Leeuwen cracht,
Ga naar voetnoot+Nae veel wederstants de Stadt Middelburch beswijcken,
Ghenoech overweldigh synde door den hongher onsacht,
Handelde met hem, en de zijne, niet bitterlijcken,
Ga naar voetnoot+Wt het Fortsch tot Crimpen deden sy den Spaengaert wijken,
Wantse haer als vrome Helden en Campioenen weerden,
So cryghende den Vyant t'onder, t'is publijcken,
Daer beneffens noch met appontement accordeerden,
Ouer sulcx waert niet wonder, datmen den prijs estimeerden,
Haerder daden bouen der Romeynen onghenadich,
Ga naar voetnoot+Int cas, datse cloeck victorieus zijn, en niet moordadich.
Ga naar voetnoot+Des Spaengaerts rigureus opset is tot niet ghecomen,
Die de Stadt Vtrecht te plunderen hadden voorghenomen,
Zijn vande Borghers ghedwonghen op te geuen t'Casteel,
Die hen noch t'leuen schoncken als den vromen,
Ga naar voetnoot+Door der Bataviers toedoen heeft Graef Hollach eel,
Ga naar voetnoot+Lochem ontset, al was t'ghetal der vyanden veel,
Ga naar voetnoot+PARMA dorst Lillo in geender wijs bespringhen,
Ga naar voetnoot+Maer sy conden wel tot des Landts voordeel,
Ga naar voetnoot+Liefkens, sint ANNEN Houck, ende Venten bedwinghen,
Ga naar voetnoot+Sulcx dat de pertien daer uyt truerich ginghen,
t'Huys te Loon, de Schans t'Enghelen expaert,
Ga naar voetnoot+Sachmense overtreffen, ende cloeckmoedich anringhen,
Ga naar voetnoot+Beletten mede de vloot tot Duynkercken den uytvaert,
Ontrent t'seuentich van des Helden vermaert,
Ga naar voetnoot+Hebben t'geweldich Casteel tot Breda in ghecregen,
Dies de Stadt genouchsaem was gewonnen, t'moet zijn verclaert,
Nochtans hadden gratie die daer in waren gheleghen,
Dus bouen de Romeynsche mach niet blyuen versweghen,
Den lof haerder Feyten vroom ende ghestadich
Int cas, datse cloeck victorieus zijn, en niet moordadich.
| |
[Folio N1r]
| |
Hoe wel met veel Garnisoens en menich natie,Ga naar voetnoot+
Hemert, Heel, oock Steen-berghen, sonder falatie,Ga naar voetnoot+
Waren bewaert, versterckt, besorcht, en beset,Ga naar voetnoot+
Nochtans mosten sy hun voughen tot remonstratie,Ga naar voetnoot+
d'Inwoonders subiect, dese Landen net,Ga naar voetnoot+
Zutpheen, Deuenter,Ga naar voetnoot+ Defl-sielGa naar voetnoot+ de schans van den Opslach, met
Ga naar voetnoot+Immemil, nae grote resistentie bewesen,
Ga naar voetnoot+Nieumegen ende Ga naar voetnoot+Steen-wijck hier wel oplet,
NochGa naar voetnoot+ Groeningen, mochten niet behinderen in desen,
Onderdanich te zijn, dit Crijchs-heyr ghepresen,
Die veel schandalen spraeken met vilonye
Zijn in ghenade ghenomen, wie heeftet oyt ghelesen,
Dat eenich Romeyn sulcks dede sulcken verwonnen pertye,
Ghy Verdugo hebt moeten sien overgheuen onblye,
Ga naar voetnoot+Couverden en ontsetten, hoe seer t'was ondergrauen,
DeGa naar voetnoot+ Steel-hooffsche schans,Ga naar voetnoot+Geertruy den Berch vol envye,
Als een Voghel inden strick omringht, ginckmen noch lauen,Ga naar voetnoot+
Met t'soph der ghenaden, dies zijn haer daden en gauen,Ga naar voetnoot+
Meer te prysen, dan de Romeynsche onberadigh,
Int cas, datse cloeck victorieus zijn, en niet moordadich.
Prince,
MARCUS ANTONIVS synde inden strijt ghetreden,
Teghens de Parthen, Princen, heeftse bestreden,
Met dry hondert t'seuentich duysent mannen gequelt,
Diet al dooden dat voort Swaert quam, och wat t'onreden,
POMPEYVS bracht te velde een grousaem gewelt,
Contra, de Mithridaten, jae heeftse t'onder ghevelt,
Thien duysen onghenadich gheslaghen doot,
Maer wat ghelijckenis hebben dees te werden ghestelt,
By de Feyten hier bedreuen binnen een corte stoot,Ga naar voetnoot+
Met weynich volcx, zijn, dat weet cleyn en groot,
Thien Fortschen, elck om gheweldigh ende sterck,
Bedwonghen te subiecteeren den Leeuwe root,
AlsGa naar voetnoot+ Meurs, Alphen, Ensche, Breefoort, enGa naar voetnoot+ Berck,
Oldenseel, oock Otmarsen, Schansen noch Bolwerck,Ga naar voetnoot+
Tot Goor, Grol, ofte Lingen, vastlijcken ghegront,
Mochten niet resisteren so ick bemerck
Den toeval dese Helden, maer elck ghenade vont,
Waer ouer dat bouen der Romeynen werck terstont,
Noch zijn te Lauderen haer daden succadich,
Int cas, datse cloeck victorieus zijn, en niet moordadich.
Godts Wet, Is net, |
|