Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 2008 (nrs. 123-125)
(2009)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 254]
| |
Joke van LeeuwenGa naar eind●
| |
Het einde van het einde van de geschiedenisFrancis Fukuyama en met hem vele anderen dachten tijdens het twaalfjarig bestand na de val van de Berlijnse muur dat de kaarten definitief geschud waren. We gingen een tijd in van overheersend marktdenken. Minister Jorritsma sprak vermanend over onderwerping aan de tucht van de markt, en de cultuur moest op vele fronten mee. Maar toen stortte er het een en ander in: de ict-markt, twee megalomane torens met gewone mensen erin, de economie. Nu kunnen we gaan schrijven aan de geschiedenis van het einde van de geschiedenis. | |
Het einde van de zelfgemaakte vlaflipDe vlaflip werd in de jaren zestig bedacht en was ineens helemaal in de mode. Je moest er wel speciale hoge dessertglazen voor kopen. Onderin kwam zoete limonadesiroop, daarop yoghurt en daarop vla, wat een oogstrelende opeenstapeling moest bewerkstelligen. Er werden speciale, extra lange lepels voor aangeschaft om tot de bodem van het glas te komen. Daarnaast bleven overigens in mijn ouderlijk huis desserts als beschuit met bessensap, appel uit de oven met warme vla, Haagse bluf en hemelse modder op het menu staan. Die konden op gewone borden worden geserveerd en met gewone lepels gegeten. | |
[pagina 255]
| |
Het einde van de Vlaamse interesse voor de Nederlandse televisieIn de jaren zestig tot negentig van de vorige eeuw leefde er in Vlaanderen een grote interesse voor de Nederlandse openbare televisie. De vernieuwende, uitdagende programma's van de vpro waren alom gekend. Van Nederlandse tv-persoonlijkheden wist men de naam te noemen, het Nederlandse accent - toen nog zonder Amerikaanse r - stroomde de huiskamers binnen, Nederlandse professoren vormden met strenge hand Vlaamse studenten Germaanse filologie en Marc Galle gaf elke vroege ochtend taaltips in het radioprogramma ‘Voor wie haar soms geweld aandoet’. Toen kwam de commerciële omroep op. Heel wat bekende presentatoren stapten over omdat ze beter betaald werden, maar beseften misschien niet dat ze zo aan de andere kant van de grens onzichtbaar werden. Bovendien begonnen Nederlandse zekerheden te wankelen, terwijl Vlaanderen economisch, cultureel en qua zelfvertrouwen een grote sprong voorwaarts maakte. Nu zijn we zover dat men aan beide zijden van de grens de neiging heeft elkaars programma te ondertitelen en dat de nrc de Vlaamse zenders Eén en Canvas België 1 en België 2 noemt. | |
Het einde van de hot-pantsrageEind jaren zestig kwamen de minuscule broekjes op die voor bovenkleding moesten doorgaan en die de lijflijke onzekerheid van meisjes danig konden verhevigen. Een van de leraren op mijn Brusselse middelbare school, waar gewaakt werd over het zedelijk peil der leerlingen, riep op een dag uit: ‘De maskes komen af in hun kort sjortekes en de kiek moet in den deugd blijve!’ (Moet ik dit ondertitelen? ‘De meisjes komen hier naartoe in hun korte broekjes en ik moet zedig blijven!’) Hij gaf geschiedenis. | |
Het einde van het kruislings met twee armen wuivenHet was het handelsmerk van kro-omroepster tante Hannie in het begin van het televisietijdperk. Ze zwaaide naar kinderen van alle zuilen die samengekomen waren in de enige huiskamer in de omgeving waar een televisie stond. Midden op de dag waren de gordijnen gesloten. Tante Hannie gebruikte beide armen en liet ze als twee elkaar passerende ruitenwissers voor haar boezem heen en weer bewegen. Het had een rage kunnen worden, maar dat werd het niet. Het wuiven met één hand is overheersend gebleven, tenzij iemand ver weg staat of naar ver weg afreist, maar dan worden de armen boven het hoofd gehouden. Later begon bij aankomst en afscheid het groeten met drie zoenen, dat in | |
[pagina 256]
| |
Nederland nog steeds voortwoekert. In Vlaanderen wordt in de meerderheid der gevallen één keer op de wang gezoend, wat efficiënter lijkt en niet minder hartelijk. Maar het kruislings wuiven, ik zie het niemand meer doen. | |
Het einde van de verstelnaaisterTwee keer per jaar kwam in de jaren vijftig de verstelnaaister bij ons langs en bleef een paar dagen aan het werk. Mijn moeder had alle kleren waar iets kapot aan was of die versleten waren, bij elkaar gezocht. Samen met mijn drie zusjes hadden we de gebruikelijke pasmiddag dan al gehad, waarbij we in ons ondergoed in de woonkamer rond een berg kleren stonden. Ik paste de kleren die de oudste niet meer aankon en de jongere zusjes probeerden of er iets in de stapel lag waar zij inmiddels in gegroeid waren. Voor de oudste was de kans op iets nieuws het grootst, maar de verstelnaaister maakte ook voor haar van een oude rok van mijn moeder of een overhemd van mijn vader nog iets bruikbaars. In ons witte hemdje en onderbroekje werd ons door haar de maat gemeten en als we de geregen maaksels aantrokken, moesten we voorzichtig de spelden ontlopen die nog in de stof staken. Vanaf ergens in de jaren zestig kwam de verstelnaaister niet meer langs. De welvaart was gegroeid en wij waren het ook en gingen onze eisen stellen. | |
Het einde van de kookwasIn de jaren vijftig en zestig lag de keuken op wasdag vol vuile kleren. Op het fornuis stond het vuilste goed in een enorme pan te koken. Er kwam een wasmachine in huis die van boven open was, met een schroef in het midden die amechtig heen en weer ging, en een echte centrifuge, buisvormig, met bovenaan een gat, omringd door een dikke glimmende metalen O. Het intrigerendst was de tekst op die rand: Nicht in die laufende Trommel greifen. Het Duits klonk extra vermanend: als je je arm erin steekt, wordt die afgerukt. Ik had nog geen Duits geleerd, maar de boodschap was duidelijk. Het enige Duits dat ik kende, had mijn moeder me voorgezegd toen we voor het eerst de grens over gingen. Ze wees naar een kind met een pop in de handen en zei: Ga maar met dat meisje spelen. Ik zei: Maar ik kan geen Duits praten. Ze raadde me aan het contact te leggen met de woorden ‘Sjeune poepe’, maar dat leek me geen geslaagd advies. | |
Het einde van de derde okselReclamemakers doen erg hun best om hun slagzin zodanig in de hoofden van de consument te slaan dat die er nooit | |
[pagina 257]
| |
meer uitgaat. Zo zitten we collectief opgezadeld met ‘Geen cent te veel hoor’, ‘Heerlijk helder Heineken’, ‘Waarover praten zij?’ en nog veel meer koopopwekkende vondsten. Een van de onaangenaamste was de kreet over het derde oksel, waarbij de vrouwelijke vreugde werd teruggebracht tot een zweetplek tussen twee benen. Soms is het pijnlijk het geroep van destijds nog eens tegen te komen. Fortis: ‘Beter. We gaan ervoor.’ Talpa: ‘Talpa, niet te missen.’ Ik herinner me een zeer ijverige campagne waarin geprobeerd werd het volk aan het roken van een plat vormgegeven pijp te krijgen. Het is niet gelukt, maar die reclame heeft zich dus toch in mijn hersens genesteld, terwijl ik niet eens een roker ben. | |
Het einde van de zonnebloem, de snip en de vuurtorenOxenaar had ze ontworpen, die prachtige felgekleurde biljetten van vijftig, honderd en tweehonderdvijftig gulden. Het kwam nogal eens voor dat ik in de trein van Brussel naar Nederland reizigers naar dat geld zag kijken, ongelovig, alsof ze niet echt waren, die biljetten met zoveel frisheid. En dan geen koningin erop, maar een zonnebloem. Groeiden er zonnebloemen in Nederland? | |
Het einde van Raster.Ook dat nog. |
|