| |
| |
| |
René van Beek
Een kleurrijke oudheid
Hoe zag een marmeren beeld eruit in de klassieke oudheid? Wit zou je denken, maar de oudheid was veel kleuriger dan wij tegenwoordig nog kunnen zien. Wit marmeren antieke beelden waren beschilderd in felle kleuren. Maar ook kitscherige kleuren op aardewerk, bont gekleurde tempels en kleurrijke grafgiften in graven die met veelkleurige wandschilderingen waren versierd, waren heel gewoon in de oudheid.
| |
Waarom moeten wij zo wennen aan kleur op beelden?
De 18de eeuwse archeoloog Johann Joachim Winckelmann, die voor de klassieke archeologie baanbrekend werk heeft verzet, is in zijn publicaties altijd uitgegaan van stralend wit marmeren sculptuur. Beelden met kleur beschreef hij als barbaars. Deze geschriften hebben een grote invloed gehad in de appreciatie van antieke beelden. Ook kunstenaars zoals Michelangelo lieten zich inspireren door antieke wit marmeren beelden. Wij moeten ons goed realiseren dat in die tijd het verschil tussen een origineel Grieks beeld uit bijvoorbeeld de vijfde eeuw voor Christus en een Romeinse kopie van datzelfde beeld uit de eerste eeuw na Christus niet werd onderscheiden.
Toch was men - ook in de 18de eeuw - zich wel bewust van een zekere kleurenrijkdom die de antieke sculptuur kende. Er werden immers klassieke beelden met resten van kleur gevonden, maar kleur was niet bespreekbaar. De onbekendheid en het niet vertrouwd zijn met een kleurrijke oudheid is mede te danken aan het feit dat we geen schilderingen uit de Griekse oudheid kennen. Er zijn namen bekend van beroemde Griekse schilders die ongetwijfeld zeer kleurrijk hebben geschilderd maar hun meesterwerken zijn verloren gegaan.
| |
Kleuren zijn al lang bekend
In de 18de en 19de eeuw werden bij opgravingen architectuurfragmenten en beelden uit de klassieke oudheid gevonden die resten van kleur hadden. Archeologen werden enigszins onrustig van deze vondsten, omdat niet duidelijk was hoe intens de kleur was geweest in de oudheid en waar zich de kleur op het beeld bevond. Veelal werd uitgegaan van een zeer te- | |
| |
rughoudende manier van beschildering met weinig opvallende kleuren. Belangrijk was de zogenaamde dichromie-theorie die uitging van het gebruik van alleen rood en blauw. Maar al snel werd ontdekt, dat ook andere kleurresten zoals azurietblauw, malachietgroen, oker en vergulding waren gebruikt in de oudheid.
Het is opmerkelijk dat al lange tijd bekend is, dat de antieke sculptuur was beschilderd. De Britten Stuart en Revett die in de 18de eeuw de ruïnes van het Parthenon onderzochten, noteerden al in hun aantekeningen dat de tempel kleuren droeg. Ook toen Lord Elgin in de 19de eeuw delen van de Parthenon sculpturen naar Londen had laten brengen, waren geleerden van het classicistische Europa zeer geïnteresseerd in de kleurenrijkdom van de beelden. Op 19de eeuwse schilderijen met klassieke onderwerpen zien we bont gekleurde antieke bouwwerken en beeldhouwwerken. De Friese schilder Alma Tadema is een mooi voorbeeld met zijn schilderij Phidias die het Parthenon schildert.
| |
Tempelsculptuur
Toen in 1811 op het Griekse eiland Aegina de sculpturen van de tempel van Aphaia werden ontdekt, ging het nieuws als een lopend vuurtje door Europa. Van kroonprins Ludwig van Beieren tot Goethe, iedereen was enthousiast over de recente archeologische vondsten.
De sculpturen uit de timpanen van de tempel stellen de krijgers voor in de strijd tussen de Grieken en Trojanen. Archeologen ontdekten na bestudering van de beelden dat er nog sporen van kleur, vooral rood bij de verwondingen, waren te zien. En zo werd het ook gepubliceerd in 1817. Toen de beelden in 1828 in de opstelling kwamen van de Glyptotheek in München in de zogenaamde Aeginetenzaal, liet architect Leo von Klenze in de zaal een reliëf aanbrengen dat de gevelbeelden in kleur weergaf.
Vooral de beelden uit de westgevel zijn goed bewaard gebleven en vertonen nog sporen van de oorspronkelijke beschildering. De bekendste is inmiddels de boogschutter Paris, zoon van koning Priamus. Hij knielt op zijn rechterbeen en in zijn linkerarm houdt hij een boog. Hij draagt een strakke lange broek en een jack over een soort T-shirt met lange mouwen. Op zijn hoofd heeft hij een skythische muts. De pijl en boog waren oorspronkelijk van brons gemaakt. Van dit beeld is een nauwkeurige kopie gemaakt die is beschilderd en samen met enkele andere beelden uit de westgevel geven zij nu een indruk hoe de bonte sculptuur in het begin van de vijfde eeuw voor Christus oogde.
| |
Etrusken
Niet alleen Griekse tempels waren beschilderd. Etruskische tempels gelden als de kleurrijkste van de Oudheid met hun beschilderde zuilen en
| |
| |
Afb. 1. Reconstructie van het Paris-beeld uit het timpaan van de Aphaia-tempel te Aegina. Origineel 490-480 v. Chr. Origineel en reconstructie collectie Glyptothek München.
Foto: V. Brinkmann
| |
| |
dakpannen. Het dak van Etruskische tempels was belegd met rechthoekige en halfronde dakpannen van terracotta. De onderste rij dakpannen werd afgesloten door opstaande reliëfplaten, zogenaamde antefixen. Ze werden in een mal gemaakt. De schildering is vaak opvallend goed bewaard gebleven. Deze dakterracotta's of antefixen worden gekenmerkt door een wit gezicht met rode lippen, blosjes en zwartomrande ogen. De schilder ging vaak zeer gedetailleerd te werk en in de ogen werden de irissen rood geschilderd met een zwarte pupil. De beschildering werd ook gebruikt om details die niet in reliëf gevormd waren, zoals de binnenkant van de oren, en de halsketting, duidelijk aan te geven.
De verf die werd gebruikt, bestond uit natuurlijke pigmenten, zoals ijzerverbindingen, calcium, hematiet, kalk en mangaan, die werden gemengd met een papje op basis van vloeibare klei. Dit werd direct op het vochtig gemaakte oppervlak aangebracht met penselen. In de zesde eeuw voor Christus was het palet beperkt: de basiskleuren zwart, wit, en rood werden contrasterend gebruikt. Vanaf 500 voor Christus kwamen ook bruin, blauwgrijs, en groen voor. Later, vooral in de Hellenistische periode, werden tevens roze en geel gebruikt. Tot aan de Hellenistische periode, werden de kleuren voor het bakken aangebracht, zodat ze zich hechtten aan het oppervlak en soms voor honderden jaren even helder bleven als op het moment toen ze uit de oven gehaald werden. Dat is ook de reden waarom we tegenwoordig de kleuren nog goed kunnen zien. De kleuren waren zo sterk, dat ze zelfs in weer en wind behouden bleven. De verf moest bovendien hittebestendig zijn, want de ovens waarin de dakelementen werden gebakken, konden temperaturen bereiken van over de 1000 graden.
| |
Kleur van alle dag
Een belangrijke impuls in de discussie over beschilderde sculptuur werd in 1814 geleverd door de schrijver Antoine Chrysostome Quatremèrede-Quincy met zijn werk Le Jupiter Olympien. In dit werk toont de 19de eeuwse schrijver aan dat beschilderde beelden in de oudheid van alle dag waren. Hij maakte daarbij gebruik van antieke teksten, want voor een goed begrip van het gebruik van kleur in de oudheid is het onontbeerlijk om ook schriftelijke bronnen te raadplegen. In de achtste eeuw voor Christus gebruikt de oudste dichter uit de Griekse beschaving, Homerus, geen woord dat kleur betekent. Woorden die in latere geschriften kleur betekenen, worden door Homerus gebruikt in de betekenis van ‘huid’. Pas vanaf de zevende en zesde eeuw voor Christus verschijnen er woorden voor kleuren. Spreekt Homerus nog van een glanzende huid, een tweetal eeuwen later wordt over een rode huid gesproken. In de klassieke periode, in de vijfde eeuw voor Christus, is een groter kleurenscala be- | |
| |
kend met vele nuances die op verschillende manieren worden benoemd. Auteurs als Euripides, Aristoteles, Plato en later Vergilius schrijven in hun teksten over kleur. Plato gaat zelfs zo ver dat hij beelden pas als ‘af’ beschouwt als ze zijn beschilderd.
In de Romeinse tijd zijn de architect Vitruvius, rond het begin van de jaartelling, en de eerste eeuwse schrijver Plinius de Oudere voor ons belangrijke bronnen die over kleur schrijven.
Van Plinius weten we dat het basispakket van de Grieken bestond uit de kleuren zwart, wit, rood en okergeel. Deze kleuren werden vooral gebruikt om huid en oppervlak van een beeld te beschilderen. Blauw lijkt te ontbreken, maar vondsten tonen aan dat blauw zeker gebruikt werd om details in de beelden aan te geven. Ook als achtergrondkleur van reliëfs speelde blauw een belangrijke rol.
Plinius beschrijft in één van zijn teksten dat belangrijke en beroemde beeldhouwwerken van de beeldhouwer Praxiteles uit de vierde eeuw voor Christus het best werden gewaardeerd als zij waren ‘bestreken’. Dat kan natuurlijk op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Waren de beelden bestreken met een soort waslaag die het beeld een natuurlijke huid gaf of waren de beelden echt beschilderd met kleuren? Voor een vrijwel kleurloze waslaag werd natuurlijk geen belangrijke schilder gevraagd.
| |
Kleurstoffen
Van dezelfde Plinius weten we meer over pigmenten en het gebruik van pigmenten. Uitgebreid schrijft hij bijvoorbeeld over de kleurstof oker. Welke soorten worden onderscheiden, hoeveel ze kosten en waar de kleurstof wordt gewonnen. Oker gedolven uit mijnen ongeveer twintig mijl van Rome is zeer geschikt voor schildersgebruik.
Gelukkig wijdt Plinius ook woorden aan de tweedimensionale schilderkunst. En als we hem goed lezen, rijst de vraag of de oude Grieken werkelijk zo kleurrijk waren. Hij schrijft dat beroemde schilders als Apelles en Nicomachus voor hun ‘onsterfelijke’ werken slechts vier kleuren gebruikten: mergel van het eiland Melos als wit, Attisch oker als geel, Sinope-aarde als rood en schoenmakerszwart als zwart.
| |
Tentoonstelling
Zoals uit bovenstaande blijkt, was antieke sculptuur rijk beschilderd en daar moeten we nu aan wennen. De tentoonstelling in het Allard Pierson Museum in Amsterdam met de titel ‘kleur! Bij Grieken en Etrusken’ rekent radicaal af met het gangbare cliché dat antieke marmeren beelden wit waren. Antieke tempels en beeldhouwwerken waren bont beschilderd in felle kleuren. Vaak zijn wij verbaasd als we de heldere kleuren
| |
| |
Afb. 2. Reconstructie van de godin Athena uit het timpaan van de Aphaia-tempel te Aegina. Origineel 480 v. Chr. Origineel en reconstructie collectie Glyptothek München.
Foto: V. Brinkmann
| |
| |
Afb. 3. Beeldje van twee meisjes die het spelletje ‘ephedrismos’ spelen. Het meisje, dat op de rug zit van het andere meisje, haalt hier haar handen weg voor de ogen van het lopende meisje, 300-250 v. Chr., collectie Allard Pierson Museum, apm 1891.
| |
| |
zien, maar voor ons als moderne bewoners van een Noord-europees land is het moeilijk om de nuances die voor een oude Griek gewoon waren, te interpreteren. Als we alleen al bedenken dat in het felle mediterrane licht een beeld een andere kleur heeft dan in noordelijk zwakker licht blijft het soms moeilijk voor te stellen dat de oudheid echt zo bont was. Maar na het bekijken van de beelden in de tentoonstellingszalen in het Allard Pierson Museum, zal blijken dat er geen weg meer terug is naar wit.
Allard Pierson Museum, Oude Turfmarkt 127, Amsterdam
Open di-vrij 10-17. za, zo 13-17
www.uva.uba.nl/apm
Afb. 4. Een Etruskische antefix met een vrouwenkop. Details zoals de diadeem, oorschijven en halsketting zijn in fraaie kleuren geschilderd. Terracotta met rood, zwart, en wit over een lichte sliblaag. 6de eeuw v. Chr., collectie Allard Pierson Museum 11.865.
|
|