tie; de dvd wordt vergeten. Na het eten de omgeving. Ze dalen af naar het zonovergoten dal waarop de picknicktafel uitkeek, lage struiken. en boomstronken. Schuin over het zandpad ligt de stam van een jonge den, druipend van hars. Jerome beklimt hem, balanceert met de armen wijd. De anderen lopen over het zandspoor dat zich rond de stam gevormd heeft.
‘Help, help, ik verlies mijn evenwicht!’
De vriendin blijft staan, als bezorgd; de vader botst tegen haar op, trekt zich een inademing lang niet terug.
Jerome: ‘Niet echt hoor!’
Vriendin: ‘Wat ben je toch een grappenmaker.’
Annelie is neergehurkt tussen de struiken.
‘Jerome kom eens kijken!’
‘Waar ben je dan?’
‘Hier.’
‘Wij lopen vast door.’
De volwassenen kuieren verder langs het pad dat inmiddels langzaam stijgt. Ze voelen hun hart bijna uit hun borst komen terwijl ze zacht praten. Op de helling gaan ze zitten, de middagzon is mild. Aan de overkant steekt het grijze dak van de Outlander boven de struiken uit.
‘'t Is niet makkelijk zonder Diny.’
‘Ik vind dat je het heel goed doet.’
‘Jerome is dyslectisch.’
Ze is gaan liggen, sluit haar ogen, glimlacht.
‘Wat ruikt het hier heerlijk. Is dat bosbessen?’
Annelie en Jerome zitten op hun knieën in het warme zand beneden bij een benen staartje dat uit de grond steekt.
‘Graaf jij het maar uit, Jerome.’
Er komt een compleet skelet tevoorschijn, een schedeltje zo groot als een pingpongbal, vol puntige tandjes.
‘Ohhh!’
Als de jongen probeert het kopje op te tillen laat het los.
‘Hij heeft iets in zijn mond! Een spijker!’
Dat durft Annelie wel vast te pakken.
‘Er zit een ringetje aan vast. We hebben denk ik een schat gevonden! Papa! Papa!’
Jerome: ‘Zouden hier ook slangen zijn?’