een hoffelijke, minzame eenvoud. Stipt zou hij al evenmin ooit worden, zelfs in zijn eigen werk liep hij constant achter. Hij was onverschillig voor succes, ongevoelig voor mislukkingen en geloofde geen seconde in inspiratie.
Hij kleedde zich altijd zorgvuldig. Met Satie werd hij gezien in een raglanjas, rotting met gebogen greep aan de onderarm, bolhoed op het hoofd. Tijdens een vrij moment van de kandidaten voor de Prix de Rome werd hij gezien in een geklede jas en met een cronstadt op. Hij werd gezien in zwartwit kostuum, met een matelot op en zijn eeuwige wandelstok als verlengstuk - de wandelstok is voor de hand wat de glimlach is voor de lippen. Bij Alma Mahler werd hij tevens gezien in oogverblindende taf. Hij bezat een goudbestikte zwarte kamerjas en twee smokings, een in Parijs en een in Montfort-l'Amaury.
Zijn dagelijkse menu in Montfort was steevast hetzelfde. Ravel maakte eerst een blikje makreel in witte wijn open, schrokte dan een enorme rood gebakken biefstuk weg, gevolgd door een stuk gruyère en fruit, een Colevilleappel of Passe-Crassanepeer uit eigen tuin. Hij dronk bij zijn maaltijden alleen wat witte wijn, maar voor het middageten nam hij graag een Pernod en voor het avondeten een cocktail. Zijn hele leven lang rookte hij veel Gauloises, die hij Caporal noemde.
Hij schrikte niet terug voor ledigheid, kon eindeloos vliegtuigjes van papier vouwen en eendjes van brooddeeg kneden, maar die buien van luiheid gingen vaak gepaard met vlagen van pessimisme, moedeloosheid en treurnis. Op die momenten verweet hij zijn ouders bitter dat ze hem niet in de levensmiddelenbranche hadden laten gaan. Hij stelde vast dat componeren bij hem op een ernstige ziekte begon te lijken: koorts, slapeloosheid, gebrek aan eetlust - maar dat hij daar in drie dagen overheen kon komen met een lied op bijvoorbeeld een sonnet van Mallarmé. Avond aan avond stelde hij het moment van slapengaan uit, maar sowieso leed hij aan chronische slapeloosheid en dus steevast aan een ochtendhumeur, want hij kon het niet hebben dat andere mensen wel slapen. Hij had een zwakke gezondheid, die ondermijnd werd door permanente uitputting en chronische klierontstekingen.
Ondanks die onophoudelijke vermoeidheid, waarvoor hij intensief werd behandeld met hypofyse- en bijnierpreparaten, moest hij voor een tournee van vier maanden naar Noord-Amerika, waar hij in luxe treinen om de drie dagen naar een andere stad reisde met in zijn panoramasuite de keuze tussen zee- en zoet water om zijn bad te vullen. Hij trad er een keer of dertig op en