breedmaken. Breder! Ik maakte me zo breed mogelijk. Peter knikte goedkeurend. Kin omhoog, Lara, drong hij aan. Hoger, natuurlijk. Voorhoofd rechthouden. Dat laatste lukte me alleen door mijn nek onnatuurlijk ver uit te strekken. Ik deed mijn uiterste best om Peters aanwijzingen zo goed mogelijk op te volgen, maar ik geloof niet dat ik een erg vlotte leerling was. Toen het hem te lang ging duren kwam Peter tegenover me staan en deed voor wat hij bedoelde.
Het was fascinerend om te zien. Een moment lang, grenzen van jeugd, sekse en schoonheid moeiteloos overschrijdend, veranderde hij in een betoverend mooie, uitdagende vrouw. En ik aapte hem na. ‘Je bent prachtig,’ fluisterde Peter hees in mijn oor.
Het was verwarrend. Ik was een vrouw die een man nadeed die een mooie vrouw uitbeeldde, en die daardoor pas mooi en sexy werd. Alsof verleidelijkheid een geleende pose was, die je als een kledingstuk kon aantrekken en die verder niets persoonlijks had. Op dat moment viel me in dat dat onpersoonlijke misschien juist het effect was dat Peter met zijn foto's nastreefde. Al zijn modellen moesten samen één vrouw voorstellen, het droombeeld dat Peter zich ooit van een vrouw gevormd had. Zijn ideale vrouw, daar zocht hij in elke foto opnieuw naar. Naar het beeld dat zich in hem vastgezet had, waardoor hij haar beter kon uitbeelden dan welke vrouw ook. Ik had geen tijd om verder na te denken, want Peter gebaarde dat hij nog niet helemaal tevreden was. ‘Je moet anders kijken, Lara.’ Ik vroeg hem te zeggen hoe.
‘Kijk maar alsof je je vijand voor je ziet staan.’
En dat was wat ik deed. Ik zette ogen op die blikkerden als dolken. ‘Je bent beeldschoon,’ riep Peter uit en liep snel terug naar zijn camera. Hij vroeg niet wie mijn vijand was.
En daar stond ik dan. Glimmend als een Cadillac, naakt en alleen. Starend naar de camera alsof ik in het smoelwerk van de vijand keek. Met mijn geleende schoonheid als een schrale troost voor het pijnlijke gevoel van verlatenheid dat me bekroop.
En toen wist ik het, vanaf dat moment zou ik voor altijd weten wat het was dat de camera tot een verleider maakte. Peter, die zojuist nog zo dwingend aanwezig was, was ineens verdwenen. Voor me zag ik alleen de camera nog, een zwaarbebrild donker oog dat me fronsend aanstaarde. En plotseling besefte ik dat de camera het oog van de wereld was. Het was niet Peter, maar het oog van de wereld waar ik mijn naakte lichaam aan onthulde. Iedereen, overal, keek naar me, de hele wereld nam me op met een streng, schattend oog, alsof ik een rashond was die op een aantal vastgestelde kenmerken beoordeeld diende te worden.
Beoordeeld én wellicht ook afgewezen.
De angst om afgewezen te worden schroefde mijn keel dicht.
Voor geen goud wilde ik te licht bevonden worden, er publiekelijk op gewezen worden dat mijn lichaam geen Cadillac, maar slechts een opgevoerde Lada was.