Zo gaat het al eeuwenlang. Maar Jean-Jacques Rousseau was de eerste moderne cultuurcriticus: terwijl de verlichte achttiende eeuw zich verheugde in haar Vooruitgang dankzij kunsten en wetenschappen. wees hij erop dat de morele kwaliteit van de mens beslist niet vooruit was gegaan. Als remedie stelde hij voor, toen hij nog niet alle hoop verloren had: pedagogische en politieke hervorming, ten einde zo de verloren natuurlijke vrijheid en gelijkheid, voorwaarden voor een moreel herstel, terug te vinden.
Sinds Rousseau heeft een onafzienbare stoet cultuurcritici het publiek met hun diagnoses en remedies overstelpt. Interessante lectuur, waaruit je kunt leren hoe een tijd zichzelf zag en beoordeelde. Maar wat je er ook uit kunt leren, is hoe weinig de thema's in de cultuurkritiek plegen te veranderen. Telkens gaat het weer over het zedenbederf, het verval van private en publieke deugden, materialisme en massificatie, het verlies van wijsheid en traditie, de teloorgang van de metafysica, het gevaar dat de technologie ons boven het hoofd groeit enzovoort. Variabeler zijn de remedies, al komen ze verbluffend vaak neer op de noodzaak van een fundamentele mentaliteitsverandering. Maar alle cultuurkritische remedies hebben ook nog iets anders met elkaar gemeen: helpen doen ze kennelijk nooit, want de diagnoses, meestal dezelfde, blijven elkaar gestaag opvolgen. Wat moeten we met zo'n dokter die, hoe frequent hij ook bezocht wordt en hoe gretig hij wordt aanhoord, er nimmer in slaagt zijn patiënten te genezen?
De problemen met het genre van de cultuurkritiek laten zich grofweg samenvatten in twee punten. Ten eerste: de cultuurcriticus is geen echte dokter, die los staat van de patiënt die hij onderzoekt; integendeel, van de cultuur die hij beoordeelt maakt hij zelf deel uit. Maar daar houdt de cultuurcriticus zelden rekening mee. In plaats daarvan creëert hij, al dan niet bewust, voor zichzelf een archimedisch punt, van waaruit hij het geheel van zijn cultuur in heden, verleden en toekomst meent te kunnen bevatten. Een illusie, die tot gevolg heeft dat de werkelijke verandering van de cultuur, en dat is de verandering die zich ook aan hemzelf voltrekt, hem ontgaat. Cultuurcritici kunnen wel op een bepaalde manier de waarheid spreken, het is alleen altijd de waarheid van gisteren.
Ziedaar mijn tweede punt: geschiedenis (en dus ook cultuur) bestaat per definitie uit verandering, even onbeheersbaar als onvoorspelbaar, maar daar hebben wij mensen het moeilijk mee. Diep in ons hart houden we niet van verandering, ook al zeggen we geregeld ernaar te verlangen, omdat verandering altijd ook herinnert aan de definitieve verandering van de dood, die in onze eindigheid besloten zit. Vandaar dat reële veranderingen zo vaak verslechteringen lijken, vooral als je wat ouder wordt. We kunnen en willen het niet meer allemaal bijbenen en klampen ons vast