Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 2006 (nrs. 113-116)
(2005-2006)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |
De gevoelloze emotie
| |
[pagina 148]
| |
betrokkenheid natuurlijk gauw gekocht: spierarbeid in de aangezichtsstreek is een hoog ontwikkelde aangelegenheid, ons in krantenbijlagen wekelijks en ten overvloede gedocumenteerd door inmiddels al even geëmotioneerde geneesheren-specialisten, die zich steeds intenser met een soort chemisch pendant van zielen dan wel met het genezen van spieren en klieren lijken in te laten, met alle gevolgen vandien voor hun steeds hysterischer wordende patiëntenbestand en de oplopende kosten van de ziekteverzekering, waardoor op hun beurt de ministers gedwongen worden op emotionele wijze getuigenis af te leggen van hun betrokkenheid bij dit probleem. | |
SpiegelneuronenDe afgelopen jaren is er in de randgebieden van medische wetenschap en psycho-analyse redelijk wat afgesoebat aangaande de zogenaamde spiegelneuronen (ofwel mirror-neurons, om in de lingua franca te blijven). Spiegelneuronen triggeren impulsen die men mimetisch of nabootsend van aard zou kunnen noemen, althans zo wil het de gepopulariseerde wetenschap: nog voor er een oordeel is geveld, nog voor we iemand kennen of zelfs maar volledig waarnemen, zou er al iets ‘afgeschoten’ worden in het neurale systeem dat beantwoordt aan een impuls, die we normaliter alleen in ‘actieve’ staat nodig hebben. Neuronen die ik trigger wanneer ik daadwerkelijk van een muur zou vallen, vuur ik in mindere mate ook af wanneer ik een filmscène bekijk waarin zoiets gebeurt. Die spiegelneuronen zouden inmiddels zelfs verantwoordelijk blijken voor alles wat we ons sociaal gevoel zouden kunnen noemen: ze zouden ons immers in staat stellen ‘betrokken’ emotionele en verstandelijke chemie te ontwikkelen nog voor we weten waar we precies bij betrokken raken. Wie ziet lachen heeft zin om te lachen, wie ziet huilen om te huilen, wie ziet kotsen wordt misselijk, wie seks ziet bedrijven krijgt er ook zin in, wie iemand een ander ziet aftroeven krijgt zin in geweld, meestal tegen de agressor. Met redeneringen zou dit in eerste instantie niet veel te maken hebben, daarvoor is het te onmiddellijk en te constitutioneel in de mens aanwezig. Dat betekent niettemin dat men toch nog steeds terecht kan bij de oude Kant, die ons tot praktisch redenerende, morele wezens verklaarde die in de anderen konden ‘lezen’ wat er van henzelf werd verwacht. Voor de hedendaagse mens is dat ‘wie goed doet, goed ontmoet’ bewustzijn erg ouderwets geworden. Nochtans behoort de gedachte dat de mens een mimetisch wezen is tot de basisbegrippen van onze westerse samenlevingen. Opvoeding steunt op dit soort stimulus-response; het kind wil, nog voor het weet wat nabootsen is, alles precies leren doen zoals de grote wezens waarvan het eten krijgt toegestopt. Mimetische reacties behoren tot het wezen van de mens. Er is dus wel degelijk een lange traditie aan te duiden in de | |
[pagina 149]
| |
aanmaak van ons mensbeeld, waarin alle ruimte is voor de wederzijdse emotie. Maar er is iets gaande met de overspanning van de emotie, waardoor haar sympathische aard lijkt te vervallen tot een louter geconditioneerde impuls. Sinds het uit de States geïmporteerde neo-darwinisme hand in hand kan gaan met allerlei bakerpraatjes aangaande onze biologische gedetermineerdheid, zijn gebieden als seksualiteit, emotionele beleving en sociaal gedrag weer verklaard tot het terrein van paleolithische machtsontplooiing: mannen zijn van Mars, vrouwen van Venus; tien jaar zogenaamd ernstig onderzoek later dan toch weer niet, dan zijn mannen van Venus en vrouwen van Mars en moeten ze beiden in therapie; mannen op jacht, vrouwen aan de haard als bladerenverzamelaars. Pratende vagina's leren huilen, pruilende penissen steken na dure behandelingen weer de schuldbewuste kop op, de grote teen heeft geleerd emotioneel te reageren op oosters deskundige naalden en handen, de hypofyse-klier krijgt ongeëvenaarde nieuwe ervaringen te verwerken, en uitgeput van al die emotie kan het geteisterde lichaam dan een weekendje bijkomen op een all-in-city-trip met exclusieve spavoor-tweeverdieners. Waarna men de maandag op kantoor in huilen of lachen uitbarst omdat het zo'n deugd heeft gedaan. Evolutionaire verklaringen voor het ontstaan van onze emoties, wijzen steeds op een vorm van functionaliteit: emoties werden ontwikkeld om te overleven in gevaarlijke situaties, het aanmaken van bepaalde chemische stoffen vanuit het limbisch brein is fundamenteel voor snelle reacties. Wat in de honderdduizend jaren van overleven in kleine samenlevingen genetisch werd opgebouwd, bepaalt nog steeds ons gedrag. Toch laten dergelijke verklaringen ons steevast in de steek wanneer ze worden ingezet om impulsief gedrag van opgeleide stedelingen van vandaag te verklaren. Het spreekt vanzelf dat in een dergelijke context de spiegelneuronen een verhaal zijn voor de grote media. Losgemaakt uit hun wetenschappelijke context kunnen ze dienen als het flodderig bewijs dat de mens slechts een verzameling impulsen is, een vat van stimulus-response actoren die hem vrijpleiten van ongeveer elke directe verantwoordelijkheid voor zijn eigen daden. Dat heeft onder meer tot gevolg dat emoties uiterst ‘self centred’ worden: omdat het demonstreren van grote emoties losraakt van de vraag waarom, waartoe en voor wie, en men vooral begaan is met het in beeld brengen van de eigen emoties. Waarop ze gericht zijn, lijkt er steeds minder toe te doen. | |
Gevoelloze emotieIn een aantal gevallen vertoont onze samenleving een samengaan van verharding en verweking die symptomatisch is voor wat we hierboven beschreven. De hoog oplaaiende emoties gaan nogal eens gepaard met een verbluffend gebrek aan invoelingsvermogen met hen die | |
[pagina 150]
| |
werkelijk ons medeleven nodig hebben. Ik ben begonnen deze overwegingen neer te schrijven na het zien van een programma laat op de avond op een Vlaamse televisiezender, waarin een stel dertigers werd geïnterviewd aangaande hun job als seks-entertainers, zoals ze zich lieten noemen. Beiden, man en vrouw, spraken op een hoogst rustige, open manier en - je kunt het niet anders typeren - als professionele mensen. Je kon zo denken dat het over twee druiventelers, bergbeklimmers of agogen ging. Het meest leken ze uiteraard op zelfverklaarde leraren die een beetje een speciaal vak onderwezen en graag bereid werden gevonden daaromtrent enige opheldering te verschaffen teneinde de breeddenkendheid in de samenleving mee aan te helpen zwengelen. Het onderwerp waarover ze het hadden werd, uiteraard met emancipatorische bedoelingen van de programmamakers, op een zo open, emotieloze manier belicht, dat het obsceen werd in morele zin: de vrouw, reeds naakt en met wat kinky make-up voor de aanstaande fotosessie, vertelde rustig dat anaal en dubbelgepenetreerd wel leuk was met vrienden en zo, en tja, er viel hier en daar wel eens een misbruikje te noteren, maar de meeste mensen met wie ze werkte waren sympathiek; de man zelf verzekerde dat hij eerder het passieve type was en dus liever werd gepenetreerd dan zelf anaal te penetreren; tijdens het gesprek lette hij er goed op voordelig in beeld te blijven. Het gesprek kabbelde rustig en vredig verder, waarna de twee zich aan een fotosessie onderwierpen, waarvan ze de resultaten haast kirrend samen voor de televisiecamera bekeken, zichzelf duidelijk ettelijke malen geweldiger en aantrekkelijker wanend dan de verbaasde televisiekijker genoopt was vast te stellen. Wat me daarin trof was juist de herkenbare rationaliteit, omdat die sloeg op iets dat model staat voor het ‘andere’ in ons - onze emoties, driften, de chemie van onze hormonen, onze opwinding en al dan niet duistere verlangens. Dat alles werd gereduceerd tot de producten van een soort gezondheidssupermarkt, waarin elke réden waarom men zoiets zou doen, zelf twijfelachtig werd: want als men er zo weinig om maalt als deze enigszins vermoeid lijkende apostelen, waarom zou men het dan doen, tenzij voor de lust? Juist die lust leek vervangen door professionele, tuttige wijsneuzigheid, zodat de conclusie vaststond: dit alles, de hoogste lust van weleer, is ook maar een manier om je boterham te verdienen. De doorgeëmancipeerde seks is een monster van pseudo-stoïcijnse a-patheia. Wat in deze emotioneel leeggemaakte seks opvalt, is dat men er louter technisch over spreekt en geen emotie meer ondervindt bij het zien van het gelaat, laat staan het lichaam of het geslacht van de ander. Alles is pure, vriendelijk lijkende genotseconomie. De pornoster is werkelijk de mens van de gerobotiseerde eeuw: het lijkt allemaal uiterst menselijk, je drinkt een spaatje tussen- | |
[pagina 151]
| |
door, je maakt een praatje met de mevrouw van wie je straks, na anale penetratie, het gelaat gaat onderspuiten, vraagt hoe het nog met haar man en kinderen gaat, en belooft by the way dat het fijn zal zijn met haar te werken. Wie hier bedenkingen bij heeft, of het zelfs bedenkelijk vindt, diffameert zichzelf: die moet wel benepen, conservatief of ouderwets zijn. Deze oefening in emotionele abstinentie bij seks, juist op het domein dat vroeger het doelwit van seksuele abstinentie was, is opmerkelijk. Zoals het vroeger verboden was aan seks te denken of te doen, is het deze mensen verboden aan emoties te doen. Het selectief onbewogen kunnen aanzien van ervaringen die gewoonlijk tot het domein van de menselijke emoties behoren, bevat een onheilspellende training die op politiek vlak funeste gevolgen kan hebben. Het is bekend dat fascisten zelden taboes over seksualiteit koesteren; veeleer lijkt hun het heldendom van de emotionele abstinentie een bewijs van een heroïsch leven, omdat het niet betrokken raken bij de ander hen een vorm van soevereiniteit toeschijnt.Ga naar voetnoot1 Juist het volslagen gebrek aan invoelingsvermogen bij lieden die op andere gebieden grote sentimenten koesteren, maakt duidelijk hoe de gevoelloze emotie werkt: men verdringt de ware reden waar emoties eigenlijk over moeten gaan, toont hoe gelijkmoedigheid kan werken, ook in extreme situaties - allemaal zeer eerbaar en te volgen dus - maar past het toe op een gebied waar het absurd is om dat te doen, ook al hoeft men dan weer niet perse in schreeuwerige of pathetische invullingen van seksualiteit te vervallen om hier moeite mee te hebben. Met andere woorden: mensen sturen het oorspronkelijke schema van hun zogenaamde spiegelneuronen blijkbaar in de war via oefeningen die teruggaan op De Sade, het genie dat deze evolutie twee eeuwen geleden al ten einde had gedacht. Niet dat ik die twee brave sekswerkers ook maar ergens van wil verdenken, maar op filosofisch niveau hebben zij de loskoppeling voltrokken die zoveel mensen heeft geschokt in de banale, gelijkmoedige reacties van Eichmann, toen bleek dat die over een volkomen gelijkmoedigheid beschikte in een extreme situatie... Als een deugdzaam leven, zoals Marcus Aurelius voorhield, een leven van gelijkmoedigheid is, dan had Eichmann een soort boeddhistische trance bereikt van olympische allure. Het is misschien te overhaast om te beweren dat de huidige economische, technologische en emancipatorische tendensen voor een backlash van hetzelfde effect hebben gezorgd, maar men hoeft niet al te diep na te denken om parallellen te zien. Het feit dat miljoenen mensen erin slaagden hun normale gevoelens van medeleven te verdringen voor bij nacht en ontij uit hun straat weggesleurde weerloze buren tijdens de jodenvervolging, stond daarbij model. Inderdaad zou kunnen blijken dat de jodenvervolging niet een unicum was, maar een langzaam en onstuitbaar | |
[pagina 152]
| |
groeiende en extreme prelude, waarin de intermenselijke relaties door technologische subsituten ontregeld raken. | |
Het cognitieve mededogenMisschien moeten we ons toch eerst eens afvragen wat de waarde van een emotie is. Is ze nodig voor een zinvol leven? Wat is haar oorsprong, haar werking, haar resultaat? Wat levert ze de samenleving op? Wat levert ze het individu op? Hoe egoïstisch is het om te willen voelen? Hoe leidt het af van de essentie, of brengt het ons juist dichter bij een essentie? In haar monumentale studie over de emoties, Oplevingen van het denken, heeft Martha Nussbaum gepoogd om aan de hand van een indrukwekkend aantal voorbeelden uit de grote literatuur, aan te tonen dat de emotie tot het cognitieve terrein behoort, dat wil zeggen: dat we emoties inzetten bij rationeel gefundeerde percepties, bij sociale vaardigheden, in het bepalen van onze eigen positie, in het omgaan met ervaringen, in het manipuleren van herinnering en bij het proberen grip te krijgen op situaties, allemaal acties die redelijkheid veronderstellen. De emotie is geen moment van onredelijkheid waar de bewuste mens het laat afweten met het doel ‘uit zijn dak te gaan’ zoals het in de gedachteloze genotseconomie moet heten, maar juist een heftige opleving van herinnering aan eigen ervaringen of projecties die steunen op deels verdrongen hoop, ontreddering of verlangen. Daarmee keerde Nussbaum zich tegen de grote polarisatie die de westerse cultuur grotendeels getekend heeft: die van een oppositie tussen emotie en ratio. Haar onderzoek was erop uit aan te tonen dat de stoïcijnse traditie juist altijd heeft getracht de emotie te kanaliseren op humanistische gronden. Bij Nussbaum speelt het vermogen tot mededogen een belangrijke rol; empathie is een actief genererend vermogen, waardoor posities worden hertekend en waarden opnieuw berekend. Wie zonder empathie wil leven, nadert al gauw de kilte van de alleenheerser en de van moraal verstoken scepticus. Stoïcijns leven mag dus niet worden verward met onverschilligheid; inleving kan een vorm van sociale cohesie vormen, die samenlevingen ervan afhoudt volkomen gevoelloos te worden voor anderen. Gebrek aan mededogen duidt volgens Nussbaum (net als volgens de meeste psychoanalytici) op onvolwassenheid, op een storing in de ontwikkeling van een persoonlijkheid. De gevoelloze seks van de soevereine sekswerkers van daarnet is dus een teken van een hiaat in de emotionele ontwikkeling, ze lijken op eerstejaars in de sadeaanse academie van de soevereiniteit en vertonen sterk narcistische fixaties. De smalende blik van de soevereine homo academicus die elke opleving van het denken veroordeelt als hysterie, is al even gestoord: hij is het slachtoffer van een hubristikè diathesis, zoals Aristoteles het noemde - een over- | |
[pagina 153]
| |
moedige houding. Die houding, ook wel ataraxie genaamd, treffen we meer dan eens aan in de culturele kritiek; vaak spreken recensies van evenementen, concerten of boeken met afkeer over de daarin getoonde emoties, en suggereren ze dat zoiets not done is, terwijl dergelijke critici vaak volstrekt overspannen emoties vertonen als ze ook maar even worden tegengesproken. De gedachte aan de ontroering van de ander veroorzaakt ongemak omdat ze ongelegen komt; in die zin is scepticisme vaak een verholen vorm van zelfbehoud, die geen rekening wenst te houden met de mogelijkheid dat men zelf in een dergelijke situatie kan belanden (een zelfbehoud dat alleen maar kan ‘overleven’ door te proberen niets te voelen, wat het einde zou betekenen van een specifiek menselijk leven - want overleven is een minderwaardige vorm van leven, alle heroïsche heisa ten spijt). Lachen om de emoties van de ander verbergt vaak de angst dat men het slachtoffer zou worden van diezelfde gemoedsaandoeningen; het verbergt eigenlijk schaamte, die ook een morele component kan hebben. Anderzijds zit in elke onderdrukking van emoties, daar waar ze eigenlijk wel thuishoren, een enorm potentieel aan fascinatie. Het wereldwijde dwepen met Hannibal Lecter, de glansrol van de lucide psychopaat in Silence of the lambs, verraadt de ‘gap’ in ons eigen emotionele bevattingsvermogen. Dergelijke fascinaties gaan hand in hand met het eindeloos genieten van de gruwelijke en hysterische expressies in een film als The Shining: excessieve emotie en gevoelloosheid zijn dialectisch met elkaar verbonden. Vandaar dat ze op maatschappelijk vlak zo makkelijk een ontwrichtende werking kunnen hebben. Van deze tweespalt is het maar één stap tot wat men wel eens de holocaust-pornografie heeft genoemd: de eindeloze lust van de ‘afschuw’ die men beleeft aan een steeds weer opgeklopt medeleven dat eigenlijk nergens meer op slaat, niemand iets oplevert, behalve narcistische tranen bij de zichzelf steeds weer als politiek correct beschouwende mens, die zijn illegaal in het land verblijvende buren met droge ogen kan zien oppakken op de dag dat hij zit te grienen voor de treurbuis. Gebrek aan empathie gekoppeld aan overdreven sentimentaliteit wordt schrijnend duidelijk in de opgeklopte dierenliefde van lui die in roze satijn gewikkelde dode schoothondjes zo ongeveer aan een staatsbegrafenis willen helpen, maar de zwerver die voor hun naar het hondenkerkhof rijdende limousine loopt, het liefst van de sokken zouden rijden. Dergelijke hysterische dierenliefde gaat vaak samen met een opvallende mensenhaat, als ging het om een heftige, revanchistische rancune tegen mensen waarin men ‘ontgoocheld’ is. Meer dan eens verschijnt de hysterische dierensentimentalist als een mislukt sociaal individu; de ware dierenliefde zou het pendant moeten zijn voor | |
[pagina 154]
| |
de empathie voor elk ‘ander’ levend wezen, dus in de eerste plaats voor de medemens; in die zin behoort de evenwichtige dierenliefde wel degelijk tot de grammatica van het humanisme. Wie de onschuld, de trouw en de liefde van zijn hond aan het bezingen is, laboreert heimelijk vaak aan een affront voor zijn medemensen. Het compenserende effect bevat onheilspellende aspecten voor een normale omgang met de complexe eisen van een samenleving. Overkill aan emoties verbergt vaak een dramatisering van het dieperliggende wantrouwen voor het ‘gewone’ leven, dus een soort onderdrukte angst voor de waarheid dat het leven iets zinloos heeft. Onvergetelijk is de eindscène van J.M. Coetzee's Disgrace, waarin de hoofdpersoon een laatste dode hond in de verbrandingsoven schuift, nadat hij van zijn verkrachte dochter heeft geleerd dat historische schuld niet te delgen is. Het komt er dus voor de mens op aan zich niet te stoten aan de twee uiterste polen - die van narcistisch sentiment enerzijds en die van onvolwassen distantie anderzijds. Ook de heropleving van het religieuze gevoel mag hier niet buiten schot blijven: ook daar heerst sinds de rockconcert-achtige feestjes naar aanleiding van de dood van Karl Woytila en de installatie van een schimmige figuur als Ratzinger een grote behoefte aan gedramatiseerde expressie met grote emotioneel-mobiliserende dwang. Vooral vage religieuze gevoelens, die zich enkel om een narcistische enscenering van nostalgie bekommeren (zie de Poolse ‘heropleving’), bevatten vaak datzelfde aspect van afwending van een samenleving die moet aanvaarden dat ze onvolkomen is en altijd zal zijn. Sublimatie is een gevaarlijke broedplaats voor de afwending van de problematiek van samenlevingen. | |
MassahysterieBij dat alles speelt het oefenen, het instuderen van hysterische mimiek, gevoelloze reacties en heroïsch lijkende apatheia (‘cool’) via filmscènes een beslissende, nog onderbelichte culturele rol. De stilering van de emotionele expressie in film is de afgelopen decennia opvallend toegenomen; het gaat om een grammatica die heel sterk en stabiel is in de Hollywood-film. Er zijn zo uit het hoofd tientallen typische poses te bedenken die door acteurs in ongeveer alle situaties in zeer uiteenlopende filmgenres worden gebruikt (een bepaalde wending van het hoofd gepaard aan een bepaalde blik om onverschilligheid, wantrouwen, afkeer, of het enigszins verbeten voornemen te tonen om geduldig te luisteren; een gestileerde oogopslag om onheilspellende gebeurtenissen, een flirtpartij of een gewelddaad aan te kondigen; telkens weer, bij zeer uiteenlopende acteurs in zeer uiteenlopende films, komen diezelfde ingestudeerde trucs voor ‘het spontane’ terug en blijven blijkbaar zonder enig probleem werken als authentiek emotioneel signaal voor hele grote groepen mensen. Dergelijke | |
[pagina 155]
| |
massale stereotyperingen van de expressie van emoties zorgt natuurlijk voor een even massaal reduceren van het scala van emotionele expressies bij kijkers. Steeds meer mensen mimeren, meestal onbewust, loopjes, handelingen en uitdrukkingen van door hen bewonderde acteurs en reduceren op die manier hun mogelijkheden tot ‘eigen’ ervaring. De reductie van de menselijke expressie tot functionele, op filmische communicatie gerichte grimassen, heeft tot gevolg - het woord van Ignatius van Loyola indachtig dat geloof met het bidden komt en niet andersom - dat ook de emoties zelf zich laten stereotyperen omdat ze verspreid worden via een reducerende psychografie. Het zijn ook die sjablonen die mensen hanteren die door het gerecht naar de reden van hun emotieloze houding tegenover hun slachtoffers worden gevraagd: ze beschikken slechts over enkele emotionele hoofdkleuren als woede, verdriet, wraak, en niet over de eindeloze gevoelsschakeringen die dergelijke emoties met elkaar kunnen aangaan. Daardoor gaan ze ook sneller over tot de daad, en vaak tot de fatale daad. Grote auteurs hebben deze verschraling van emoties schrijnend laten zien in personages die het slachtoffer waren geworden van economische, sociale en psychologische omstandigheden; de hele traditie van de Brechtiaanse vervreemding gaat op deze vaststelling terug, en ze is voortgekomen uit de stellingen van Max Weber en Karl Marx aangaande de verschraling van levensgevoel bij massificatie, industrialisering, ontworteling en groeiende onverschilligheid voor de affectieve achtergrond van andere levens, maar ze was ook reeds aanwezig in Balzac's schilderingen van een verzakelijkt innerlijk leven. Talloze romans uit de communistische periode van de Oost-Europese landen illustreren wat er met de emoties gebeurt in totalitaire contexten, onder tirannen, heersers van de bureaucratie en de mechanisering van het wereldbeeld: zie de romans van Ivan Klima, Aleksandar Tišma e.a. Begonnen met de constatering dat emoties overal aanwezig zijn, merken we al snel dat er haast geen emoties meer over zijn, maar stereotype houdingen die herkenbare emoties moeten klonen. In die zin is, zoals door alle salon-intellectuelen inmiddels tot in den treure toe werd gezongen, de pornografie de laatste avant-garde van onze tijd: ze volvoert het destructieve deel van het moderne project tot in haar laatste emotionele stuipen. De een orgasme fakende actrice heeft eigenlijk pas haar doel bereikt als het faken als zodanig wordt herkend, als een grap bijna, want wie nog zou denken dat ze dit voor haar boterham écht zou doen, die is niet goed bij zijn hoofd. In die zin is haar emotionele schaarste een zelfbescherming, een ascese van de professionele acteur, die weet dat het verdrongene tot een privé-sfeer behoort, waarin het | |
[pagina 156]
| |
er heel wat minder soeverein aan toegaat. Haar heldendom ligt in het weigeren van emoties aan de naamloze verschijning van de eeuwig opnieuw opduikende man, omdat ze eigenlijk op een beter leven hooptGa naar voetnoot2. Een zeer specifiek soort van gevoelloze hysterie wordt gevormd door de golf van sentimentele, vaak politiek-correcte opstoten die de massa ondervindt bij doodgeknuppelde zeehonden, scènes in geweldfilms, bij grote documentaires over een romantisch onbesmet hard leven van dieren in extreme omstandigheden, kortom bij model-slachtoffers van allerlei soort (als hun meelijwekkendheid tenminste telegeniek in beeld werd gebracht), opstoten die moeiteloos hand in hand kunnen gaan met volstrekte hardvochtigheid in de particuliere sfeer. Maar de sentimentele hardvochtigheid toont zich ook in discussies over het recht op eindeloos rekken van het zinloos leven van terminale patiënten, de onzinnige gedachte aan een schreiende foetus die fundamentalistische christenen vol haat voor hun medemensen de straat op drijft, de krijsend in brand gestoken vlaggen van politieke vijanden, het vertrapt worden in massabewegingen die men juist opzoekt omwille van de opwinding, de verabsolutering van de ‘echte emoties’ die massa-manifestaties als voetbalwedstrijden opleveren, met de hele scala van uit hun dak gaande hysterisch roependen, die eindeloze energie ontlenen aan het feit dat het ritueel inderdaad werkt: wie doet alsof, krijgt het meteen ook heftig te pakken. Escalatie is de inherente dynamiek van alle door adrenaline geleide manifestaties. Wie in de buurt van dergelijke massa's ook maar zou durven opperen dat de emoties onecht zijn, loopt kans meteen op hysterische en emotieloze manier gelyncht te worden: de waarheid is in dezen nu net wat met alle geweld moet worden onderdrukt (dat men namelijk helemaal niets zou voelen als men niet vooraf had besloten dat dit soort manifestatie straffe emotionele cash moet opleveren; dan blijft er alleen iets absurds en bevreemdends over, en deze ontmaskering lijkt op het aantasten van een levenszin, want alles is juist op dit genot van de opgekloptheid gericht).Ga naar voetnoot3 Een van de kenmerken van hysterie is dat het lijdende subject is afgesneden van zijn of haar werkelijke emotionele evenwicht en in woede ontsteekt als men dat hem/haar aan het verstand probeert te brengen; de door adrenaline aangedreven illusie is een blazende kat in het nauw. Wie zich op emotionele wijze aan de juiste kant waant, is in staat dissidenten emotieloos uit te schakelen: zie de haat tegen critici van Bush' Irak-politiek, die meteen van onpatriottische gevoelens werden beticht. Misschien zijn nationalistische gevoelens wel het | |
[pagina 157]
| |
meest obscene voorbeeld van gevoelloze emotie: ze ontzeggen de gevreesde Ander namelijk precies hetzelfde te voelen voor een ander soort ding... | |
VitalismeAl met al heeft de emotie op zich geen enkele inhoudelijke waarde zodat ze als een leeg projectiel kan worden aangewend. Door de popularisering van de freudiaanse theorie van de verdringing zijn er inmiddels hele generaties volwassen geworden die menen dat men de emotionele demonen wekelijks uit de kelder moet halen tot ze rond de tafel dansen als gedomesticeerde apen. Zoniet geldt men als ‘geremd’, als ‘gefrustreerd’, als ‘gereserveerd’ en moet men dringend aan een overdosis dramatische spontaniteit worden geholpen, liefst onder vriendelijke morele chantage en met vlotte betaling per overschrijving voor tien beurten. Wat is er van het naïeve, later door nazistische leuzen besmeurde vitalisme uit de jaren dertig geworden? Toen de jonge Jean Giono zich in de verlaten Zuid-Franse streken tussen Banon en Forcalquier terugtrok, deed hij daar wat vele genootschappen uit die tijd deden: de natuur en het romantische leven verheerlijken, vitalistische leuzen slaken, dure eden zweren dat zij, de uitverkorenen, nooit zouden deelnemen aan de onwaarachtigheid van het laffe burgerlijke bestaan (dat Giono later moedig heeft gedragen, daar niet van). Na de verschrikkelijke kater van de totalitaire waan durfde echter niemand nog over het vitalisme te reppen; bij ons werd Hendrik Marsman in de quarantaine van de puberale emoties geplaatst, overigens grotendeels ten onrechte. Vitalisme keerde terug als tam kindje toen het een facelift had ondergaan: met dure nikes aan de voeten, in de nietsontziend door bossen jagende, aan het joggen stervende zware rokers, in de met graagte malaria-oplopende kifrokers in Ghana, Togo, India, you name it; in de oude, inmiddels helemaal verdwenen Camel-cowboy en de beelden van ongerepte wouden met in hun blote gat krijsende, weerzinwekkend bleke hippies; in de kinky sauna-feestjes, in de behoefte aan een eigen jaccuzzi, aan trekbeugels en ander foltertuig om de spieren te verrekken, aan het zich hees schreeuwen bij massale sportmanifestaties, bij het olympisch record langneuken, in het op xtc en ander spul twee dagen door jiven, en in de dwangneurotische behoefte aan vegetarische voeding, pseudo-genezende waanproducten en gevaarlijke proporties aannemende smetvrees van allerlei gezondheidsfanaten, die bereid zijn hun minder gezond levende medemens met gezonde zin te verbouwen indien ze zich bedreigd voelen in hun zuiverheidsverlangen. Maar toch, het gaat niet echt goed met het vitalisme: het is zijn arcadische geheugen kwijt omwille van de totale mobilisering van Arcadia. | |
[pagina 158]
| |
In het eerste hoofdstuk van Wie het paradijs kan verdragen, de binnenkort te verschijnen nieuwe roman van Pam Emmerik, reist Lara Daniëls, een jonge, zeer succesvolle fotografe, naar Mallorca, waar zij een rekening te vereffenen heeft met haar familie. In het vliegtuig pikt ze een Spaanse man op met wie ze naar zijn hotelkamer gaat. |
|