Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 2006 (nrs. 113-116)
(2005-2006)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
Kat is hond.
| |
IIRecht recreëert nog meer dan schildpadden uit insecten, conducteurs uit mensen, eigendom uit dieren en dingen, gerechtshoven en gevangenissen uit nietszeggende gebouwen. Recht is een voor leken (en veel juristen) ondoordringbaar ingewikkeld complex, een eigen wereld om recht te creëren in een nog veel ingewikkelder menselijke en maatschappelijke werkelijk- | |
[pagina 61]
| |
heid (die haar complexiteit voor een deel te danken heeft aan datzelfde recht). Montesquieu schreef al dat eenvoudig en begrijpelijk recht niet anders dan onrechtvaardig kan zijn, omdat het niet tegemoetkomt aan de ingewikkelde werkelijkheid. Dus moet rechtvaardig recht wel ingewikkeld zijn, al zal het nooit alle schildpadachtige en andere weerbarstige feiten in regels kunnen vangen. Hetgeen Montesquieu verleidde tot de conclusie dat het strafrecht van de Turken in Frankrijk moest worden ingevoerd, omdat het onbegrijpelijk ingewikkeld was.Ga naar voetnoot2 (Dat de burger wordt geacht de wet te kennen is natuurlijk net zo'n fictie als dat een schildpad een insect is. Wist Dyson veel. Die rechtszekerheid bestaat alleen op papier.) De taal van het recht roept zelfs gevoelsmatige realiteiten met rechtsgevolgen in het leven, realiteiten die anders niet meer zouden zijn dan psyche en psychologie. - Na een ontmoeting met een koe valt Oliver Sacks van een berg naar beneden en breekt zijn been. Dat valt al niet mee, al kan de koe er niets aan doen. Als hij vervolgens wordt mishandeld door een verpleegster die eigenlijk een heks is, wordt zijn pijn getransformeerd tot onrecht, en daardoor des te meer gevoeld, door het talige oordeel dat wat zij deed niet mocht.Ga naar voetnoot3 Juridisch is pijn geen pijn. Zelfs zijn verontwaardiging, het begin van elk oordeel over onrecht, is talig, oordeel gedragen door gevoel en omgekeerd.Ga naar voetnoot4 Anderzijds is recht op tenminste drie manieren de grote gelijkmaker. 1. Rechtsregels onderscheiden hoofd- van bijzaken. De lengte van een neus hoort er net zo min toe te doen als haar- of huidskleur. Zo vereenvoudigt ingewikkelde rechtstaal radicaal de werkelijkheid. 2. Wie schade lijdt kan verhaal halen, straf of schadevergoeding vorderen. Recht is niet alleen wet en regel die moeten worden opgevolgd, recht is ook afrekening als het verkeerd is gedaan. 3. Dat kan omdat rechtstaal als alle taal nog veel meer vermag dan omtovering van schildpadden: ‘De taal tovert met haar zinnen ieder gewenst moment de verst verwijderde tijden en ruimten dichterbij. De taal ontbindt alle machten van de geschiedenis. Taal gelijktijdigt.’Ga naar voetnoot5 Zonder taal geen recht dat blijft terwijl de werkelijkheid voorbijgaat, maar ook geen geschiedenis, en dus ook geen schadevergoeding, straf en genoegdoening. Taal legt feiten vast die later (veel later soms, de molens van justitie malen langzaam) weer tot leven worden gebracht, als regels zijn overtreden en achteraf moet worden afgerekend.Ga naar voetnoot6 | |
[pagina 62]
| |
IIIRecht kan nooit onbegrijpelijk genoeg zijn om in alle mogelijke en toch te regelen gevallen te voorzien. Zo zal niemand er aan hebben gedacht dat ook schildpadden reizen per trein. Dat was dan ook niet uitdrukkelijk verboden, net zo min als enige regel bepaalde wat voor zo'n schildpad dan wel zou moeten worden betaald. Juristen trekken daaruit graag de conclusie dat de schildpad dan voor niets mee mag. Maar de logica daarvan is op zijn zachtst gezegd twijfelachtig, want neerkomend op de volgende kromme redenatie: Indien hond, dan pet ticket Dat is echt niet veel beter dan: Als het regent, dan is de straat nat Dat is net zo drogredelijk als Montesquieu's pleidooi voor het strafrecht van de Turken. Noodzakelijke zijn nu eenmaal geen voldoende voorwaarden. Maar juristen weten nogal eens beter: de pia fraus van zulke a contrario-redeneringen komen echt niet alleen in het vervoersrecht voor. Vroom bedrog inderdaad, omdat de valse schijn wordt gewekt dat de conclusie is gebaseerd op recht. Zoals zoveel juristentaal klinkt het goed, maar klopt er niets van. Nieuwenhuis schreef: ‘Wat de logicus niet lukt, volvoert de jurist zonder met zijn ogen te knipperen.’Ga naar voetnoot7 Hier dreigt bovendien dat (alles) mag wat niet is verboden, en dat kan niet de bedoeling zijn. Uitleg van recht biedt soms betere oplossingen. Recht is verstard in taal, maar niet helemaal. Er zit nog rek in. Bijvoorbeeld: wie wordt gepakt wegens omzeiling van de meterkast kan worden gestraft, al spreekt de wet alleen van diefstal van een goed. In ruimere uitleg kan ‘goed’ zo onstoffelijk worden dat ook electriciteit er onder valt. Maar geen uitleg kan katten onder ‘hond’ laten vallen, of een schildpad onder ‘insect’, niet in omgangs- en zelfs niet in wetenschapstaal. Zo dreigt toch weer dat alles wat in geen uitleg een hond is mee mag voor niets. Ook daar hebben juristen zich onderuit geredeneerd: analogie is een machtig wapen om wat in geen uitleg kan worden geregeld toch te regelen, om niet alleen voor honden maar ook voor katten en konijnen te laten betalen. Zo'n hink-stap-sprong-hogehoedredenering mét konijn gaat als volgt: Een hond in de trein betaalt gereduceerd tarief (de regel van het vervoersrecht) | |
[pagina 63]
| |
(Dus:) Een kat in de trein betaalt gereduceerd tarief. Logisch klopt dat nu eens wél, de crux van analogie zit dus in het achterliggend beginsel: waaróm betaalt een hond minder? Zo worden biologische onmogelijkheden tot juridische hulpmiddelen en kunststukjes, met echtere gevolgen dan literaire metaforen, verwante stijlmiddelen in de literatuur. De al bijna vergeten recreatie van de schildpad tot insect is natuurlijk ook een analogie, ter inperking van het dierenrijk dat voor niets reist. Precedenten werken net zo: Stare decisis et non quieta movere (blijf bij besluiten en blijf af van wat in rust is). De rechter (of een andere autoriteit) heeft ooit iets besloten, vervolgens gebeurt er iets dat daarop nogal lijkt en dan is het antwoord op de rechtsvraag al bekend. Als Sacks' verpleegster de eer ten deel valt als eerste te worden veroordeeld tot schadevergoeding (omdat de wetgever niets had geregeld en de rechter het tijd vond om er iets aan te doen), dan weten alle volgende verpleegsters (en verplegers, ook hier is de taal van het recht de grote gelijkmaker) wat hen te wachten staat. Hoeven thuiszorgers die demente bejaarden mishandelen zich dan geen zorgen te maken? Nee, want net als bij analogie gaat het bij precedenten om het achterliggend beginsel. Dat bepaalt welke gelijkenissen en verschillen ter zake doen en welke niet. | |
IVTot nu toe klinkt het allemaal redelijk: al staat niet alles in wetten en regels, toch leek juridische taalkunst en uitleg de weerbarstigheid van de werkelijkheid wel aan te kunnen. Maar niet alles kan alsnog worden geregeld, hoe complex recht en juridische argumentatie ook is. Bovendien kunnen vaste regels leiden tot onrechtvaardigheid, in al dan niet voorziene gevallen. Het ongeregelde en onrechtvaardige is het rijk van de discretie, de ambtelijke vrijheid in uitleg en toepassing van wetten en regels. Dat leidt tot spanning met legaliteit, de regelgeleidheid van recht als grondkenmerk van de rechtsstaat. Stel dat Dyson toch een dier bij zich had dat rechtens doorgaat voor hond. Verder zit er niemand in de trein, Dyson kijkt treurig voor zich uit, toch alleen. De conducteur heeft zijn laatste dienst. Hij heeft die dag al veel hondenbonnen geschreven. Hij laat Dyson gaan, mét hond / kat / konijn. Dat is zinvolle discretie. (Bij onze tegenwoordige spoorwegen moet dat nog beter doordringen.) Als de rechter er met de regels (en eventueel analogie en precedent) niet meer uit komt, grijpt hij terug op redelijkheid en billijkheid, of op ‘de bijzondere omstandigheden van het geval’ of hoe dat verder in verschillende rechtsgebieden mag heten. Dat heet: het timmermansoog van de rechter. Op zich (weer) een aardige analogie, zij het dat echt timmermanswerk gewoon wordt nagemeten als daaraan twijfel rijst. Bij rechters- en ander juristenwerk kan dat niet. Juist omdat dui- | |
[pagina 64]
| |
delijke maatstaven ontbraken moest een beroep worden gedaan op discretie als ‘redelijkheid en billijkheid’. De taligheid van wet- en regelgeving maakt plaats voor het onberedeneerbare als grondslag van beoordeling en veroordeling van mensen die toch graag zouden willen weten waarom. Omdat de rechter zo heeft gesproken, is dan het enige antwoord. Een enkele keer leggen rechters en ander ambtenaren toch iets uit. Maar dat dreigt dan nieuw recht te scheppen, door precedenten (zie eerder). Bovendien zijn het antwoorden achteraf, apologetische verhalen bij besluiten die al waren genomen. In dit opzicht zijn rechters en andere ambtenaren net als gewone burgers en boeven. Eerst doen zij (maar) wat dat al dan niet deugt, achteraf komen zij een enkele keer al dan niet ter strafzitting met verontschuldigingen. Eerst de daad, dan het woord, voor wat het waard is. Dergelijke vrome rechtstaal dekt veel toe, tot en met volstrekte leegheid verhuld in juristenjargon. Zo werd een jeugdig homoseksueel weduwnaar zijn deel van het huwelijks vermogen ontnomen omdat hij zijn oude vrouw zou hebben getrouwd en vervolgens vermoord om aan haar geld te komen. Hoe wist onze Hoge Raad dat?Ga naar voetnoot8 Omdat de jongeman met het huwelijk en de moord het vooropgezette plan had om zich ten koste van zijn vrouw te verrijken. Huwelijk en moord zijn dan ook eigenlijk één handeling. Waarom één handeling? Dat blijkt uit het plan van de man. - Dat is niets anders dan een lege cirkelredenering, ingegeven door het (goedburgerlijk) ‘rechtsgevoel’ (het timmermansoog, etc.). Vervelend bovendien dat de Hoge Raad gemakshalve vergat dat de man het geld al had, vanaf het ontstaan van de huwelijkse gemeenschap en dat de moord daaraan dus eigenlijk niet toe of af deed. (Onze Hoge Raad doet ook veel goede dingen.) Dan maar liever helemaal niets gezegd? Denk aan het hart, of eigenlijk de moordkuil van minister Verdonk: de ene vreemdeling mag blijven, de andere niet, al naar gelang zij over haar hart strijkt. Zo wordt discretie (soms dodelijke) willekeur, van een minister die ‘uit angst voor precedenten’ weigert te motiveren en dus niet weet wat zij doet. Alsof het niet juist zo is dat wat recht is in een bijzonder geval, dat ook is in een ander, maar rechtens net zo bijzonder geval. Als het redelijk is om iemand te laten blijven, dan moet dat zijn af te leiden uit de regels van het recht en de feiten van het geval. Nu weten vreemdelingen niet waarom zij weg moesten en weet niemand waarom Verdonk mocht blijven. Recht is taal, maar niet helemaal. Legaliteit betekent noodzaak van motivering van juridische beslissingen in termen van rechtsregels, terwijl discretie, redelijkheid en billijkheid en erger, kennelijk betekenen dat er niets te motiveren valt: recht zonder taal, met de | |
[pagina 65]
| |
natte vinger, en dat echt niet alleen in kleine dingen. Kennelijk kon zelfs het strafrecht van de Turken daar niet tegen op. Juist in strafrecht is legaliteit door motivering belangrijk, gegeven de gevolgen die op het spel staan. Maar alleen al de ongekende willekeur in opgelegde straffen, ook hier en nu in Nederland, laat zien hoe sterk de schijn is van rechterlijke willekeur. Een groot deel van de rechtswetenschap drijft op die dobber. Rechtswetenschap boet alsnog netten van talige argumentatie die rechterlijke en andere juridische discretie althans op papier én achteraf binnen perken moeten houden. Bijvoorbeeld: de (hoogste) rechter oordeelt dat ‘de redelijkheid en de billijkheid met zich meebrengen dat’ als A de boekwinkel van B wil kopen en zij er op de handtekeningen na eigenlijk wel uit zijn, A en B eigenlijk al een overeenkomst hebben, met alle gevolgen vandien, of zij dat uiteindelijk wilden of niet. Dan is er niet alleen werk aan de winkel voor advocaten, maar ook voor al die juridische schriftgeleerden die bladen en boeken volschrijven over de vraag wat die hoogste rechter nu eigenlijk bedoelde. Het lijkt niet erg dat rechters en andere ambtsdragers maar wat doen, zolang de schriftgeleerden het maar kunnen uitleggen. Jammer is alleen dat de rechtsgenoten en met name de verliezers onder hen in dergelijke geschriften geen inzage hebben. Zij zouden er toch niets van begrijpen. In de juridische schriftgeleerdenwereld gaat even onbegrijpelijke als overbodige complexiteit gelijk op met de schijn van wetenschap. Geen wonder dat niet meer dan een verdwijnend klein deel van die geschriftenvloed belandt op de planken van de betere boekhandel: ‘Big words, small print, no sales’, zei Hitchcock al. | |
VRecht is meer dan (tenminste kwantitatief goeddeels overbodige) taal. Zonder feiten geen recht, niet in rechtsvorming maar zeker ook niet in toepassing van recht. Recht kan immers alleen worden gedaan op grond van de feiten van het geval. Als achteraf wordt ontdekt dat Dyson zijn hond had vermomd als schildpad (feit), dan moeten de gedupeerde spoorwegen hem alsnog tot betaling kunnen dwingen (op grond van de algemene rechtsregel). Net zo goed als Dyson zijn geld terug behoort te krijgen, en misschien nog meer, als zijn schildpad ten onrechte als hond was aangeslagen. Over die feiten zijn partijen het niet altijd eens. Uiteindelijk moet de rechter dat oplossen. Anders dan de juridische leerboeken leert de ervaring dat verreweg de meeste rechtsgedingen gaan over betwiste feiten, en niet over betwist recht. De ene partij zegt: dit is gebeurd! Nee, zegt de andere. Dan ligt het in de lijn der verwachtingen dat het rechtsbedrijf alles in het werk stelt om tenminste de feiten van het geval boven water te | |
[pagina 66]
| |
krijgen. Dat is immers vooronderstelling van eerlijke rechtspraak: niet gebaseerd op fictie, maar op feiten. Maar feiten zijn geen feiten, in de rechtspraak al helemaal niet. Recht was al geheimtaal, de ‘feiten’ in het recht doen er weinig voor onder. Tenminste drie eigenaardige gegevenheden voorkomen meer dan eens dat mensen hun recht krijgen op grond van wat echt is gebeurd. Ten eerste brengen de meeste mensen geen feiten naar buiten die hun zaak geen goed doen. Het ziekenhuis draait op voor het wangedrag van Sacks' verpleegster (werkgeversaansprakelijkheid), maar zal desgevraagd van niets weten. Nogal eens worden er advocaten bij gehaald, maar dat maakt het er niet beter op. Tegen cliënten zeggen zij: vertel niets meer, maar mij alles, je weet als leek nooit wat van belang is, als vertrouwenspersoon zal ik zwijgen als het graf. Zo kan er mét advocaten minder recht zijn dan zonder, als met deskundige hulp wordt voorkomen dat feiten aan het licht komen op grond waarvan recht wordt gedaan. Die advocaten zijn de retorici, schermend met mooie rechtstaal op een toneel waar de waarheid nogal eens achter de schermen blijft, en daarmee het recht.Ga naar voetnoot9 Dan is er (ten tweede) het beginsel dat wie stelt moet bewijzen. Sacks' ziekenhuis hoeft niet eens mee te doen (al ligt dat tegenwoordig soms wat ingewikkelder). Sacks zelf kan niet bewijzen dat hij niet heeft gedroomd, en wat niet is bewezen, bestaat juridisch niet. Dat komt dicht in de buurt van het drogredelijk argumentum ad ignorantiam, het beroep op onwetendheid: Het monster van Loch Ness bestaat. Maar het kan ook omgekeerd: Het monster van Loch Ness bestaat niet. Zo kan te veel, zeker als er iets op het spel staat. Eigenlijk komt het neer op dezelfde truc die de schildpad vrij deed reizen: verwisseling van noodzakelijke en voldoende voorwaarden. Bewijs kan een voldoende voorwaarde zijn voor feiten, maar gebrek aan bewijs voor feiten sluit die feiten niet uit. In het recht kan alles, als het maar mooi wordt vertaald. Daarmee blijft de bewijsnood van de rechtzoekende die gelijk heeft maar dat zelf niet kan laten zien buiten beschouwing. (Omkering van bewijslast kan alleen in bijzondere gevallen en helpt niet altijd). In de rechtspraktijk verdringt taal- woord- en steekspel de zoektocht naar de historische realiteit. Het mooiste verhaal wint, het recht verliest. Ten derde en tot slot: op een gegeven moment weet de rechter | |
[pagina 67]
| |
het wel, een enkele keer al voordat betrokkenen hun verhaal hebben gedaan. ‘Hij heeft het al gezien.’ Wezenlijk voor de verhouding van werkelijkheid en taal is dat alles wordt gezien als iets. Zonder begrippen geen realiteit (tenminste, niet buiten de literatuur). Uit een vage tekening is zowel een eend als een haas op te maken, zo leerde Wittgenstein, en in het recht is het niet anders.Ga naar voetnoot10 Werkelijkheid is ‘als zodanig’ al uitleg. En als de feiten van het geval niet zonder meer duidelijk zijn, dan wordt er een verhaal van gemaakt, waarvan de door de rechter aangenomen feiten de clou zijn. Slachtoffers menen zich misbruik te herinneren, bijvoorbeeld, een zwakbegaafde verdachte weet daartegen niets goeds in te brengen en daarmee staan de belastende feiten van het geval vast. Nogal eens is dat verhaal niets anders dan het (figuurlijke én letterlijke) vooroordeel van de rechter. Vergeten wordt dat goede verhalen nog geen historische waarheid zijn. Ook hier geldt, net als voor de uitspraak zelf: eerst de conclusie, dan de premissen. De feiten ondergaan hetzelfde lot als het recht dat er bij werd gezocht. Net als gewone mensen luisteren rechters naar alles dat hun vooroordeel verifieert, en zijn zij Oostindisch doof voor falsificaties. Met alle gevolgen vandien voor onschuldige verdachten: de Schiedamse parkmoord, de Puttense zaak en nog zo veel minder bekende meer getuigen van te weinig respect voor de feiten. Het Openbaar Ministerie komt met een mooi verhaal, minder mondige verdachten kunnen daar niet tegenop. Dan is het voorbij. - Taal gelijktijdigt. Maar niet altijd in het terughalen van feiten, en recht. | |
VIFeiten zijn vaak hinderlijk, niet alleen in toepassing van recht maar ook in wet- en regelgeving zelf. Recht vindt geen steun in de werkelijkheid, recht maakt zijn eigen werkelijkheid. Voor een deel terecht: denk aan overeenkomsten en zoveel andere rechtsvormen, instituties en autoriteiten die het maatschappelijk leven mogelijk maken. Maar de eigen werkelijkheid van het recht is ook de maatschappij van het rechtsbedrijf zelf, de Nieuwe Kerk, compleet met statige rechtszalen, toga's en andere rituele parafernalia. Sommige dingen doet de Nieuwe Kerk beter dan de oude, bijvoorbeeld wonderen verrichten. Mythen van wonderbaarlijke genezingen vallen in het niet bij transformatie van schildpadden in insecten en nog veel meer. Recht is de geheimtaal van toverformules, heilige schriften, schriftgeleerden en bibliotheken vol exegesen. God is de Hoge Raad, zijn jurisprudentie is een Heilig Boek, de vloed aan juridische literatuur biedt apologetische commentaren, rationaliseringen achteraf gelijk de theologische tractaten van weleer. Kritiek in het hermetisch complex leidt tot excommunicatie. Buitenstaanders, hoe | |
[pagina 68]
| |
geleerd ook, worden al helemaal niet ernstig genomen: ‘die weten er niets van’. Wie de eigen geheimtaal van de kerk niet spreekt doet niet mee. Het feitelijk rechtsbedrijf is voor een groot deel autonoomhermetisch, rechtstaal van juristenritueel en liturgieën die zich niet storen aan werkelijkheid en werkelijke gerechtigheid. Zo schept de taal van de juridische theologie haar eigen orde. De nieuwe drievuldigheid is die van de clerus, de burgerij en de zondebokken (waarzonder geen kerk en maatschappij kunnen bestaan). De kerk zelf kan natuurlijk geen kwaad doen. Eigen zonden worden hoe dan ook vergeven of beter nog weggeredeneerd in wereldvreemde bezweringsformules. (Malafide juristen van welk slag dan ook worden zelden of nooit gestraft, zeker niet als onschuldigen lang hebben vastgezeten). De rol van Jezus Christus is overgenomen door het geboefte, dat nog meer wordt buitengesloten (en gevangengezet) dan de burgerij. (Storend zijn die boeven hoe dan ook, al was het maar in de eredienst van de terechtzitting. Zo zei een strafadvocaat: het ging allemaal prima volgens de liturgie, totdat de verdachte roet in het eten gooide. Hij snapte er niets van.) De officiële ééndeling van gelijke behandeling, in naam gesymboliseerd door de onpersoonlijkheid van uniformen en toga's, is hermetisch vertaald in een hiërarchische driedeling waarin de juristen tenminste in hun eigen rechtstaal bovenaan staan. | |
VIIRecht is taal, maar niet helemaal? Moet niet eerst duidelijk zijn wat recht eigenlijk is? Wie zouden dat beter weten dan de juristen? Of zitten die te diep in hun hermetisch complex om het geheel (als zoiets al bestaat) te kunnen overzien? Kant schreef niet voor niets: Noch immer suchen die Juristen eine Definition zu Ihrem Begriffe vom Recht. Een laatste uitstapje in het analogisch dierenrijk biedt de verklaring: ... sorting out... The Concept of Law. To this enterprise the lawyers... had about as much to contribute as have fruit flies to the study of genetics.Ga naar voetnoot11 En wat is taal? Dat moet toch evengoed duidelijk zijn, als het gaat om recht en taal? Ten opzichte van de taal zijn wij allemaal als de juristen ten opzichte van het recht. Hoe zou in taal kunnen worden uitgedrukt wat taal eigenlijk is? Taal is transcendentaal. Recht is minder dan taal. Juristen doen in hun discretie dingen die in algemeen aanvaardbare bewoordingen zouden moeten worden uitgelegd maar die worden afgedekt met nieuwkerkelijke toverformules gelijk de redelijkheid en de billijkheid. Recht is meer dan taal: recht maakt autoriteiten en instituties waarzonder er geen maatschappij is (en geen Nieuwe Kerk). Recht betovert dieren en mensen, buiten elke alledaagse of wetenschappelijke taalclassificatie. Recht gelijktijdigt onvergelijkelijk meer dan taal, al was het maar door verleden onrecht niet alleen op te roepen maar zelfs terug te draaien. Recht is tijdloos, meer dan taal. |
|