Den Redenrijke constliefhebbers stichtelicke recreatie
(1599)–Anoniem Redenrijker constliefhebbers stichtelicke recreatie, Der– Auteursrechtvrij
[Folio F3v]
| |
Refereyn.
ONtwaeckt met vlijt, bestayt u tijt, in CHRISTVS schoel, mans en vrouwen,
Opten Hoeck-steen bouwt, jonck en oudt, om recht t'ontfouwen,
Hoe sal een Leerling recht oordelen van syns Leeraers leer.
Twee Leeraers hadt ADAM, het mocht hem wel rouwen,
Dat hy t'Serpent meer, geloofden dan GODT zijnen Heer,
Ga naar voetnoot+ Door d'ongehoorsaemheyt, quam ADAM, en wy al en s'doots verseer,
Maer Godt troosten hem uyt genaden, met dese reden,
Ick sal vyandtschap setten, tusschen t'serpens saet en de vrouw teer,
Met Beloften, dattet vrouwen saet t'serpens cop sal vertreden,
Ga naar voetnoot+ EVA verblijt, sy sprack: Ick heb den man des Heeren heden,
Als sy CAIN baerde, die ABEL zijnen broeder doot sloech,
ABELS offer behaecht Godt, want hy heeft doort gheloof ghebeden,
CAIN sach alleen oyt offer dat hy oyten Outaer droech,
Ga naar voetnoot+ Den gelouigen ENOCH is vander aerden wech genomen seer vroech,
Ga naar voetnoot+ d'Ongelouige werelt liet Godt door den Sondtvloet strauen,
Ga naar voetnoot+ NOAG zijn achste dreuen in d'Ark op d'een en d'ander boech,
Tot dat de Duyff' den Olijftack bracht, wat vreedt bracht den Rauen,
Ga naar voetnoot+ Die wysheyt van doen heeft die bidt, Godt geeft alle goede gauen.
d'Beloftde saet daerde gelouige Voorouders op bouden,
Heeft GOD inden gelouigen NOAH in d'Arck behouden,
Ga naar voetnoot+ Twee duysent jaer naer de belooft, vernieut in ABRAHAM
Met Belofde dat in hem en in zijn saet alle volck souden
Ga naar voetnoot+ Zijn gebendedijt, ABRAHAM dit in zyn ouderdom aennaem,
Door t'geloof, siende d'belofde saet hercomen uyt zijnen stam,
Ga naar voetnoot+ So CHRISTVS IOANNIS acht, veers vijftich ses, betuycht wilt mercken,
Ons te leeren dat hy t'belofde saet uyt ABRAHAMS stam quam,
Ga naar voetnoot+ Gehoorsaen gaf ABRAHAM, zijn Soon doort geloofs versterken,
Dits hem tot gerechtigheyt gerekent, als hy quam uyt den percken
Vanden Coningen slach, ginc den priester vanden alder grootsten god,
Ga naar voetnoot+ ABRAHAM te gemoet, offert hem broot en wijn, wilt hier na hercken,
Ga naar voetnoot+ MELCHISEDECH Coninc van Salem, Vorst des vreedts dit ist slot,
Ga naar voetnoot+ Godts soon geleken, blijft Priester, in eewicheyt onverrot,
LEVI in ABRAHAMS lenden gaf thienden, dien daer wy op brauen,
Ga naar voetnoot+ Die naemaels thienden ontfinck door Godts gebot,
Ga naar voetnoot+ So veel beter is MELCHISEDECHS, dan LEVYS ampt wilter na drauen,
Ga naar voetnoot+ Die wysheyt van doen heeft die bidt, Godt geeft alle goede gauen.
| |
[Folio F4r]
| |
Wy leerlincx laet ons als die van Berream op godts Woort letten, Ga naar voetnoot+
Godt geboot door MOYSI, in Israel zijn Wetten, Ga naar voetnoot+
Gehoorsaem te zijn, op dat elck bekenden zijn sondigh leuen, Ga naar voetnoot+
Haer Paeschlam moest suyuer zijn, reyn sonder eenige smetten, Ga naar voetnoot+
Priesters uyt LEVI GODT setten, t'offeren voor hun, en s'volcx sneuen, Ga naar voetnoot+
Maer sy zijn al door ADAMS val ongehoorsaem gebleuen,Ga naar voetnoot+
AARONS soonen, brachten vremt vier opt oudaer, by d'offer spijselic, Ga naar voetnoot+
t'Hemels vier verbrantse, CORACH, DATAN, ABIRAM, keuen
Op MOYSI, sy zijn leuendich in d'aerdt versoncken, afgryselick, Ga naar voetnoot+
ACHAN nam eenen Babiloonschen mantel on wijselick,
Vant verbande, sesendertich duysent man, vielen om dees daet, Ga naar voetnoot+
SAVL is afgeset door zijn ongehoorsaemheyt misprijslick,
Vanden Conincklicken staet, IEROBOAM richten seer opstinaet, Ga naar voetnoot+
Twee Caluers om die als Godt te eeren, hem en zijn saet tot smaet,
ISEBEL is van honden geten, Baals Priesters storuen als auen, Ga naar voetnoot+
Die hem nu in godts tempel set, als een heyligh Potentaet, Ga naar voetnoot+
Vergeeft om gelt alderley quaet, Och, sondighe slauen, Ga naar voetnoot+
Die wysheyt van doen heeft die bidt, godt gheeft alle goede gauen. Ga naar voetnoot+
Prince.
Door onghehoorsaemheyt moesten wy al eewich sterven den doot, Ga naar voetnoot+
Inde volheyt des tijts sandt godt zijn soon, naer zijn beloften-bloot,
Voor cleyn en groot, hier in dit dael, uyt Abrahams en Davids saet, Ga naar voetnoot+
Van een Maeght geboren, ons ghelijck, behaluen de sonden snoot, Ga naar voetnoot+
Op desen weesen alle offers gheordineert in godts raet, Ga naar voetnoot+
d'Ouer Priester ts'jaers eens int Heyligh der heylghen gaet voort volcx quaet. Ga naar voetnoot+
En zijn misdaet offerden gauen, en slachtoffer opten Outaer, Ga naar voetnoot+
Also is CHRISTVS voor ons, een reyn Paeschlam, Voorbidder en Advocaet, Ga naar voetnoot+
Int heylich der heylgen (sonder handen gemaect) gegaen voorwaer, Ga naar voetnoot+
Met zijn bloet dierbaer, ons vry gecocht wt s'doots tormenten swaer, Ga naar voetnoot+
Doen wy noch vyant waren, volbracht de wet, versoende godts toren, Ga naar voetnoot+
Tot een Testament, gaf broot en wijn, t'zijnder gedachtnis claer, Ga naar voetnoot+
Naer Melchisedechs ordening so godt heeft gesworen, Ga naar voetnoot+
Ghy zijt een eewigh Priester, sonder begin oft eynt, ja ongeboren Ga naar voetnoot+
Door t'geloof, zijn ons sonden inden doop, in zijn doot begrauen, Ga naar voetnoot+
Laet ons nu door t'geloof met hem opstaen, als gods uytvercoren, Ga naar voetnoot+
Tot desen Leeraer vroet, v spoet, so comt ghy ter rechter hauen,
Die wysheyt van doen heeft die bidt, godt geeft alle goede gauen.
Geeft Godt die Eer. |
|