Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 2008 (nrs. 123-125)
(2009)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
Kees FensGa naar eind●
| |
[pagina 12]
| |
Rondom een gegeven wordt de literatuur geordend, men kan natuurlijk ook zeggen dat de ordening tot een gegeven leidt! Het diachronische karakter is wellicht het interessantst: in de confrontatie van oud en contemporain veranderen beide van karakter. Over het smeltproces van literaire ontmoetingen is weinig geschreven. De internationale confrontatie - de teksten zijn soms uit niet zo bekende taalgebieden - leveren nauwelijks minder boeiende verhelderingen op. Er is heel veel vertaald in de vijfentwintig jaren van Raster, waarmee er lagen andere literatuur tussen de Nederlandse zijn geschoven. De oorspronkelijke Nederlandse literatuur (vooral poëzie) door Raster gepubliceerd - het is zijn afkomst van literair tijdschrift in de strikte zin altijd trouw gebleven - kreeg, onvermijdelijk, in de diachronische en internationale context een ander karakter. Allemaal nieuwe ordeningen en metamorfoses. ‘De kunst van het machinelezen’, ‘Verboden Tsjechen’, ‘Het fragment’, ‘Het geheugen’, ‘Denkbeeldige reizen’, ‘oulipo/wemoli’, ‘Lopen en schrijven’, ‘Gulliver’ - het zijn willekeurig gekozen titels van afleveringen uit de afgelopen vijfentwintig jaar. De titel van nummer 99 mag niet onvermeld blijven, niet alleen vanwege de schitterende inhoud ervan, maar ook om de niet ongeestige schijn van pessimisme in het zicht van het jublileumnummer: ‘Ars Moriendi’. Alle titels doen themanummers vermoeden. De veronderstelling blijkt elke keer onjuist. Een themanummer is meestal een zwaktebod, bij kranten en bij tijdschriften: een georganiseerd cirkelen rond een meestal wat groot gegeven. De kracht van Raster is dat de bijdragen in een nummer niet gekozen, maar gevonden lijken; ze lijken toevallig bij elkaar te passen. Voor die schijn is uiteraard het sterk wisselende karakter van de bijdragen - naar vorm en inhoud - mede verantwoordelijk. Alleen wat niet past, is passend. De keuze uit de onuitputtelijke bibliotheek is gewaagd en vooral non-conformistisch. Wie verwacht bij de ‘kunst van het sterven’ een essay over de dood van Socrates, een emblematisch verhaal over een doodsbange Wijnand, gedichten van de Pool Czeslaw Milosz, een essay over het ‘zingend sterven’ in de opera? Alles lijkt toevallig bij elkaar gebracht, met het raffinement van een collage, die een gegeven niet afsluit, maar opent, naar heel veel kanten. Ik denk dat dat laatste essentieel is voor Raster en het beste bewijs voor het literaire karakter van het tijdschrift. En exemplarisch voor de hoge ernst van het blad. Raster draagt vele tradities in zich, herneemt en vernieuwt er vele, maar altijd actief is die van het ‘eerste’ Raster gebleven: het tijdschrift dat onder leiding van H.C. ten Berge tussen 1967 en 1972 bestond. Het verschijnen ervan | |
[pagina 13]
| |
werd bij de opheffing van Merlyn aangekondigd, met de suggestie van een voortzetting. Maar Ten Berge verwijdde het zicht vrijwel meteen, met essays over muziek en film. Er verschenen ook themanummers. De ernst was groot, als in het eigen werk van Ten Berge. De kunst van het openen en ontdekken werd op vaak heel mooie wijze beoefend. Ten Berge is altijd een explorerende dichter en essayist geweest, zoekend en vindend in in tijd en ruimte uiteenlopende culturen. In 1972 werd het tijdschrift opgeheven. Het werd voortgezet in Rasterboeken, onder een vierhoofdige redactie, onder wie Ten Berge zelf en Jacq Vogelaar. Er verschenen er zes. Dat was voldoende om in 1977 te beginnen met een Raster dat zowel tijdschrift als boek was en waarin de geest van ontdekking, exploratie, herordening, overging mét de zelfstandigheid van het boek. Een voor Nederland uniek genre was geboren. De redactie heeft in de vijfentwintig jaar veranderingen ondergaan - overigens: de meeste redacteuren blijken vrij hardnekkig - maar dat heeft aan de geest van het tijdschrift niets veranderd. Dat moet met de continue aanwezigheid van Vogelaar te maken hebben, iemand met een van de grootste en wonderlijkste geheugens die ik ken, literair, filosofisch, politiek en die verschillende gebieden in een heel eigen ordening, die geen isolatie van een ervan duldt. Een geheugen dat verre van statisch is, een geheugen in uitvoering en dus een bibliotheek in groei. Met honderd nummers staat er nu een complete bibliotheek, de origineelste uit de Nederlandse letteren, een van de moeilijkste ook, want samenstelling en inhoud houden met geen enkele gewenning rekening. Dit boek [Ga ik weet niet waar, Haal ik weet niet wat: Een keuze uit honderd X Raster] is tamelijk conventioneel, want de inhoud is in wat traditionele genres verdeeld. In alle Raster-nummers staat alles door elkaar en dat maakt ze mede zo boeiend. Men kan dit boek een kleine catalogus noemen, een eerste poging tot ontsluiting van die wonderbaarlijke bibliotheek in een kwart eeuw ontstaan. Wat is de grote drijfkracht achter dit alles? Ik citeer het slot van de redactionele verantwoording bij de aflevering ‘Ars moriendi’: ‘Alles sterft. En zoals Bert Keizer schrijft, we hoeven ons daar eigenlijk niet druk over te maken, want iedereen is er tot nu toe in geslaagd. Maar toch. Hoe moet het. Dat wilde Raster weten.’ Het laatste zinnetje was een betekenisvolle titel voor dit boek geweest. Willen weten: daar gaat het om. Allereerst natuurlijk bij het schrijven zelf. ‘Ik schrijf niet omdat ik iets weet, maar om iets te weten te komen,’ heeft Auden gezegd. Ik meen dat het ‘ontdekkend’ karakter van een verhaal of een gedicht | |
[pagina 14]
| |
voor opname in Raster bepalend is. Mooi is het door Willem van Toorn vertaalde gedicht van de Engelse U.A. Fanthorpe (tevens opgenomen in ‘Ars moriendi’): al dichtend worden de geïdealiseerde gedachten over sterven van onze voorouders ontdekt en weer weggeschreven.. Die voorvaderen krijgen wel alle kansen, in de eerste strofe, waarin men Auden en Larkin kan horen meespreken (en dat is dubbel aangenaam gezelschap, Engelse poëzie is zelden alleen van de dichter zelf): Onze voorvaderen waren goed in doodgaan.
Ze namen er ruim de tijd voor,
Alsof ze het gaag deden, correct,
Met oprechte aandacht voor het detail,
Paragrafen toegevoegd aan het testament,
Vergiffenis, biecht, berouw bij de laatst snik
Zoals het hoort door respectabele getuigen
Bijgewoond. Advocaten, geestelijken,
Dokters, allemaal kenden ze hun plaats
In de beschaafde pavane van het doodgaan.
Je leest ook om iets te weten te komen. Bij wetenschappelijke of geleerde essays (die als ze goed zijn, het weten ontgrenzen en begrenzen tegelijk, want zekerheden zijn er weinig) lijkt dat meer vanzelfsprekend dan voor het literaire lezen. De kennis die dat oplevert, is onpraktisch, ongrijpbaar en onbewijsbaar. Misschien is ‘inzicht’ een beter woord dan kennis, een inzicht allereerst in de mogelijkheden van de literatuur zelf, in de mogelijkheden van het leven vervolgens. Mogelijkheden, daar gaat het om. Er zijn wat mogelijkheden tot nieuwe inzichten geboden in de honderd afleveringen van Raster. Uit die alles omvattende collectie mogelijkheden die de literaire bibliotheek altijd is. |
|