| |
| |
| |
Luigi Malerba
Aangetekend per expresse
Aan Verzekeringsmaatschappij Fides. Rome.
Geachte heer/mevrouw,
Twee dagen geleden heb ik u geschreven om een schadeaangifte te doen van een ongeval waarin ik met mijn Alfa 33 (waarvan ik u het kenteken al heb gegeven) verwikkeld ben geraakt op de Ringweg tussen de afslag van de Autostrada del Sole naar Florence en de afslag naar Flaminio. Aangezien het mij bekend is dat men de schade binnen vierentwintig uur na het ongeval dient te melden, heb ik u binnen die termijn geschreven, hoewel ik nog tamelijk verward was en een pijnlijk hoofd had. De hoofdpijn is in de tussentijd niet minder geworden, maar mijn geheugen heeft zich aardig hersteld en ik ben nu in staat details te geven die u misschien dienstig kunnen zijn bij de afwikkeling van de schade die ik ongewild aan derden kan hebben toegebracht, en vooral om vergoeding te claimen van de door mij vermelde schade die door diezelfde derden aan mij is toegebracht.
Ofschoon ik me ervan bewust ben dat mijn verslag van de gebeurtenissen zo nauwkeurig mogelijk moet zijn, hoop ik dat de aanvullende informatie die ik u met dit schrijven wil doen toekomen niet van dien aard is dat mijn vorige melding wegens lacunes ongeldig is. Dit betekent niet dat, in het licht van deze nieuwe informatie, ter discussie zou komen te staan dat ik in het geheel niet betrokken ben bij de oorzaken die hebben geleid tot het ongeval, dat absoluut niet kan worden toegeschreven aan een fout of onvoorzichtig gedrag mijnerzijds. Het enige verwijt dat ik mezelf kan maken en dat ik uit het oogpunt van opperste zorgvuldigheid aan u meld, is dat het mijn gewoonte is om te praten met degene die naast mij zit, in dit geval mijn zuster. Maar dat is een oude gewoonte die me geenszins afleidt van het rijden. Ik vermeld hieronder, om aan te tonen dat mijn geheugen weer helemaal op orde is, ons gesprek voor het ongeval:
‘Het gaat morgen vast regenen,’ zei mijn zuster.
‘Volgens mij niet,’ antwoordde ik.
‘Storing nummer zeven is onderweg van de Atlantische Oceaan,’ zei zij.
‘Geloof jij wat de televisie zegt?’
‘Natuurlijk geloof ik dat, zij hebben het van de satelliet.’
‘Waarom zitten ze er dan bijna altijd naast?’ zei ik.
| |
| |
Op dat moment werden we geschampt door de Citroën Visa Club waarover ik u in mijn vorige brief schreef. Zoals ik u heb uitgelegd, kan ik de exacte gang van zaken tijdens het ongeval niet reconstrueren, maar ik wijs u erop dat er door het schampen van de Visa Club een olijfgroene kras op de rechterkant van mijn auto is gekomen en niet op de linkerkant, zoals ik in mijn vorige brief meldde. Als ik terugdenk aan het gesprek met mijn zuster, meen ik mij te herinneren dat de Visa Club inderdaad aan mijn kant was, dus aan de linkerkant, dat vertellen de ogen van het geheugen me. Maar waarom zat de groene kras dan op de rechterkant van mijn auto en niet op de linkerkant, bij de chauffeursplaats, toen ik vanochtend naar de garage ging om te kijken? Ik denk niet dat mijn fout valt toe te schrijven aan het feit dat ik afgeleid was, of verblind. Ik denk eerder dat mijn auto door de klap, die nogal hard moet zijn geweest, honderdtachtig graden is gedraaid zodat de twee auto's elkaar hebben geschampt aan de andere kant dan hoe ze reden voor de klap.
Ik vind het vervelend dat ik overdreven veel nadruk heb gelegd op deze kras, een bescheiden schade die door elke uitdeuker tegen relatief geringe kosten kan worden verholpen, terwijl ik nota bene, toen ik mijn auto in de garage waar hij door een sleepwagen naar toe was gebracht weer bekeek, moest constateren dat de voorkant van het chassis totaal verkreukeld is. Ik wacht niettemin op het oordeel van uw inspecteur die ongetwijfeld zal vaststellen dat de auto rijp is voor de sloop. Zoals ik al zei, ben ik niet in staat de exacte gang van zaken tijdens het ongeval te reconstrueren, maar ik kan u verzekeren dat alles, tot het moment van de klap tegen de Visa Club en direct daarna tegen het bestelwagentje met de watermeloenen, vlekkeloos verliep en zonder enige overtreding mijnerzijds. Waarschijnlijk heeft de botsing plaatsgevonden omdat ik plotseling moest uitwijken voor een man op een scooter die geen helm droeg en die me probeerde in te halen en die ik ineens voor mijn wielen kreeg zonder dat ik in de gaten had waar hij vandaan kwam. Het is nu aan u om te beslissen wie de schade aan mijn auto moet betalen, en wel zo'n ernstige schade dat u er goed aan doet te onderzoeken of er een nieuwe auto moet worden aangeschaft. Tenzij u van mening bent dat een trouwe klant als ik voortaan te voet verder moet.
Ik benadrukte hierboven dat die jongeman op de scooter die ik ineens voor mijn wielen kreeg geen helm droeg omdat ik graag een antwoord zou krijgen op de vraag die ik u onder aan mijn vorige brief heb gesteld: die klodders rood spul die in de buurt van de verongelukte Lambretta op de weg lagen, waren dat de resten van een watermeloen die van het wagentje was gevallen of ging het om het hoofd van de scooterrijder? In dat geval is de arme man kennelijk tijdens het ongeval onthoofd (ik weet niet hoe, en wil het ook niet weten), en is het hoofd over het asfalt gerold en door de wielen van een auto plat gereden, hopelijk niet door de mijne. Ik weet dat
| |
| |
het niet tot uw competentie behoort om antwoord te geven op deze vragen, maar ik zou het toch erg fijn vinden als u mij hierover zou willen inlichten, want toen ik mijn ogen weer open deed nadat ik uit mijn auto was geslingerd, was ik niet in staat een vermorzelde watermeloen van een vermorzeld hoofd te onderscheiden. Neemt u me niet kwalijk dat ik u dit verzoek doe, maar het is niet mijn schuld dat ik op dat moment in de war was, en ook nu nog zie ik, zodra ik mijn ogen dicht doe, dat rode spul op de weg en weet ik niet of ik moet huilen of lachen. Als ik naar bed ga, achtervolgt dat hoofd, of die watermeloen, me zelfs in mijn slaap.
Dan kom ik nu terug op de groene kras op de rechterkant van mijn Alfa 33. Als die betekent dat mijn auto honderdtachtig graden is gedraaid, is dat niet onbelangrijk, want dan is het uitgesloten dat ik de scooter heb aangereden, temeer omdat mijn auto, toen ik mijn ogen open deed en die klodders rood spul zag, minstens vier, vijf meter achter me stond. Wat betekent dat? Het betekent dat ik uit mijn auto ben geslingerd en over de weg ben gerold tot aan de plaats waar de man op de scooter door iemand anders was aangereden. Vrijwel zeker door het wagentje met de watermeloenen, dunkt me.
Het feit dat de scooterrijder niet volgens de regels een helm droeg, is om verschillende redenen relevant. Om te beginnen heb ik het ondanks de verwarring onthouden en dat betekent dat ik me nog vóór het ongeval zorgen heb gemaakt over zijn veiligheid. Ten tweede ontslaat de overtreding van de scooterrijder de persoon die hem heeft aangereden minstens ten dele van zijn aansprakelijkheid. In geval hij inderdaad is onthoofd, is zijn aansprakelijkheid misschien in juridische zin groter, maar, laat dat duidelijk worden gesteld, wat betekent juridische aansprakelijkheid als wij oog in oog staan met de dood? Hoe het ook zij, levend of dood, het blijft een feit dat zijn hindernisrace midden in het snelle verkeer op de Ringweg een van de hoofdoorzaken kan zijn geweest van het ongeval. Ik zelf liep ook gevaar voor mijn leven toen ik languit op het asfalt lag met al dat tumult om me heen, motoren die voor niets doorronkten, auto's die op hoge snelheid over de Ringweg kwamen aanrazen en die op het wagentje met de meloenen en mijn auto botsten, die door een Mercedes zo ver vooruit werd geschoven dat ik er bijna onder kwam. Het zijn allemaal elementen die ik, nu ik er rustig over nadenk, van belang acht, ook al kan ik niet precies aangeven in welke volgorde ze hebben plaatsgevonden, en ik verzoek u dan ook ze zorgvuldig te bestuderen en in uw oordeelsvorming mee te nemen.
Het spuiten van de rechterkant van mijn auto waarover ik u in mijn vorige brief schreef, met het verzoek dat te laten plaatsvinden op kosten van de bestuurster van de Visa Club, vraag ik nu buiten beschouwing te laten. Het is absoluut niet de moeite waard de zijkant van een auto te spuiten die tot een triest wrak is gereduceerd. Bovendien weet ik niet wat er met de vrouw van de Visa Club is gebeurd, maar te oordelen naar wat ik me herinner, moet ze
| |
| |
er tamelijk slecht aan toe zijn, want iemand had een laken over haar lichaam gelegd dat roerloos op het wegdek lag. Ik vrees echt dat ze dood is, dus dan is het niet aan de orde te eisen dat ze het spuiten van mijn auto betaalt, wat bovendien zinloos is zoals ik al heb uitgelegd en zoals ik u dom genoeg wel in mijn vorige brief vroeg.
Mijn hoofd, ik verontschuldig me, maar mijn hoofd is nog steeds pijnlijk. En nu zou ik u, en passant, willen vragen: is die mevrouw van de Visa Club dood? Of ligt ze in het ziekenhuis? Mocht ze dood zijn, dan had ik graag dat u mij ervan verzekerde dat ik daar geen schuld aan heb. U hebt ongetwijfeld een beter overzicht over wat er is voorgevallen dan ik en kunt mij dus vast uit de droom helpen. Ik weet dat dit geen dingen zijn om aan een hooggeachte Verzekeringsmaatschappij te vragen, maar er zullen in deze kille maatschappij toch nog wel mannen en vrouwen zijn met een greintje medemenselijkheid? Ik hoop het van harte.
Tot mijn schande besef ik nu dat ik, vlak na het ongeval, mijn gevoel voor verhoudingen kwijt was en niet meer wist wat wel en niet kan. Met gevoel voor verhoudingen doel ik op het spuiten van mijn auto waarover ik het had. Aandringen op zo'n detail geeft aan hoezeer ik in de war was, wat nu gelukkig over is, ook al heb ik tijdens het schrijven van deze tweede brief nog steeds hoofdpijn. Met gevoel voor wat wel en niet kan, doel ik op de muizenissen die ik heb na een ongeval waarin een arme scooterrijder waarschijnlijk is onthoofd en een vrouw misschien ellendig aan haar eind is gekomen op het asfalt van dat deel van de Ringweg waarover de kranten schrijven dat er de meeste dodelijke ongelukken plaatsvinden van alle wegen in Italië. Ik heb niet zo'n hoge pet op van statistieken, maar na dit ongeval denk ik er anders over.
Ik verontschuldig me nogmaals als ik me tot uw Verzekeringsmaatschappij wend als tot een aardige vriendin of liever nog, tot een zuster. Ik zeg met opzet ‘zuster’ omdat ik me helaas niet meer tot de echte kan wenden die, ik weet niet meer of ik u dat in mijn vorige brief heb gemeld, op slag dood was toen ik tegen het wagentje met de meloenen botste. Daar moet bij gezegd worden dat ze bij leven en welzijn - God hebbe haar ziel - al een paar jaar aan een zenuwziekte leed en het mij moeilijk viel om op welke manier dan ook met haar te communiceren. Afgezien van al het andere, had ze jegens mij een ‘animus adversus’, zoals dat heet, en het leek wel of ze niets leuker vond dan mij tegenspreken, zoals blijkt uit het korte gesprekje dat ik aan het begin van deze brief aanhaalde. Dus ook als ze ongedeerd was gebleven, had ik niet van haar getuigenis op aan gekund, dat is de droeve waarheid. Maar tegenover de dood wordt alles minder belangrijk.
Ik geef me er rekeningschap van dat ik met het schrijven van deze brief de relatie tussen u en mij heb omgedraaid. Normaal gesproken is het de
| |
| |
persoon die bij een ongeval betrokken is die zijn Verzekeringsmaatschappij schrijft om de gebeurtenissen uit de doeken te doen en alle informatie te verschaffen die nodig is om de oorzaak te achterhalen en de aansprakelijkheid vast te stellen, waarna tot het vergoeden van de schade kan worden overgegaan. In dit geval kan ik u weinig informatie verschaffen omdat ik, na de botsing en na uit de auto te zijn geslingerd, mijn bewustzijn grotendeels heb verloren. Ook nu nog kost het me moeite te schrijven, ik spring van de hak op de tak, ik kan alleen brokstukken van de feiten reconstrueren, maar het geheel ontglipt me. Daarom heb ik zo lang uitgeweid over de lak op mijn auto en ben ik de rest vergeten, met inbegrip van het overlijden van mijn zuster, God hebbe haar ziel. Zodra ik me beter voel, ga ik de deur uit, naar het ziekenhuis, om mijn hoofd te laten onderzoeken. Ik ben bang dat er vanbinnen iets kapot is gegaan, want ik heb nog steeds last van plotseling geheugenverlies en ik moet erg veel moeite doen om de talloze beelden die voor mijn geestesoog verschijnen en verdwijnen, en soms over elkaar heen buitelen en grote verwarring veroorzaken, met elkaar te verbinden.
Ik merk dat ik in deze brief steeds meer mijn hart lucht en me overgeef aan persoonlijke ontboezemingen. Ik vraag u om begrip daarvoor. Ik ben niet getrouwd en de enige die ik altijd in vertrouwen nam was mijn ongetrouwde zuster die bij me inwoonde.
Helaas een moeilijke, getourmenteerde vertrouwelinge, God hebbe haar ziel, en daarom soms nogal irritant, maar nog altijd beter dan niets. Ik zei eerder dat ik me graag tot uw Verzekeringsmaatschappij zou wenden als tot een zuster maar daar moet ik, gezien mijn relatie met de overledene, een correctie op aanbrengen. Ik zou niet graag ongepaste woorden willen bezigen, en bovenal hecht ik eraan niet te worden misverstaan, maar ik zou me op dit moment, nu ik hoofdpijn heb en gedeprimeerd ben, het liefst tot uw Verzekeringsmaatschappij wenden zoals ik mij tot mijn mamma zou wenden. Ik hoop dat u dat niet onprettig vindt.
Nu ik u toch mijn hele ziel en zaligheid heb verteld, zou ik graag nog iets anders vragen dat maar niet uit mijn gedachten wil verdwijnen: wat is er geworden van die arme man die het wagentje met de meloenen bestuurde? Ik herinner me alleen de vuurzee waarin het wagentje na de botsing veranderde, een zee van vlammen en zwarte rook, meer rook dan vlammen, want niet alleen de benzine in de tank brandde, maar kennelijk ook de motorolie. Ik lag languit op het wegdek en voelde de vlammen al aan mijn hoofd likken, maar met veel moeite lukte het me om op mijn buik net ver genoeg van het vuur weg te schuiven om niet te verbranden. Terwijl ik met veel moeite weg schoof, kon ik nog net een blik werpen op de cabine van het wagentje, en toen meende ik een man te zien die, gebogen over het stuur, in de vlammen kronkelde, een man die al helemaal zwart was en half verkoold leek.
| |
| |
Ik zou graag willen weten of hij al helemaal verkoold was of dat iemand kans heeft gezien hem bijtijds uit de vuurzee te redden. Ik weet natuurlijk dat de kans dat die arme stakker levend uit zijn wagentje is gekomen minimaal is, maar je weet maar nooit. Als de vlammen zijn vitale organen niet hebben aangetast, zoals de lever, het hart, de longen enzovoort, dat heeft die arme stakker het misschien overleefd. Laten we hopen dat zijn huid hier en daar ongeschonden is gebleven zodat het, ook al is zijn gezicht verbrand, nog mogelijk is om het fatsoenlijk op te lappen met een huidtransplantatie. Ik weet dat het langdurige en pijnlijke operaties zijn, maar ik weet ook dat ze in Brandwondencentrum Sant' Eugenio wonderen verrichten. Mits hij niet volkomen verkoold is, zoals ik vrees.
Ik hoop dat u inzage kunt krijgen in de verklaringen die de andere bij het ongeval betrokken personen bij hun respectievelijke Verzekeringsmaatschappijen hebben afgelegd. Ik weet dat Verzekeringsmaatschappijen in dit soort gevallen contact met elkaar opnemen en afspraken maken over de schade die ze moeten vergoeden, en daarom hoop ik dat u de balans over het ongeval kunt opmaken, en ik zou u werkelijk zeer dankbaar zijn als u zo vriendelijk zou willen zijn om mij, voor mijn gemoedsrust, op de hoogte te stellen van al uw bevindingen. Uiteraard gaat het mij niet zozeer om de materiële schade als wel om de schade aan mensen: de scooterrijder zonder helm, de vrouw van de Visa Club, de bestuurder van het wagentje met de meloenen. Mijn zuster is op slag overleden, God hebbe haar ziel, maar de anderen? Als ze nog leven, zou ik u een gunst willen vragen. Zou ik hun adres kunnen krijgen? Zodra ik volledig ben hersteld van deze hoofdpijn en zodra de chirurg de stomp die over is van mijn linkerarm, die tijdens het ongeval is verbrijzeld, (vraag me niet hoe dat gebeurd is, want ik weet het niet) heeft gefatsoeneerd, zou ik graag alle personen die bij het ongeval betrokken waren voor een lunch in een goed restaurant uitnodigen. Maar eerst moet ik weten of ze nog leven, want ik kan geen doden voor het eten uitnodigen.
Wat mijn arm betreft heb ik al een afspraak gemaakt met de chirurg van de orthopedische afdeling van het ziekenhuis. Ze zeggen dat ze prachtige protheses kunnen maken en dat ze de nog gezonde pezen kunnen verbinden met het besturingssysteem, zodat alles weer optimaal werkt. Ik hoop bij voorbeeld dat ik, als ik die lunch aanbied, mes en vork kan hanteren zonder de aandacht van de obers en andere gasten op me te vestigen. Ik hoop ook dat de man van het meloenenwagentje, als hij nog leeft, geen al te mismaakt gezicht heeft: ze vinden het heel vervelend in restaurants als er iemand zit die er akelig uitziet, want dat kan andere gasten afschrikken die daar misschien wel zitten om een gezellige avond met hun vrienden door te brengen. In het ergste geval vraag ik om een tafel voor ons te reserveren in een apart zaaltje. Ik zal hoe dan ook voordat ik die lunch aanbied de geno- | |
| |
digden opzoeken, vooral de bestuurder van het wagentje, want over hem maak ik me de meeste zorgen. Over de scooterrijder maak ik me minder zorgen: ofwel hij is onthoofd, ofwel hij leeft nog, net als ik, en heeft hooguit een arm of een been verloren, maar hij zal in de tussentijd ook wel door een orthopeed onder handen zijn genomen.
Ik heb nog wel een zorg over mijn arm: dat ze me zullen verplichten zo'n zwartlederen handschoen te dragen, zoals vroeger. Een zwarte handschoen schrikt erg af, vooral na sommige horrorfilms waarin de ergste misdaden, Joost weet waarom, bijna altijd worden gepleegd door louche figuren met zwarte handschoenen. Ik herinner me nog een film waarin iemand zelfs een stalen haak of een soort grijptang had in plaats van een hand. Nee, zwarte handschoenen, grijptangen, dat soort gereedschap zal ik nooit accepteren. Dan laat ik nog liever een iets langere mouw naaien die over mijn ontbrekende hand valt. Ik weet waarachtig niet waarom ik u dit allemaal vertel, maar ik moet met iemand praten, mijn hart luchten.
Vreemd genoeg maak ik me veel minder druk over mijn been dat ze meteen na het ongeval hebben afgezet, dan over mijn arm en de bijbehorende hand. Dat is ook wel te begrijpen. Een been van hout of plastic zie je niet want er zit een broek overheen en je enkel wordt bedekt door een sok, terwijl een hand altijd zichtbaar is. De orthopeed zegt dat lopen, ook de trap op en af, en auto rijden geen probleem zal zijn. Vroeger waren kunstbenen stijf of hadden krakkemikkige scharnieren en als iemand mank was, zag je dat van verre. Tegenwoordig bestaan er geen manke mensen meer. Niet omdat er geen mensen zijn met maar één been, maar omdat het missende been door dusdanig geperfectioneerde protheses wordt vervangen dat niemand iets merkt. Ik kan natuurlijk niet verwachten dat ik nog kan voetballen of bergen kan beklimmen, maar ik haat voetbal en bergbeklimmers vind ik zielige figuren.
Sinds de amputatie voel ik soms nog iets kriebelen aan mijn linkervoet die er niet meer is. Iets wat ik niet begrijp en wat ik in vertrouwen aan mijn Verzekeringsmaatschappij vertel, zoals een kind zijn geheimen aan zijn mamma vertelt. Genoeg hierover.
Ik ben deze brief gaan schrijven om de vorige brief te rectificeren waarin ik melding maakte van het ongeval om schadevergoeding te krijgen voor het spuiten van de rechterkant van mijn Alfa 33, en nu vertrouw ik u allengs meer toe en vraag u om nieuws over de andere personen die bij dat ongeluk betrokken waren. Ik zou u wat dat aangaat nu dus willen vragen om die elementen uit mijn brief te selecteren die u van nut kunnen zijn voor het vergoeden van schade aan derden en aan ondergetekende. U weet beter dan ik dat ongelukken bijna altijd te wijten zijn aan een fout van de bestuurder. Wie heeft de eerste fout gemaakt? Ik denk dat het zowel in mijn als in uw belang is om diegene aansprakelijk te stellen die er niet meer onder kan lij- | |
| |
den, ik bedoel, iemand die bij het ongeval om het leven is gekomen. Vat u dit voorstel van mij niet verkeerd op: het is niet de bedoeling om iets oneerlijks te doen, maar ik ben gewoon iemand die liever rustig leeft. Ik heb de helft van mijn arm en een heel been verloren in dit ongeluk en bovendien heb ik die hoofdpijn die niet van wijken weet, maar ik klaag niet. Voor alles is een oplossing. Ik ben blij dat ik levend uit die hoop staal te voorschijn ben gekomen, en uit al die vlammen waardoor ik even dacht dat ik in de hel was beland. Als u zo goed wilt zijn een bedrag rond de 300 miljoen lire door de andere verzekerden aan mij te laten betalen, dan aanvaard ik dat graag. Ik heb al een klein appartement in de buurt van het Pantheon gezien, derde verdieping met lift, dat zeer geschikt voor me zou zijn. Ik wil niet in een buitenwijk wonen, daar word ik somber van.
Mijn brief is wat lang, maar ik hoop dat u hem aandachtig wilt lezen en beantwoorden met de snelheid die een zoon van zijn mamma verwacht. Ik verontschuldig me nogmaals voor mijn wijdlopigheid, en verblijf met de meeste hoogachting en gevoelens van diepe vriendschap.
vertaling: pietha de voogd
|
|