zo duidelijk een advocaat uitbeeldde. Logisch, dat was ook Daumiers model geweest, maar het Rasternummer gaat over filippica of lofrede in algemene zin. Met de zwarte toga en witte bef werd hier overduidelijk een advocaat getoond die aan het woord is. Ik vond het te specifiek. Te veel een met veel overtuiging en emotie gebrachte pleitrede. Een pleidooi.
Gelukkig stond in het boek ook nog een afbeelding van een tekening met de titel ‘Le Defenceur’ uit ± 1865 van een advocaat vrijwel gelijk aan de aquarel, vooral in gebaar. Gelaatsuitdrukking minder bevlogen maar bovenal minder expliciet advocaat in de kledij: toga niet diepzwart, bef niet helder wit. Daar staat tegenover dat de onschuldige boef hier wel aanwezig is maar die kon ik, eigenlijk moest ik, buiten beeld laten vallen. Overigens, met een paar streepjes en veegjes het portret van de boef: arm, ongeletterd en treurig in prachtig contrast met de welbespraakte, ijdele pleitredenaar. (Ik wilde hem u niet onthouden, ziehier het motief dit stukje te schrijven en vooral te illustreren.)
Natuurlijk zal de zorgvuldige beschouwer de pleitende advocaat wel herkennen, toga en bef zijn immers wel degelijk aanwezig, maar minder duidelijk. Niet in de eerste plaats.
De keuze was gemaakt, het plaatje gevonden.
Heel even hebben nog een paar afbeeldingen van Grandville meegedongen; maar moeilijker te beletteren, met name de stier lastig te reproduceren - te donker - en de interrumperende lynx was mij te kattig maar vooral: ik was al verliefd geworden op Daumier.