Erik Lindner
Instructies voor een gevecht
Jullie kunnen zegen wat je wilt, schattebouten, ik weet wel hoe ik mezelf moet vermaken. Gisteren bijvoorbeeld rukte ik bij een politieman een arm af. Okay, het kan ook de hoog gestreepte arm van een korporaal geweest zijn, zeker weet ik het niet. Ik rukte hem met soepele krachtlos en gooide hem in dezelfde beweging weer weg.
Mijn lakens zijn haast nooit meer wit. Gelukkig maar dat bloed zo snel opdroogt. Hoe zou ik anders kunnen slapen.
Mijn dwalende armen duiken alle kanten op, magen in en door borstkassen, door lichaamsdelen die edel genoemd worden (edel voor sommige mensen!).
Mijn armen brengen telkens iets terug, mijn fijne dronken armen. Ik kan niet altijd thuisbrengen wat het is, een stukje lever, brokjes longen, mij maakt het niet uit wat, zolang het maar warm is, nat en vol bloed.
Wat ik eigenlijk zou willen vinden is wat dauw, zo zacht als maar kan, en kalmerend. Een witte arm, nog vers, zorgvuldig omhuld door een satijnen huid, zou ook niet mals zijn. Maar mijn nagels, mijn tanden, mijn niet te bevredigen nieuwsgierigheid, de moeite die ik heb te wennen aan oppervlakkigheden... Zo is het nu eenmaal. Hij die om een kus ging kwam thuis met een hoofd.
Bidt voor hem, hij wordt razend voor u.
Bovenstaand tekstje van Henri Michaux komt uit de bundel La nuit remue, uitgegeven in 1935. Ik leerde het kennen buiten de context van die bundel in de twee jaar dat ik in Parijs woonde, tussen 1997 en 1999. Ik woonde er in een appartement waarin je als je de bank in een bed veranderde niet meer door de kamer kon lopen, waarin als je aan de keukentafel ging zitten schrijven er geen ruimte meer was om te koken, oftewel in een compleet economisch benutte ruimte zoals de meeste Parijzenaren. Gedurende die twee jaar zag ik een fragment van het tekstje dagelijks, omdat die in het Frans en o hemel inderdaad met rode lippenstift op de spiegel geschreven werd door mijn huisgenote. Niet het manga-achtige begin waarin Michaux jongleert met inwendige organen, maar de onverwachte poëtische wending waarin hij zegt wat hij zou willen vinden. De dauw, een arm, maar mijn nagels, mijn tanden, - door die letters heen schoor ik mijn kin en poetste mijn tanden.