Den Redenrijke constliefhebbers stichtelicke recreatie
(1599)–Anoniem Redenrijker constliefhebbers stichtelicke recreatie, Der– Auteursrechtvrij
[Folio D3r]
| |
Refereyn.
CHRISTVS waerschouwende de menschelijcke geslachten Ga naar voetnoot+
Vermaent ons getrouwelijck dat wy ons sullen wachten Ga naar voetnoot+
Voor valsche Propheten, die om ons te verleydenGa naar voetnoot+
Geveynsdelijck in schaepts kleren tot ons te comen trachtenGa naar voetnoot+
Maer grijpende woluen zijn in haer inwendighe crachten
En dat mense en haer vruchten sal onderscheyden Ga naar voetnoot+
T'welck is haer Leerlinghe die sy de menschen verbreyden
Sulcx al is dat daghlijcx met een schijn uytwendigh Ga naar voetnoot+
Den gheen die veel en verscheyden leeringen verspreyden
Haer leuen aenstellen goet, oprecht, en behendigh, Ga naar voetnoot+
Daer door canmen niet recht oordelen, oft goet en bestendich, Ga naar voetnoot+
Of valsch of quaet is, de leering die sy t'volck leeren, Ga naar voetnoot+
Noch oock door † t' menschelick vernuftigh oordeel blendigh, Ga naar voetnoot+
Want hy doolt dick, die uyt zijn vernuft Godts woort wil gronderen, Ga naar voetnoot+
Maer den leerling die ‡ verlichting door Gods geest gaet begeren, Ga naar voetnoot+
En * aendachtig bidt om recht verstandt van t'gunt hy leren hoort Ga naar voetnoot+
Die sal van zijns Leeraers leer geen recht oordeel ontberen, Ga naar voetnoot+
Door" s'geest verlichting, en † recht ondersoeck of die haer grondt Ga naar voetnoot+
heeft in gods woort. Ga naar voetnoot+
Daer staet geschreuen in de schriftuerlicke sproeken, Ga naar voetnoot+
Proeft alle ding, behoudt t'goet en wilt t'quade vervloecken,
Daerom die vlytigh tracht een recht Oordeel te strijcken, Ga naar voetnoot+
Godts wil te doen, en der Leeraers leer recht te ondersoecken, Ga naar voetnoot+
Moet haer leeringhe horen, ofte lesen haer Boecken, Ga naar voetnoot+
Want sonder t'selfde can daer van gheen recht oordeel blijcken,
Bevindt den Leerling dan die Godts woort niet te gelijcken, Ga naar voetnoot+
‡Door recht onpartijdigh Oordeel van t'ghunt hem werdt geleert, Ga naar voetnoot+
Soo magh hy te recht van sulcke Leeraers wijcken, Ga naar voetnoot+
En haer leering oordelen valsch te zijn en verkeert,
Want so wy yet af doet van d'Heylighe schrift of die vermeert, Ga naar voetnoot+
Die valt onder den vloecken daer in claerlick geschreuen,
En de Heylighe schrift werdt by hem misbruycklick onteert, Ga naar voetnoot+
Dus can den Leerling gheen rechter Oordel geuen,
Van zijns Leeraers leer, om daer in minst te sneuen,
Dan dat hy na de Heylighe schrifture recht spoort,
Die sal hem ins zijns Leeraers leer recht maken bedreuen,
Door s'geests verlichting, en recht ondersoeck of die haer grondt
heeft in godts woort.
| |
[Folio D3v]
| |
Ga naar voetnoot+Wiens leering men niet en vindt ouer een te comen
Met Godts heyligh woort, is te ghelijcken by te bomen,
Ga naar voetnoot+ Die gheen goede vruchten voortbrenghen noch dragen,
Want van een goede Boom canmen geen quay vruchten romen,
Daerom salmen de quade tot afhoudingh verdomen,
En na de rechte vruchten der goede Bomen jaghen,
Ga naar voetnoot+ T'welck zijn Leeraers, die GODT alleen leren te behaghen,
Door een waerachtigh gheloof in CHRISTO en wandel oprecht,
Ga naar voetnoot+ "En selfs onstraflick zijn, sonder oneerlicke vlaghen,
Ga naar voetnoot+ "Ende niet die met soete woorden verleyden de menschen slecht,
En neffens de leringhe die recht werdt uytgheleght
Ga naar voetnoot+ Nae haer vermogen, tweedracht en erghernis doen rysen,
Aen welcke Leeraers men niet moet blyuen ghehecht,
Maer volstandigh in 't Waerachtigh gheloof, daer van afgrysen,
Ga naar voetnoot+ Want sulcke niet CHRISTO, maer haren buyck dienst bewysen,
En by haer (so veel in hen is,) zijn eere wert versmoort,
Dit salmen claerlick mercken, en in haer leering misprysen,
Door s'geests verlichtingh, en recht ondersoeck of die haer grondt
heeft in godts woort.
Prince.
Ga naar voetnoot+ Den oppertsen PRINS heeft zijn Apostelen ghesonden
Ga naar voetnoot+ Door de gantsche werlt, om t'Euangelium te verconden
Ga naar voetnoot+ Alle Volcken, en haer zijn bevel te leren onderhouden,
Ga naar voetnoot+ T'welck sy naerstelick deden, met Godlicke monden,
Ga naar voetnoot+ Vermits sy met Godts geest begaeft werden bevonden,
Ga naar voetnoot+ Bevestighende t'gunt sy d'ongelouighen ontsouden,
Met wondertekens in CHRISTI naem, op dat sy te beter souden
Aennemen t'geloof, in CHRISTO IESV waerachtigh,
Ende al ist dat sulx is gecomen te verouden,
Door dien s'Volcx geloue metter tijdt vermeerde crachtigh,
So hebben sy nochtans (al isser nu veel tweedrachtigh)
Recht naevolgers van haer, en leeraers nagelaten,
De welcke zijn, die in als Godts woort recht zijn natrachtigh,
Om dan wel te kennen haer rechte naesaten,
Ga naar voetnoot+So sal den Leerling niet achten of soet-smeckende praten,
Ga naar voetnoot+ †Noch oock op den geen, die menschen insettingh brengen voort,
Ga naar voetnoot+ Maer sal van de rechte leeraers leer recht oordeel vaten,
Door s'geests verlichting, en recht ondersoeck of die haer grondt
heeft in godts Woort.
Godt aller Uooght. |
|