ste deugd is van de zuivere journalistiek. Waar zij nog verslaggeving durft te zijn in de strikte zin van het woord, geldt voor haar slechts een handvol vragen die zij te beantwoorden heeft: ‘Wat? Wie? Waar? Wanneer?’ en ‘Hoe?’ Pas veel later komt daar de vraag naar het ‘Waarom?’ bij - die misschien zelfs beter thuishoort in het commentaar of achtergrondartikel.
Fénéon handhaaft die scheiding scherp, omdat ieder moralisme hem vreemd is. Als zijn observaties al iets uitstralen, dan is het de verwondering om een wereld die altijd weer vreemder is dan men voor mogelijk had gehouden, juist en vooral in haar banale alledaagsheid.
Wrang zijn Fénéons berichten vooral wanneer tussen het levensleed ook het kolderieke binnensluipt. ‘Zwaar beladen met brons- en vaatwerk, linnengoed en tapijten zijn vannnacht in Bry-sur-Marne twee inbrekers gearresteerd.’ Of al wat grimmiger: ‘Hangend uit het raam deed een enigszins gezette reiziger het rijtuig omslaan en brak zijn nek.’ En uitgesproken gruwelijk tenslotte: ‘Bij het biljarten heeft dhr. Abel Bonnard uit Villeneuve-Saint-Georges zijn linkeroog verloren toen hij in zijn queue viel.’
Iedere dagelijkse verschrikking wordt door Fénéons stilistische brille van haar zwaarte verlost. In zijn journalistieke mengelwerk kreeg het drama op de vierkante centimeter de lichtheid die hem als dandy uit het fin-de-siècle zo dierbaar geweest moet zijn. Het leven lijkt door deze woordkunst bevrijd van zijn laag bij de grondse ongemak, schrik en zelfs ontzetting, die opgenomen worden in een afstandelijke, zelfs licht geamuseerde verbazing over zoveel absurditeit. Faits divers zijn vrijwel nooit geheel serieus te nemen. Daarin ligt de vervreemdende werking die de lezer bij hen ondergaat, zo geheel verschillend van de personen wier lotgevallen maar al te smartelijk zijn - en blijven. Alleen in de literatuur kunnen, zoals Arnold Heumakers heeft opgemerkt, waarheden worden verteld die buiten haar om onleefbaar zouden zijn.
Maar waar wordt het journalistieke genre van de faits divers een literair genre dat de simpele, proces-verbaalachtige constatering van het feit overstijgt - hoe bewonderenswaardig de beknoptheid ook moge zijn waarmee die laatste is opgeschreven? Waar is het feit, met andere woorden, méér dan een nieuwtje (nouvelle) en wordt het de beknoptst mogelijke novelle (nouvelle): genres waartussen Fénéon de grens terminologisch opzettelijk vaag en tweeslachtig liet?
Die grens ligt niet tussen het amusement en de smart over het dagelijks drama. Het verschil dáártussen is - althans in de journalistiek - eerder te zoe-