gevuld met leegte, liep voort zonder antwoord te geven of opzij te kijken. Toen ze bij de deur kwam nam ze de sleutel van de haak en reikte hem de oude heer aan. Hij deed vier passen achteruit, kwam gracieus teruglopen en zei: Deze eerste gunst uwerzijds sedert ik van u houd, madame, is zeer bescheiden, maar benevelt mij. Nimmer zal ik vergeten dat ik één minuut uw dienaar ben geweest, en vannacht zal ik beter slapen, dat voel ik, dan de andere nachten.
Hij nam de sleutel uit haar hand, die hij kuste, en liep met plechtige poses, alsof hij zijn heldhaftigheid ging bewijzen, naar de deur.
Hoewel ik klaarstond om achteruit te springen en te vluchten, bleef ik mijn oog tegen het sleutelgat drukken. Maar dat verduisterde niet en ik hoorde alleen het zachte rinkelen van de sleutel.
Die tikte aan alle kanten rondom het gat maar kon niet naar binnen.
- Vindt u het niet frisjes vanochtend, mevrouw? vroeg de oude heer.
Hij blies op zijn vingers en begon andermaal op het sleutelgat te mikken. De sleutel stootte in razend tempo zijn neus, dwarrelde heen en weer als een dikke, luidruchtige vlieg tegen een ruit. Hoewel aangelokt door het licht van het gat zou hij er nooit in terecht komen. De oude heer, al klam van het zweet, zuchtte en zei: U hebt gelijk, mevrouw; nu lijkt het me inderdaad vrij drukkend.
Met zijn bloedeloze linkerhand greep hij zijn rechterpols beet om hem stil te houden. De twee handen leken een verstrengeld danspaar, en hun trillingen plantten zich voort door zijn lichaam. De oude heer beet op de punten van zijn hangsnor.
- Mevrouw, zei hij, ik zou me het liefst voor uw voeten het leven benemen.
Ze keek hem verbaasd aan. Ik verwachtte dat ze haar lippen vaneen zou doen en vragen: Waar zou uw dood voor dienen?
Ze vroeg niets. Ze glimlachte niet.
De oude heer besloot een laatste poging te doen, stootte de sleutel als een dolk tegen het slot, zo krachtig dat de ijzeren deur ervan knarste. Daarna liet hij de sleutel zakken en liep weg, gebogen, haastig; hij drong het duister onder de bomen binnen, zijn nabije einde tegemoet; hij verdween.
De fraai gebeeldhouwde dame keek naar de wolken en wachtte tot er één een gedistingeerde vorm aannam.
Vertaling Jan Pieter van der Sterre
⊠ Jules Renard: OEuvres I, Pléiade, Gallimard, 1970.