| |
| |
| |
Michel Pastoureau
Woordenboek van de kleuren van onze tijd (2)
Kunstgeschiedenis
Kleur is de grote afwezige in de kunstgeschiedenis. Zelfs de historici van de schilderkunst zwijgen er vaak over en slagen erin dikke en geleerde boeken te schrijven over het werk van een schilder of over deze of gene schilderschool zonder ooit het woord kleuren uit te spreken. Ze bestuderen liever de biografie van de kunstenaar (die vaak in een hagiografie wordt veranderd), analyseren zijn stijl (wat is de stijl van een schilder zonder kleur?), spreken over invloeden en moderniteit, of filosoferen over de betrekkingen tussen kunst en samenleving. Maar over de kleur - niets; of bitter weinig.
Voor dit zwijgen van de kunsthistorici bestaan overigens redenen die op zichzelf een documentaire waarde hebben. Die hebben vooral betrekking op de problemen met kleur als een volwaardig onderwerp van historische studie. Die problemen zijn er in drie soorten. De eerste zijn van documentaire aard: we zien de kleuren die het verleden ons heeft overgeleverd zoals ze door de tijd zijn geworden, en niet in hun oorspronkelijke staat; wij zien ze bovendien in een belichting die vaak geen enkel verband heeft met de lichtcondities die de vroegere samenlevingen kenden; en ten slotte: gedurende vele decennia hebben we de gewoonte aangenomen de beelden en de voorwerpen uit het verleden te bestuderen door middel van zwart-wit fotografie en ondanks de verspreiding van de kleurenfotografie lijken onze denk- en beschouwingswijzen ook min of meer zwart-wit te zijn gebleven.
De tweede soort problemen is van methodologische aard: zodra het gaat om de kleur en haar plaats in een kunstwerk, een voorwerp, een monument of een beeld, rijzen alle problemen tegelijk: fysische, chemische, materiële, technische maar ook iconografische, ideologische, emblematische, symbolische. Hoe moet je die problemen ordenen? In welke volgorde moet je de goede vragen stellen? Welke analytische methode is het meest geschikt voor de bestudering van beelden en kunstwerken? Geen enkele onderzoeker, geen enkel team, geen enkele methode heeft deze problemen vooralsnog kunnen oplossen. Iedereen is geneigd om uit de gegevens en de veelvormige problemen van de kleur datgene te selecte- | |
| |
ren wat hem goed uitkomt voor wat hij bezig is aan te tonen en omgekeerd, datgene wat hem niet goed uitkomt terzijde te laten. Dat is natuurlijk een slechte manier van werken. Temeer omdat de verleiding vaak groot is om de informatie die teksten ons verschaffen voor de historische periodes op de voorwerpen te plakken, terwijl de goede methode - althans in een eerste stadium van de analyse - zou zijn om te werk te gaan zoals de onderzoekers van de prehistorie, die over geen enkele tekst beschikken maar wel grotschilderingen moeten analyseren: de betekenis, de logica en de systematiek ervan uit die beelden en die voorwerpen zelf halen.
De derde soort moeilijkheden is van epistemologische aard: het is onmogelijk om op de beelden en de voorwerpen die voorbije eeuwen hebben voortgebracht zomaar onze definities, onze concepten en onze actuele kleurenklassificaties te projecteren. Dat zijn niet die van de vroegere samenlevingen (en het zullen misschien niet die van de samenleving van morgen zijn). Het gevaar van het anachronisme ligt voor de historicus altijd bij elk document op de loer - en voor de kunsthistoricus misschien nog meer dan voor de andere. Maar dit gevaar lijkt nog groter wanneer het gaat om de kleur, om de definities en de klasseringen ervan. Laten we ons nog maar eens herinneren dat in het Westen zwart en wit eeuwenlang zijn beschouwd als volwaardige kleuren; dat het spectrum en de spectrale volgorde van de kleuren tot in de zeventiende eeuw onbekend zijn; dat de koppeling tussen primaire en complementaire kleuren langzaam opkomt in de loop van diezelfde eeuw, maar pas algemeen erkend wordt in de negentiende eeuw; dat de tegenstelling tussen warme en koude kleuren zuiver conventioneel is, en afhankelijk van het tijdperk en de samenleving anders functioneert (in de middeleeuwen bijvoorbeeld is blauw een warme kleur). Het kleurenspectrum, de chromatische cirkel, de notie van primaire kleur en de wet van het simultane contrast zijn geen eeuwige waarheden maar etappes in de veranderlijke geschiedenis van het weten. Als hij niet anachronistisch wil zijn, mag de kunsthistoricus ze niet ondoordacht hanteren.
De studie van de kleur is altijd heel moeilijk. Temeer omdat de waarneming zelf van de kleurcombinaties of de tegenstellingen in kleur door de mannen en vrouwen van voorbije eeuwen sterk kan verschillen van de onze. De combinatie van geel en groen bijvoorbeeld is voor de middeleeuwse sensibiliteit, en nog voor die van de zestiende en zeventiende eeuw het heftigste kleurcontrast dat men kan maken. Voor ons zijn die twee kleuren, die aan elkaar grenzen in het kleurenspectrum, zeer verwant: ons oog is eraan gewend om ongemerkt over te gaan van geel naar groen of van groen naar geel zonder de indruk van een breuk te krijgen, laat staan een contrast. Omgekeerd zijn contrasten als rood/groen of
| |
| |
rood/blauw, die voor ons betrekkelijk sterk zijn, dat niet of nauwelijks voor het oog in de oudheid of de middeleeuwen. En als het er dan om gaat te weten wat een mooie kleur is, of een mooi schilderij, of een zeer getalenteerde schilder...
| |
Naam
De naam van de kleur is ook kleur. Het is misschien zelfs het element dat onze chromatische smaken en keuzes het krachtigst bepaalt. Zodra het om kleuren gaat, zijn wij gevangenen van de taal en van de lexicale feiten. In het sociale leven lijkt de benoemde kleur vaak een belangrijker rol te spelen dan de waargenomen kleur. In het gevoelsleven is dat bijna altijd het geval, want het is de benoemde kleur die de sterkste mythologische en droomachtige lading bezit. Zeggen dat een jurk rood is, wekt altijd meer dromen en associaties dan het samen bekijken van een rode jurk zonder een kleur te noemen. Overigens is het niet benoemen van de waargenomen kleur - al is het maar in gedachten - bijna onmogelijk. De naam van de kleur maakt integraal deel uit van de waarneming ervan. Die is niet beperkt tot een simpel biologisch proces. In tegendeel, ze doet een beroep op, en activeert ons geheugen, onze kennis en verbeeldingskracht. Daarom kunnen we het niet laten een naam te geven aan de kleuren die ons onder ogen komen, zelfs wanneer het schakeringen zijn die we niet goed kennen, zelfs wanneer we niet het woord kennen waarmee het precies getypeerd zou kunnen worden. We proberen ons altijd meer te oriënteren op lexicons dan op paletten of op kleurstalenboeken. Zelfs als we schilders zijn.
Wat dit betreft zou ik graag het exemplarische getuigenis aanhalen van de chef van de afdeling olieverf van de grootste Parijse handel in kunstenaarsbenodigdheden. In de winkel laat de verkoper de klant altijd kiezen uit een stalenboek waar geen enkele naam in staat, uitsluitend kleurvlekken. Wanneer de klant zijn keus heeft gemaakt en met de vinger in het stalenboek de kleur heeft aangewezen die hij wil kopen, noemt de verkoper de naam van die kleur; hij noemt ook de namen van de aangrenzende kleuren naar beide zijden. Wanneer de klant de naam heeft gehoord van de gekozen kleur en de aangrenzende kleuren, gebeurt het niet zelden dat hij van keuze verandert. De naam die de verkoper uitspreekt heeft een zo sterke evocatieve kracht dat hij de waarneming door de klant van de verschillende tinten in het stalenboek verandert.
Deze nauwe, en onlosmakelijke verbanden tussen de feiten van de waarneming en de modi van de benoeming zijn de linguïsten welbekend. Ze hebben al in de oudheid en in de middeleeuwen aanleiding gegeven tot pertinente opmerkingen bij ‘nominalistische’ filosofen. De oude samenlevingen schijnen zich overigens bewuster van die problemen dan de
| |
| |
hedendaagse. Historici van de schilderkunst zouden er goed aan doen, dat in gedachten te houden wanneer ze proberen te begrijpen waarom een kunstenaar voor een bepaalde zone of element in zijn schilderij juist die kleur heeft gebruikt, en niet een andere. Zijn keus is misschien niet gemaakt op grond van overwegingen over tonaliteit, helderheid of verzadiging van die kleur, maar op grond van de naam die diende om haar aan te duiden (in die periode, in die streek, in dat atelier), of van de naam van het pigment waarmee ze gemaakt werd. Die namen hebben altijd hun eigen muziek en symboliek, en die zijn vaak suggestiever dan die van de kleurschakeringen die ze aanduiden.
| |
Oranje
Waarom zijn oranje tinten, die zo verleidelijk kunnen zijn wanneer ze door de natuur worden voortgebracht, vaak zo vulgair wanneer ze door de mens worden gemaakt? Wat zit er in de oranje kleur van bloemen en vruchten dat zo on-imiteerbaar is? Waarom is het verschil tussen de natuurlijke en de kunstmatige kleur groter in het gamma van oranjetinten dan in elk ander kleurengamma?
Kunstenaars kunnen die vragen niet echt beantwoorden. Maar ze zijn zich volledig bewust van de lelijkheid van de oranje tinten die ze produceren. Deze kleur wordt namelijk - zoals ook al in de middeleeuwen - het vaakst genoemd (samen met bruin) wanneer men opinieonderzoek doet naar de minst populaire kleur in de westerse samenleving. Met een opvallende regelmaat komt het oranje - dat toch een teken kan zijn van gezondheid en dynamiek - steeds op de laatste of voorlaatste plaats op de schaal van voorkeuren.
| |
Pasfoto
In Frankrijk eisten de reglementen van de politie en de burgerlijke stand tot halverwege de jaren zeventig dat foto's op identiteitsbewijzen zwart-wit waren, en niet in kleur. Kleur gold als minder ‘authentiek’, minder realistisch dan het gamma van zwarten, grijzen en witten. Het was zowel een overbodige luxe als een soort bedrog of veinzerij, of op zijn minst iets hinderlijks. Zoals men ook zijn portret ‘en face’ moest laten maken, blootshoofds en baardeloos, zo moest men dat portret ook in zwart-wit op papier laten afdrukken.
Tegenwoordig is het precies omgekeerd. De reglementen bevelen kleurenfotografie aan (en zullen het binnenkort wel eisen). In minder dan een generatie is het waardensysteem hier op zijn kop gezet. Kleur geldt voortaan als een betere benadering van de realiteit, echter, leesbaarder. Het is zwart-wit dat in het vervolg een belemmering of zelfs een bedrog lijkt. Althans wat betreft pasfoto's.
| |
| |
De oorzaken van deze verandering zijn tegelijk technisch en cultureel. In dertig jaar tijd heeft de kleurenfotografie aanzienlijke vooruitgang geboekt (ook al heeft ze nog altijd moeilijkheden met tinten groen, en al blijft er een enorm verschil tussen de kwaliteit van wat aan het grote publiek wordt aangeboden en die van wat bijvoorbeeld gebruikt wordt in de medische of astronomische beeldtechniek). Wetenschappelijke onderzoeken van een zeer hoog technisch niveau maken er dagelijks gebruik van. In boeken en tijdschriften, op bioscoopschermen en op televisie zijn de beelden inmiddels in grote meerderheid in kleur. We hebben dus tegenwoordig systemen om de werkelijkheid weer te geven die veel gekleurder zijn dan die van onze ouders en grootouders. Bovendien kost het gekleurde beeld op sommige dragers minder dan een zwart-witbeeld (zoals op het fotopapier voor de gewone foto's die de meeste stervelingen maken.) Vandaar dat de toepassingen veranderen en gevarieerder worden, en vandaar dat de waardering om kan slaan. Vandaar ook een steeds scherper scheiding tussen de twee typen beelden ten gunste van de kleurenafbeelding. Toch blijven er bepaalde gebieden (zoals architectuurontwerpen, kunstfotografie, politiefilms etc.) waar het zwart-wit beeld nog steeds - hoe lang nog? - een zeker prestige, een aura van verleidelijkheid en waarachtigheid heeft behouden.
Deze snelle veranderingen in toepassingen en sociale codes die rondom kleur worden ontwikkeld, bevestigen duidelijk hoezeer de scheiding, ontstaan in de vijftiende en zestiende eeuw tussen de wereld van de eigenlijke kleuren en die van het zwart-wit een culturele scheiding is, meer dan een realiteit gebaseerd op fysische en optische principes. Het zijn overwegingen en praktijken van sociale, morele, ideologische, symbolische en esthetische aard die het zwart en het wit uit de wereld van de kleuren hebben afgescheiden en die er meer en meer het tegendeel van kleur van hebben gemaakt.
| |
Scheidsrechter
Op de sportvelden vervullen bepaalde figuren een specifieke functie die een visueel duidelijke afwijking in kleding en kleur noodzakelijk maakt. Dat geldt in het voetbal voor de twee keepers, die het geweldige voordeel hebben dat ze de bal met de handen mogen pakken, en voor de scheidsrechter, die de autoriteit belichaamt.
Het gebruik van een shirt voor de keeper dat anders gekleurd is dan dat van zijn medespelers is oud, maar lijkt pas algemeen geworden aan het begin van onze eeuw. Al snel werd het een levendig kleuraccent temidden van een bleker of somberder geheel. Het zijn de doelmannen geweest die als eersten exotische of buitenissige kleuren hebben geïntroduceerd op de voetbalvelden. De enige kleur die hun verboden is, is het zwart, dat
| |
| |
al sinds lang is voorbehouden aan de scheidsrechter en de twee grensrechters. Maar ook hier is het moeilijk om het moment waarop de voetbalscheidsrechters zich als regel in het zwart gingen kleden precies te dateren. Misschien omstreeks 1925. Voordien droeg de scheidsrechter vaak een verticaal zwart-wit gestreept shirt, omdat het gestreepte altijd een sterkere signaalwaarde heeft dan het effene. In bepaalde sporten (boksen, honkbal, basketbal, ijshockey, enz.), vooral in de VS en Canada, dragen de scheidsrechters tot nu toe nog steeds een dergelijk gestreept tenue. In andere sporten, bijvoorbeeld rugby, hebben felle kleuren sinds kort de strepen of het effen zwart dat scheidsrechters in vroeger perioden droegen vervangen.
In het voetbal is het zo niet gegaan: het zwart werd algemeen erkend en dat is zo gebleven. In de westerse samenlevingen is deze kleur lange tijd die van de autoriteit geweest, in zijn dubbele functie van politie en justitie. Zoals de rechter en de gendarme moest de scheidsrechter ook in het zwart gekleed zijn, helemaal in het zwart, wat in vroeger tijden niet naliet indruk te maken op de spelers en de toeschouwers. De man in het zwart boezemde vrees in en dwong respect af (is dat nog steeds zo?). Aan het zwarte tenue voegt de scheidsrechter het fluitje toe - het eerste attribuut van de politie-agent in stedelijk gebied - en een sterk gecodeerde gebarentaal. Opmerkelijk is dat de scheidsrechters, in tegenstelling tot de gendarmes en politie-agenten die in steeds groter getale aanwezig zijn rond de voetbalvelden, hun zwarte uniformen niet veranderd hebben in donkerblauwe. Wat in de loop van decennia gebeurd is met politie-agenten, militairen, brandweerlieden, zeelieden en zelfs religieuzen - de vervanging van zwart door donkerblauw - is niet gebeurd in gerechtsgebouwen en evenmin op de voetbalvelden. Magistraten en scheidsrechters zijn in het zwart geklede mannen gebleven. Waarom, en voor hoe lang?
Een recente nieuwigheid is daarentegen het gebruik, door scheidsrechters, van twee kleine stukjes felgekleurd karton, bestemd om twee soorten ernstige sancties aan te duiden die een speler worden opgelegd: de gele kaart voor een waarschuwing, de rode kaart voor een verwijdering uit het veld. Dit beroep op kleur waar vroeger het gebaar en het woord volstonden, onderstreept hoezeer het voetbalspektakel een liturgie is geworden waarin bewegingen, woorden, geluiden en kleuren samen functioneren.
Ten aanzien van die kaarten zal de historicus met interesse de keuze van twee warme kleuren voor dit speciale gebruik opmerken. Het rood als de kleur van de overtreding (hier de ernstige overtreding) heeft een lange geschiedenis. Al in de middeleeuwen is het de kleur van de misdaad en de zonde. Onder het Ancien Régime en in de negentiende eeuw is het die van veroordeelden, van galeiboeven en later van dwangarbeiders.
| |
| |
Geleidelijk aan heeft dit rood, dat te maken heeft met bloed, zich uitgebreid van het domein van de veroordeling naar dat van het verbod, zoals bijvoorbeeld bij de eerste toepassingen van de rode vlag of, vooral, in de seincodes in de zeevaart, bij de spoorwegen en langs wegen. De algemene invoering van het stoplicht heeft de repressieve functie van de kleur rood definitief uitgebreid over alle gebieden en over de hele planeet. De voetbalvelden zijn daaraan niet ontsnapt.
Dit treurige stoplicht heeft er ook toe geleid dat het geel opgevat wordt als een lagere graad van rood, een soort onder-rood. Lange tijd was het geel, in ongunstige zin, vooral de kleur van het verraad, van de trouweloosheid en de leugen. Maar de ontdekking van het kleurenspectrum en de invoering van op het spectrum gebaseerde sociale codes hebben van het geel beetje bij beetje een overgang naar het rood gemaakt. Er is een hiërarchie ontstaan tussen die twee kleuren, en terwijl rood de kleur is geworden van de straf, is het geel als vanzelf de kleur van de bijna-straf geworden, ofwel van de waarschuwing die aan de straf voorafgaat. Het voetbal heeft in dit opzicht niets nieuws ingevoerd. Maar het heeft wel bijgedragen aan de nog verdere verbreiding van zulke codes en aan het opnemen in de omgangtaal van de uitdrukkingen de rode kaart en de gele kaart.
| |
Wit
Een overzicht waarin de verschillende functies en betekenissen van de kleur wit in de westerse cultuur worden samengevat zoals ze in de lemmata van dit woordenboek aan de orde komen, zou er als volgt uit kunnen zien:
1. | Kleur van de zuiverheid, van de kuisheid, van de maagdelijkheid, van de onschuld.
- | witte kerkelijke gewaden, liturgische kleur |
- | Doopkleren, bruidsjurk (pas wit sinds de 19de eeuw). In Rome het witte gewaad van de ‘kandidaten’ (candidus). |
- | witheid van het lam, van maagden, vestaalse maagden etc. |
|
2. | Kleur van de hygiëne, van de properheid, van het koude, van wat steriel is:
- | Hygiëne: stukken zeep en zeeppoeder zijn wit. Lakens, ondergoed, weefsels die het lichaam raken zijn eeuwenlang wit geweest. |
- | kleur van de kou, van de sneeuw, van het Noorden: mentholsnoepjes (sterk). Koelkast. |
- | Huishoudelijke apparaten om dingen in te bewaren of te wassen (witgoed). Keukens, badkamers: overwegend wit. |
|
3. | Kleur van de eenvoud, van de discretie, van de vrede:
- | Hiërarchie van de kleurcodes: het wit duidt altijd het makkelijkste aan (zie judo, skiën) De witte band, de witte piste. |
|
| |
| |
|
- | Bescheidenheid van de uiterlijke verschijning: in het wit. |
- | Discretie, neutraliteit. De witte vlag. De idee van vrede (en van onthechting). |
|
4. | Kleur van de wijsheid en de ouderdom:
- | Witte haren, bejaarde personen (het wit krijgt het voor elkaar tegelijkertijd de kleur van de kindertijd en van de ouderdom te zijn) |
- | Kleur van oude wijzen, gekke geleerden, druïden, tovenaars. |
|
5. | Kleur van de aristocratie, van de monarchie:
- | Het wit is de kleur van de koning, van de royalistische partijen. De witte vlag in het Frankrijk van de 19de eeuw. |
- | elegantie van witte kleding. Wit (over)hemd. |
- | Witte boorden in het bedrijfsleven (tegenover ‘blauwe boorden’) |
|
6. | Het ontbreken van kleur:
- | Spoken, verschijningen. De dood. |
- | Vrees, ongerustheid. |
- | De nulgraad van de kleur. De tegenstelling tussen zwart-wit en kleur. |
|
7. | De kleur van het goddelijke:
- | Het wit als kleur van de goddelijke personen, van engelen. |
- | De eeuwigheid, het paradijs. |
- | Het geluk (‘markeren met een witte steen’ is de Franse uitdrukking voor ‘een belangrijk succes boeken’) |
|
| |
Wijn
We noemen een wijn die geel is witte wijn en een wijn die bijna niets roods heeft rode wijn. Op dezelfde manier noemen we een druif die paars is in het Frans noir en een druif die hetzij groen of geel is wit. En dit in de meeste talen en sinds (bijna) onheugelijke tijden.
Die verschillen tussen de reële kleur en de benoemde kleur voor producten die een sterke symbolische en antropologische dimensie hebben, zoals wijn en druiven, herinneren ons eraan hoezeer kleuren in de eerste plaats sociale codes zijn, conventies, etiketten. Hun voornaamste functie is onderscheiden, klasseren, verbinden, tegenover elkaar zetten, hiërarchie aanbrengen. De wijn en de druif hebben hun kleuretiketten gekregen in een zeer ver verleden, toen slechts een beroep werd gedaan op drie kleuren - wit, rood en zwart: de drie basiskleuren in de westerse beschaving, zoals ook in de meeste andere beschavingen - om zulke codes te organiseren. De andere kleuren, die materieel wel bestonden maar die een zwakke rol speelden in de ideologische wereld en in de symbolische systemen, konden dergelijke functies nog niet vervullen. Zeggen dat een wijn geel is of een druif paars zou toen nauwelijks zin hebben gehad. Door ze als wit, rood of zwart te kwalificeren verleende men ze daarentegen een authentieke sociale functie, waarmee men ze kon opnemen in al- | |
| |
lerlei systemen en rituelen en gaf men ze een echt poëtische en mythologische dimensie. Allemaal karakteristieken die de wijn en de druif tot op heden hebben behouden. In oenologische taal spreekt men niet van de kleur van een wijn, maar van zijn ‘robe’ (fr.). Die kan, net als bij paarden, allerlei schakeringen aannemen, die gekwalificeerd worden door een vocabulaire dat even pedant is als onnauwkeurig.
| |
Zwart
Een overzicht waarin de verschillende functies en betekenissen van de kleur zwart in de westerse cultuur worden samengevat zoals ze in dit woordenboek aan de orde komen, zou er als volgt uit kunnen zien:
1. | Kleur van de dood:
- | Hel, duivel, duisternis |
- | Rouw, begrafenisrituelen: zwarte kleding en stoffen |
- | Kleur van het ongeluk (‘een zwarte dag’ etc.) |
|
2. | Kleur van de misstap, van de zonde, van de oneerlijkheid:
- | Tegendeel van het wit als symbool van zuiverheid en maagdelijkheid; de kleur van wat smerig en bezoedeld is (vuil, stof) |
- | Kleur van de haat. Zwarte vlag. Anarchie. Nihilisme. ‘Zwarthemden’. Geweld, fascisme, totalitarisme. |
- | Straf, gevangenis, cachot, donkere kamer |
|
3. | Kleur van de droefheid, van de eenzaamheid, van de melancholie:
- | Zwartkijker, zwartgalligheid. |
- | Jongelui die van zwart houden (cf. kledingmode) |
- | Kleur van bejaarde mensen, van de ouderdom, van het einde (terwijl het wit de kleur is van het begin). |
- | Kleur van de angst. Film noir. Zwarte romantiek (gothic novel) |
|
4. | Kleur van de strengheid, van de zelfverloochening, van de religie:
- | Kerkelijke kleding (wereldlijk geestelijken en ordegeestelijken). ‘Kraaien’, zwartrokken. Kleur van de nederigheid, de bescheidenheid, de matiging. |
- | Protestantse strengheid. Puriteins: Henry Ford die alleen zwarte auto's wil verkopen. |
- | Kleur van het geloof, van de kwezelarij |
|
5. | Kleur van de elegantie en de moderniteit:
- | Het zwarte kostuum, de zwarte das, het zwarte jurkje |
- | Ceremoniële kleding. Fuxe voorwerpen. Diepgang en rijkdom. |
- | Kunstenaars die van zwart houden (of van zwart-wit). Design, avant-garde, etc. Geraffineerde pakjes en verpakkingen. |
|
6. |
- | Kleur van de autoriteit: |
- | Scheidsrechters, rechters, bewakers. |
- | Vroeger: militairen, brandweerlieden, politie-agenten. |
|
| |
| |
| |
Politiek
Het is tegenwoordig moeilijk geworden om over deze of gene kleur te praten zonder dat die snel een politieke lading krijgt. Niet alleen wordt elke beschouwing over de symboliek van kleuren daardoor scheefgetrokken, maar ook elke discussie over smaken en over chromatische keuzes wordt er in bepaalde opzichten door geperverteerd. Zo zal iemand wiens favoriete kleur eigenlijk rood is, maar wiens politieke opvattingen zeker niet links zijn, aarzelen om deze voorkeur uit te spreken en liever beweren dat hij een voorliefde heeft voor een andere kleur (zijn tweede keus, in zekere zin), of voor blauw, een kleur die politiek neutraler is (wat misschien een verklaring is voor de enorme statistische populariteit van het blauw in de antwoorden op enquetes over favoriete kleuren.)
Onder de hoofdkleuren is het blauw inderdaad de zwakst geconnoteerde kleur. In Frankrijk duidt het op bescheiden wijze republikeins en liberaal rechts aan. Ofwel de middenpartijen. Maar in de buurlanden kan het andere betekenissen krijgen. In Spanje bijvoorbeeld kan het de herinnering oproepen aan de Falange met zijn ‘blauwe hemden’ (De Franse volkspartij van Doriot, die hemden van dezelfde kleur als embleem gebruikte, lijkt geen chromatische sporen te hebben nagelaten in de Franse politieke verbeelding.) Het rood is universeler dan het blauw. Meer en meer is het overal, of bijna overal, de kleur geworden van de communisten (of wat ervan over is) en van uiterst links. Het heeft een zodanige graad van politieke en ideologische gevoelswaarde bereikt, dat het emblematisch of symbolisch gebruik ervan op andere gebieden voortaan moeilijk is. Bij wijze van afzwakking is rose de kleur van de socialisten geworden; het is een bijna-rood, een rood dat niet tot het uiterste gaat. Dat is van betrekkelijk recente datum omdat de socialisten, net als de communisten, lange tijd aan het rood vasthielden. Zo is wit sinds lang de kleur van de monarchisten, en groen sinds enkele jaren die van de milieupartijen (de associatie is recent, maar heel sterk, bijna even sterk als die van het rood met het communisme). Het zwart is dubbelzinniger. Als kleur die (door hun tegenstanders) geassocieerd werd met conservatieve katholieke partijen is het tegenwoordig verouderd. - priesters kleden zich niet meer in het zwart (wie noemt ze nog zwartrokken?) en de Kerk identificeert zich niet meer met die kleur - maar het blijft de kleur van de anarchisten, die van links zowel als van rechts. Wanneer het naar bruin neigt, is de fascistische connotatie duidelijk; de herinnering aan de ‘bruine hemden’ van Hitler lijkt levender te zijn gebleven dan die aan de ‘zwarte hemden’ van Mussolini. Wat het geel betreft, dat is minstens sinds het einde
van de Middeleeuwen de kleur van verraders en trouwelozen, en sinds de ongerechtvaardigde politisering van kleuren in de negentiende eeuw die van ‘mollen’, stakingsbrekers en collaborateurs. Het is in ideo- | |
| |
logisch en symbolisch opzicht tezeer gedevalueerd (het is ook de kleur van bedrogen echtgenoten) dan dat een politieke of vakbondsbeweging het nog als haar kleur zou adopteren.
In de loop van de decennia zijn de politieke connotaties van de kleuren, die in West-Europa ontstonden, internationaal geworden. Ze verbreiden zich steeds meer over de hele planeet. Maar zoals op alle gebieden, voltrekken ook deze aanpassingsverschijnselen op kleurgebied zich in één richting: het Westen legt zijn codes en zijn waardesystemen op. Zelfs in Japan, waar het kleurgevoel en de toepassingen ervan gedurende duizenden jaren sterk verschilden (en nog steeds verschillen) van die van Europa, worden communisten en linkse activisten tegenwoordig geassocieerd met de kleur rood, en de milieu-activisten met groen. Alleen de islamitische landen verzetten zich nog enigszins tegen dit politieke palet: het groen (als de kleur van de profeet) en het rood (als de kleur van het geloof) lijken er religieuze betekenissen te bezitten die te diep geworteld zijn om ernstig besmet te worden door de codes van de ongelovigen. Maar voor hoe lang nog?
|
|