velse cirkel zat dat hij zich pas schrijver kon noemen als hij een groot Werk geschreven zou hebben, maar dat hij dit bijna alchemistische werk pas zou kunnen volbrengen wanneer hij Schrijver was en als zodanig erkend. Kafka heeft vrijwel geen groter werk afgemaakt. Calasso lost dat, in de geest van Kafka zelf, op door het ene werk als het vervolg op het andere te lezen. En als er één schrijver is van wie alles wat hij geschreven heeft als ‘Werk in uitvoering’ gelezen kan worden, dan is dat Kafka. Calasso zegt dat Kafka een oplossing vond voor het niet kunnen voltooien van groot werk in de korte vorm: verhalen, dagboekaantekeningen, aforismen. In feite is Kafka met korte vormen begonnen; en op een bepaalde manier gelezen zijn de romans aaneenschakelingen van scènes en momenten, die evengoed op zichzelf kunnen staan als dat ze deel uitmaken van een groter verhaal.
Calasso snijdt niet alleen uitermate belangrijke thema's aan, ook zijn aanpak is bijzonder: hij ontwikkelt geen theorie die hij aan de hand van literatuur wil bewijzen, eerder omgekeerd. Net als in andere essays, grotere en kleinere, laat hij bij voorkeur zijn onderwerp zelf aan het woord. Dat houdt meer in dan dat hij zijn methode door het onderwerp, thema, werk dat hij bespreekt laat dicteren; ook meer dan een mimicry, die iedere criticus kent en die vaak ongemerkt plaatsvindt, van de stijl van het werk waar de kritiek over gaat. Een boek of schrijver zelf aan het woord laten, dat klinkt eenvoudig en is het op zich ook, je zou het zelfs een voorwaarde van alle kritiek kunnen noemen; maar in de praktijk lijkt het veelgevraagd, van de lezer meer dan van de schrijvende lezer.
Wil de tekst zelf aan het woord komen, moet hij eerst gelezen worden, zo is het wel; Calasso doet het een én het ander, tegelijk, of het een door het ander: ook al heeft hij de teksten eerst ettelijke keren gelezen of zelfs bestudeerd, hij leest ze pas goed wanneer hij erover schrijft, erin kruipt, ze overschrijft, ze half en half in eigen woorden overdoet. Die methode paste Calasso ook toe op de Indische veden: teksten en verhalen van Indische zieners en mystici die dichter bij de wereld van de oude mythen of zelfs van ervoor kwamen dan de Griekse en Bijbelse oorsprongsverhalen. Ook Kafka, zo begint Calasso zijn boek, ‘spreekt over een wereld die aan elke onderscheiding en elke benaming voorafgaat. Dat is geen heilige of goddelijke wereld (...) Het is een wereld die daar nog oog voor moet krijgen.’ Daarmee maakt hij van Kafka geen moderne premythologische ziener, bijna het tegendeel: Kafka begon met schrijven door in de verwarrende veelheid van de moderne wereld enkele elementaire, benoembare elementen af te zonderen: een kamer, een kantoor, een dossier, een gelagkamer - en in het centrum een schrijftafel.
In twee ‘apologen’ (anekdotes met een moraal) heeft Kafka het effect