Den Redenrijke constliefhebbers stichtelicke recreatie
(1599)–Anoniem Redenrijker constliefhebbers stichtelicke recreatie, Der– Auteursrechtvrij
[Folio E1r]
| |
Refereyn.
DE Blaeu ACOLEYKENS die Met Minnen versamen,, jent,
Wil GODT laten wassen, groeijen, en goede vruchten dragen,
Op dat elck hem tot stichtinghe hier nae t'betamen // went,
Waer toe (hoope ick) dat GODT haer als den bequamen // kent,
En alle die Recht solueeren, t'gunt de selue hier vragen,
Hoe sal den LEERLING recht oordelen? tot een wel behaghen,
Van syns LEERAERS leer? t'welck is een saecke groot int gewicht,
Ofte moet eerst GODT bidden, met een nedrich Hart verslaghen, Ga naar voetnoot+
Dat hy hem altoos met zijnen Heylighen Geest verlicht, Ga naar voetnoot+
Versaecken de valsche Leeringhen, van menschen gedicht, Ga naar voetnoot+
Gelouen inde Schrift van GODT door MOYSES beschreven, Ga naar voetnoot+
Door soeckt Die, sy is die recht vam Hem getuycht, ende sticht,
Want GODT begeert der Sondaren doot niet, maer dat die leuen, Ga naar voetnoot+
Of staen van t'Quaet tot Berou ende Leedtwesen begeven, Ga naar voetnoot+
Op dat Godts Lof ende Prijs altoos mocht werden vermeert,
De Schriftuer ongevalscht van getrouwe Leeraers gedreuen, Ga naar voetnoot+
Op dat dese Vraghe te recht mocht werden gesolueert,
Door t'ondersoeck, of de LEERING, met GODTS WOORT accordeert. Ga naar voetnoot+
Den Leerling moet oock zijn Leeraers alle Eere toe // schrijuen,
Soo die hem te recht zijn wijsende op GODES gebodt,
Standhaftich totten eynde, niet lichtelicken moe // blijuen, Ga naar voetnoot+
De Straffe sal de HEERE met een andere Roe // drijuen, Ga naar voetnoot+
En deerlicken Plagen, die met zijne Leeringe spot,
Is oock (voor den Gelouigen) een genadigen GODT, Ga naar voetnoot+
Die voor zijn Woort hier op deser aerden moeten lyen, Ga naar voetnoot+
Soo wie niet gelooft (so de Schrift seyt) van t'begin en t'slot, Ga naar voetnoot+
Sal hy tot den Ougst laten steecken in d'Afgoderyen, Ga naar voetnoot+
T'quaet Cruyt onder t'goede gewassen, int laetste afsnyen, Ga naar voetnoot+
Dit wort ons by den Leeraers dick ende menichmael verclaert,
T'is t'een Oor in, t'ander Oor uyt, niemant denckt oyt castyen,
Wiens schuldt ist anders? dan onse eygen verdorven Aert,
Daer staet, Salich is hy, die Godts Woort hoort en dat bewaert, Ga naar voetnoot+
Niet van d'eene Leering op d'ander te loopen verkeert,
Wat ist anders, dan ons eygen Conscienti beswaert
Aldus om recht te Oordelen, toch naerstich practiseert,
Door t'ondersoeck, of de LEERING, met GODTS WOORT accordeert.Ga naar voetnoot+
| |
[Folio E1v]
| |
ERASMVS Leeringhen, en zijn noch uyt Memorie,, niet,
Die met den Epistelen PAVLI comen over een,
Zyn heerlicke Boecken men onder de Consistori,, siet
Oock verhalen by den LEERAERS, twelck tot zijner glori // schiet,
Om dat zijn Fame sal blyuen door al de Werlt ghemeen,
Heeft oock in menighen Leerling gheleyt den eersten steen,
Ga naar voetnoot+ Ghegeuen een goet Fondament, om op CHRISTVM te bouwen,
Ga naar voetnoot+Die DOOT, DVYVEL ende HELLE voor ons heeft vertreen,
Ga naar voetnoot+En al Menschelicke geslacht verlost uyt benouwen,
Hebben MOSI, en de Propheten, laetse die onthouwen,
Ga naar voetnoot+ En niet eens twyfelen aen zijne grote genaden,
Elck betere hem dan in tijts, of het sal u berouwen,
Ga naar voetnoot+ Eer dan GODT comt Straffen alle de stinckende Misdaden,
Ga naar voetnoot+ Hy doorsoeckt de Harten en Nieren, van goeden en quaden,
Ga naar voetnoot+ En verlicht met den Heylighen Geest, die van hem begeert,
Ga naar voetnoot+ Spijst oock der Menschen sielen, al door zijns Woorts versaden,
Ga naar voetnoot+ Aldus behout, dat goedt is, en uwen vienst presenteert,
Ga naar voetnoot+ Door t'ondersoeck, of de LEERING, met GODTS WOORT accordeert.
Prince.
Ga naar voetnoot+ Den oppersten PRINCE die in Landen ende Steden,, doet
Vercondigen, ende predicken zijn Godtelick Woort,
In wiens macht staet te verleenen ons Paeys en Vreden,, goet,
Ga naar voetnoot+ Mits dat elck hem tot bystant van zijn CHRISTEN-leden // spoet,
Ga naar voetnoot+ En naecten cleden, wie hongert te spijsen, soot behoort,
Ga naar voetnoot+ Een Leerling door cracht des Heyligen geests te Oordlen voort,
So sal GODT zijnen Segen over de Leeringe strecken,
Mer die hartneckich blyven steecken in Sonden versmoort,
Ga naar voetnoot+ Sullen int laetste noch roepen: Bergen wilt ons bedecken,
De HEER en laet niet toe, altoos met zijn Woort te gecken,
Ga naar voetnoot+ Hoe wel hy tot t'horen en straffe blijft seer langtmoedigh,
Den tijdt toecomende en sal niemandt mogen ontrecken,
Als GODT zijnen swaert over ons sal verheffen bloedigh,
Ga naar voetnoot+ De Rechtvaerdige sullen als dan zijn seer voorspoedigh,
Die om zijn Woort in deser Werlt altoos zijn verneert,
Ga naar voetnoot+ Comt ghy Gebenedyden besidt mijn Rijck overvloedigh,
Gaet ghy Vermaledyden die noyt recht en hebt geleert,
Ga naar voetnoot+ Door t'ondersoeck, of de LEERING, met GODTS WOORT accordeert.
L.X.N. Tijt. Piero. |
|