Den Redenrijke constliefhebbers stichtelicke recreatie
(1599)–Anoniem Redenrijker constliefhebbers stichtelicke recreatie, Der– Auteursrechtvrij
[Folio F1r]
| |
Refereyn.
NAe dien t'Oordeel der Leer den Gelouigen is toeghelaten, Ga naar voetnoot+
Op dat hy onderscheyde door Godts geest t'zijnder baten, Ga naar voetnoot+
De verborgentheyt der Leere, die ons noot is om verstaen: Ga naar voetnoot+
Mits datter oock dwalingh' is, by sommighe leeraers ter maten:
So machment vry wel al proeuen, t'goet aennemen en t'quaet haten: Ga naar voetnoot+
D'welck d'Athenianen aen PAVLO vlytich hebben ghedaen: Ga naar voetnoot+
Proeuende zijn leer door den Geest, en grondt der Schrift onbelaen:
Welcke puer en louter vindende, ontfinghense met eer: Ga naar voetnoot+
Want de schriftuer is duyster, ten sy men die door Gods geest neemt aen: Ga naar voetnoot+
Daerom mach den leerlingh wel ondersoecken zijns leeraers leer,
Op dat hy die recht oordeel door t'woort en zijnen Geest meer:
Want dat is een recht leerling, die door t'geloof in CHRISTO gehecht, Ga naar voetnoot+
En door zijn woort en Geest oordeelt, niet nae zijn eygen begeer,
Maer als van Gode geleert zijnde, so den Prophete seght: Ga naar voetnoot+
Wiens geest met zijnen geest getuycht, betrout en overlecht,
Dat hem Gods suyuer woort den gront der waerheyt niet heelen // can: Ga naar voetnoot+
Siet so sal den leerling zijns leeraers leer onderkennen recht:
Door Gods geest, diet al leert en kent, ooc t'verborgen oordelen,, can. Ga naar voetnoot+
Wanneer hem een leerling den geest Gods onderworpt devoot,
Die hem getuyght een kint Gods te zijne door CHRISTI doot, Ga naar voetnoot+
En door den seluen geest syn verstant Gode gevangen geeft:
Also afmetende de leer zijns Leeraers wt een liefde groot,
Nae den sin der heyliger Schrift, t'waerachtigh recht-snoer bloot,
Dats door den Vinger Godts, so can hy recht oordelen beleeft:
Want de heylige Geest doet hen op, en niemant sluyt dan die daer heeft Ga naar voetnoot+
Den slotel DAVIDS, diet ontsluyten can, daerom staet daer voort, Ga naar voetnoot+
Wien sal ick de Consten leeren, en doen verstaen dat ghy schreeft? Ga naar voetnoot+
Iae t'gehoor openbaren? Vrylick hun die door mijnen geest en woort
Vande borsen ontrocken zijn, en vant melck ontwent ongestoort.
Siet so kent niemant God, noch de schrift dan door zijn geest waerachtigh: Ga naar voetnoot+
Want de geest ondersoeckt alle ding, ooc de diepten Gods alsmen hoort: Ga naar voetnoot+
Contrari den natuerlicken mensch can niet verstaen aendachtigh Ga naar voetnoot+
Wat godlic is, ja t'is hen dwaesheyt leert de schriftuer eendrachtigh.
Daerom een leerling van zijns leeraers leer niet verschelen // can:
Als hyse toetst, op den steen der Propheten en Apost'len crachtigh:
Door Gods geest, diet al leert en kent, ooc t'verborgen oordelen,, can. Ga naar voetnoot+
| |
[Folio F1v]
| |
Ga naar voetnoot+ Wie sou u verstaen Heere, so ghy geen wijsheyt en verleent?
En uwen Geest (seyt de Wys'man) niet van bouen sondt onvercleent:
Daer doormen geleert werden, en opden rechten wegh geset:
Ga naar voetnoot+ Want gelucksalich is den mensche diens hert onversteent,
Van GODT geleert wort, en verstaet hoet zijn Woort met ons meent:
Ga naar voetnoot+ Na dien doch zijnen Geest alleen de verborghentheyt leert seer net:
Sonder welck den Leerling niet onderscheyt zijnen wil of wet:
Ga naar voetnoot+ Want welcken Mensch weet wat inden Mensch is dan den geest:
Des menschen die in hem is, diet al can oordelen ongelet:
Den mensch is doch noyt dan een Lanteerne sonder licht geweest:
Ga naar voetnoot+ En GODT is 'tlicht in hem, en in zijn licht worden wy siende eest:
Ga naar voetnoot+ So is dan gheen recht oordel buyten Godts geest, ja gantsch niet:
Ga naar voetnoot+ Doch GODT heeft ons uyt de duysternisse gheroepen meest,
Tot zijnen wonderlicken lichte, op dat wy hem kenden iet:
En also souden oordelen, zijns Woorts en Leeraers bediet,
Dwelck ons den geest Godts wt ghenaden wel bevelen // can:
So sal dan den leerling zijns Leeraers leer recht onderscheyden siet:
Ga naar voetnoot+ Door Gods geest, diet al leert en kent, ooc t'verborgen oordelen,, can.
Prince.
Ga naar voetnoot+ Al waert dat den Leerling hem oeffende vroech en spade,
Ga naar voetnoot+ Om zijns Leeraers leer t'oordelen, en sloech naerstigh gade,
Ga naar voetnoot+ Wat hem gheleert, gepredickt, en wt Godts Woort wort beduyt:
So ist al niet, als GOD den Leerling uyt luyter ghenade,
(Door zijnen geest) niet en verlichtede oft en berade,
Om een recht Oordeel van zijns Leeraers leer te spreken uyt:
Ga naar voetnoot+ Waerom AVGVSTINVS ooc sprekende van Gods geest ouerluyt
Seght: Ick begheer niet dan dijns, ghy die zijt de leer en leeraer,
Den Medecijn en Medecijne, en voort tot een besluyt,
De lief' en den liefhebber, de gaef en den gheuer eerbaer.
t' Leuen en leuendigh-maker, t'licht en den verlichter claer:
Ga naar voetnoot+Oock seght GREGORIVS, dien leeraer heeft vier inde tonge, hy,
Die des leerlings hert vierich maeckt door zijn leeringe, maer
Dit bewijst hy om dattet des Heylighs geest ampt alleene sy,:
Ga naar voetnoot+ Dus niet het verstandt, niet te memori, niet de gheleertheyt vry,
Ga naar voetnoot+ Een recht Oordeel van des leeraers leer inden leerling teelen // can,
Daerom sal den leerling bidden dat hy werdd' verlichtet bly:
Ga naar voetnoot+ Door Godts geest, diet al leer en kent, ooc t'verborgen oordelen,, can.
Aensiet de Ionckheyt. WIE DVCHT ICK HOPE. |
|