| |
| |
| |
Sandro Veronesi
Wat ik te vertellen heb
De reden waarom ik schrijf, ken ik. Ik schrijf omdat ik niet zonder kan, het is iets van mezelf, gewoon een noodzakelijke functie van mijn hersenen en van mijn lichaam, zoals slapen, zoals dromen. De reden waarom ik schrijf wat ik schrijf is me daarentegen elke keer opnieuw onbekend: maar dat ronduit toegeven is in mijn geval een overwinning geweest aangezien ik jarenlang gedacht heb het wel te weten en in staat te zijn antwoord te geven op de vraag: ‘Waarom heeft u dit boek geschreven?’
En inderdaad gaf ik dan antwoord - en hoeveel mooie dingen heb ik niet gezegd: briljant, origineel, van mij en niemand anders, volkomen overtuigend - antwoorden op de vraag waarom ik dit of dat boek geschreven had, of aan wie ze eer betoonden. Ik herinner me achtereenvolgens beweerd te hebben dat ik mijn inspiratie vond bij Brunelleschi, Paul Morissey, Andrej Belyj, Nabokov, Truman Capote, Pasolini, ja zelfs in een oproep van de burgemeester van Gorazde. Maar naderhand ontdekte ik, een hele tijd later, eigenlijk pas zeer onlangs, dat er niets van waar was.
Of liever gezegd, het was wel degelijk allemaal waar, maar het gaf blijk van een zeer beperkte kijk op die boeken, erg voorzichtig, alsof ik er niet de schrijver van was geweest maar slechts een hartstochtelijk lezer. Er ontbrak iets wanneer ik sprak over wat ik geschreven had, een soort allesomvattend begrip, een uit angst, liefde en verlangen voortkomend krachtig en smartelijk licht, waaraan het hele proces zijn bestaan te danken had.
Wat ik verklaarde was niet meer dan het topje van een ijsberg, een ijsberg die ik zelf in me meedroeg en die, voor de volle honderd procent, mijn werk was en tegelijkertijd bestaansreden van dat werk. Onzichtbaar voor anderen en al had ik hem in me en in zekere zin was hij mij, uiteindelijk zag zelfs ikzelf hem niet meer en concentreerde ik me uitsluitend op dat kleine deel dat boven de oppervlakte uitstak. Dat komt, geloof ik, door een onbedwingbaar verlangen inzichten met anderen te delen waarvan ik me voorstel dat iedereen het eigenlijk voortdurend heeft bij wat hij ook doet, en dat onverbiddelijk leidt tot simplificatie.
| |
| |
De wereld is echter niet simpel, maar verschrikkelijk ingewikkeld. En ik ben bang dat elke poging tot een eenvoudige verklaring en taxatie van de werkelijkheid, waarover we het zonder veel moeite eens kunnen worden, een vorm van zelfbedrog is. Nu ik wat ervaring heb opgedaan - een beetje succes heb, zoals dat heet - kan ik zeggen niet te weten waarom ik schrijf wat ik schrijf. Dus vraag ik excuses aan alle journalisten, critici, lezers en vrienden aan wie ik in het verleden heb uitgelegd waarom ik dit of dat boek had geschreven en trek al mijn antwoorden weer in, zelfs mijn geliefde verwijzing naar de burgemeester van Gorazde, het zijn namelijk niet de ware redenen waarom die boeken zijn geschreven. Ik heb het zelf in alle eerlijkheid geloofd, want ik dacht echt controle te hebben over wat ik schreef. Maar zo was het niet. Zo werkt het niet. Het is allemaal veel ingewikkelder.
Hield ik op met schrijven, niet langer één met wat ik aan het schrijven was (ik aan de ene kant, vlees en bloed, het waarom van mijn woorden nog in me, en het boek aan de andere kant, papier en inkt, daar stonden mijn woorden, inmiddels van mij gescheiden) dan maakte ik de grote fout te denken dat de ware dingen in mij waren achtergebleven en in het boek uiteindelijk slechts verzinsels waren terechtgekomen, waarin ik mijn waarheden probeerde uit te drukken. Inmiddels weet ik dat precies het tegenovergestelde gebeurt: de ware dingen zitten in het boek en de verzinsels dwarrelen rijkelijk uit de hemel wanneer ik mezelf er naderhand over hoor praten.
Dit alles is niet zo belangrijk, besef ik, als het alleen mij overkomt. Maar als het geldt voor iedereen en dit het mechanisme is dat de betrekking van elke auteur met zijn oeuvre regelt - een mechanisme dat eerst langzaam de waarheid van de literatuur aan de oppervlakte brengt en daarna plotseling in één klap wegvaagt - dan heeft dat ernstige consequenties voor de hele wereld en niet alleen voor die van de literatuur. Ik weet niet of het ook anderen zo vergaat. Kan zijn van niet. Maar laten we even aannemen van wel, dat het iedereen min of meer zo vergaat. Dat zou niets minder betekenen dan het einde van een mythe, de mythe van de controle (bij mij persoonlijk is deze mythe al dood, maar zo veel grote schrijvers en zo veel grote critici hebben het er nog steeds over). We zouden moeten accepteren dat er sprake is van een weerbarstig, verleidelijk en zeer geheimzinnig onvermogen waardoor een enorme kloof ontstaat tussen wat een schrijver heeft geschreven en wat hij denkt te hebben geschreven en evenzo tussen wat een lezer leest en wat hij denkt te hebben gelezen. Totdat ze de eerste vraag gaan stellen en totdat ze het eerste antwoord geven, weten lezers en schrijvers alles van een roman wat er te weten valt, als de
| |
| |
roman daar vóór hen ligt, vol raadsels, onbedorven, mooi (of juist lelijk, dom en vervelend), maar zodra ze aan het analyseren slaan beginnen ze er steeds minder van te begrijpen. De lezers worden misleid door de schrijvers en de schrijvers misleid door zichzelf, door hun aanmatigende veronderstelling dat ze hun eigen arbeid volledig onder controle hebben gehad. Dit gaat zelfs zover dat men denkt er zinvol over te kunnen discussiëren of er inspiratie uit te kunnen putten om ongeacht welke opvatting over de wereld mee in stand te houden of juist af te breken, zonder dat het onverklaarbare, chaotische, toevallige, unieke en in essentie absurde dat de roman heeft gemaakt tot wat hij is, er nog iets toe doet.
Natuurlijk kun je discussiëren over Lolita als over een roman die gaat over een obsessie in de liefde. Maar Lolita is geen roman die gaat over een obsessie in de liefde, Lolita is een roman, namelijk die ene unieke roman, veel complexer en onkenbaarder dan zelfs Nabokov zelf heeft kunnen denken. Nogmaals, altijd in de veronderstelling dat wat ik ontdekt heb dat mij overkomt, ook anderen overkomt. Overkomt het anderen niet, dan is het louter een persoonlijke afwijking (dat ik slechts een klein deel van de zaken doorzie die mijn boeken doorzien), een afwijking waarvan ik me overigens bewust ben, wat me tenminste zou moeten beschermen tegen het gevaar te eindigen als Georgeann Williams, de hoofdpersoon uit het verhaal dat ik jullie nu zou willen vertellen. Het is een klein berichtje uit het nieuws over iets dat zich kortgeleden in Amerika in de staat Arkansas heeft afgespeeld. Het stond in de lokale kranten, wat jullie het recht geeft het te geloven naar gelang jullie gewend zijn geloof te hechten aan wat de kranten schrijven. Waar of niet, het is een goed voorbeeld van de toestand waaruit ik mezelf heb bevrijd op de dag dat ik eindelijk inzag me altijd vergist te hebben in de redenen waarom ik schrijf wat ik schrijf en ik de gedachte heb geaccepteerd dat ik het niet weet. Ik lees jullie het krantenartikel letterlijk voor:
‘Georgeann Williams, een jonge vrouw uit Little Rock, is gisteren overleden aan verwondingen die ze opliep nadat ze in volle vaart door het open dak van haar auto naar buiten was gesprongen bij een ongeluk dat tientallen ooggetuigen omschreven als “verkeerd begrepen extase”. Dertien mensen raakten gewond ten gevolge van een enorme kettingbotsing waarbij twintig auto's betrokken raakten in een poging de vrouw te ontwijken die ervan overtuigd was in extase te zijn geraakt doordat ze twaalf personen ten hemel had zien stijgen onder wie een man met opgeheven armen die de vrouw identificeerde als Jezus Christus. “Ze begon te schreeuwen: ‘Hij is teruggekeerd! Jezus is teruggekeerd!’ en heeft zich de auto uitgekatapulteerd,” verklaarde Everett Williams, echtgenoot van
| |
| |
de 28-jarige Georgeann. “Ik heb geprobeerd vaart te minderen, maar ze wachtte niet tot ik gestopt was,” voegde Williams nog toe. “Ze heeft zich naar buiten gekatapulteerd in de overtuiging dat Jezus Christus ook haar ten hemel zou doen stijgen.” “Dit is de merkwaardigste zaak die ik heb meegemaakt sinds ik dit werk doe,” verklaarde Paul Madison, de eerste ter plaatse gearriveerde politieagent. Madison ondervroeg de man die door Williams ten onrechte voor Jezus Christus werd gehouden en kwam er achter dat deze was gekleed als Jezus Christus omdat hij op weg was naar een toga party, toen het zeil van de laadbak van zijn pick-up truck losscheurde en de twaalf met helium gevulde sekspoppen die daar waren opgeslagen naar buiten glipten en ten hemel begonnen te stijgen. Waarop Ernie Jenkins, een 32-jarige man uit Forth Smith, over wie vrienden zeggen dat hij altijd heeft geleken op Jezus Christus, verklaart zijn voertuig tot stilstand te hebben gebracht en uitgestapt te zijn, met opgeheven armen uit pure frustratie, tot zijn poppen roepend: “Kom terug!”, precies op het moment dat de wagen van het echtpaar Williams langs kwam rijden en het slachtoffer dacht dat het ging om Jezus Christus die de gelukzaligen ten hemel deed stijgen. “Georgeann hield van niets of niemand zoveel als van Jezus,” verklaarde haar echtgenoot, “en leefde voortdurend in het geloof dat hij op een dag op aarde zou terugkeren om haar te redden.” Wat Jenkins betreft, op de vraag waarom hij met twaalf met helium gevulde sekspoppen op weg was naar een toga party, antwoordde hij dat dat zijn eigen zaken waren, maar dat hij nooit had kunnen bedenken dat wat hij zojuist had meegemaakt hoe dan ook kon gebeuren.’
Zoals ik al zei, de wereld is ingewikkeld. Veel ingewikkelder dan elk van ons bereid is te geloven en ons verstand is een te zwakke lichtbron om de werkelijkheid volledig mee te kunnen verkennen. Kijk, daar zit een meisje aan de bar van de faculteit voor Vreemde Talen aan de Universiteit van Chicago, de zon gaat onder en vóór zich heeft ze een draagbare computer aanstaan, het beeldscherm omhult haar zo fraai met zijn eigen lichtblauwe schijnsel dat haar prachtige gezicht oplicht in het halfduister, waardoor het onvergetelijk wordt. Deze scène, waar ik toevallig bij was, zal vroeg of laat in een van mijn romans opduiken. Maar de ware reden daarvan, evenals de reden waarom ik bij het zien van dat beeld onmiddellijk en met grote zekerheid besefte dat ik het nooit meer zou vergeten, die ken ik niet. Met mijn verstand, dat ijle lichtbronnetje, zou ik achteraf vast wel een of twee goede redenen kunnen vinden en er zelfs nog, zoals ik vroeger deed, regels uit gedichten of liedjes bij betrekken, scènes uit films of romans, om ze ook met anderen te kunnen delen. Maar inmiddels weet ik dat het een vorm van bedrog zou zijn. Want de reden waarom ik me voor altijd dat meisje op dat preciese moment van haar leven zal herinneren -
| |
| |
het enige moment van haar leven waarvan ik getuige ben geweest - is mij zo overduidelijk onbekend. Misschien zal op een dag uit de kronkelpaden van mijn onderbewuste het antwoord naar boven komen. Wie weet juist wanneer ik naar iets heel anders op zoek ben. Of het zal nooit naar boven komen. Dat ontneemt in elk geval geen greintje waarheid aan de bladzij die zo'n scène zal opleveren en die afhankelijk van ieders smaak mooi of lelijk gevonden kan worden, maar in elk geval niet nader verklaard, noch door mij, noch door anderen en evenmin door de plot van het boek waar die bladzij in terecht zal komen om zich in te passen. Ik weet vanaf nu dat de plot speciaal zal worden opgerekt eenvoudigweg om de nodige ruimte voor die bladzij te scheppen. De waarheid van een bladzij is haar geheim, punt uit.
Wat ik te vertellen heb is, uiteindelijk, dit: het zijn de dingen die ik zeg. Jarenlang zat er een verhaal in mijn hoofd over een meisje dat elke dag, vlak na het opstaan, knielt voor het raam en de Amerikaanse bommenwerpers smeekt dat ze per ongeluk de atoombom boven haar tuin zullen loslaten. Op zeker moment kwam dat verhaal eruit - ik heb er een roman over geschreven. En daarmee basta! Het waarom, het echte waarom, niet wat ik indertijd zelf in interviews beweerde, duikt misschien pas nu opeens in me op, om heel andere redenen, het heeft helemaal niets met literatuur te maken. Een roman bevat het soort waarheid dat, hoe onbelangrijk ook als je het beschouwt in een strikt persoonlijk opzicht, des te fundamenteler en onmisbaarder is als je beseft dat er zonder die diepere waarheid (de ware reden waarom ik iets te vertellen had over dat meisje) helemaal geen roman zou zijn geweest. Op dezelfde manier heb ik behalve over dat meisje dat verlicht werd door het scherm van haar computer nog zoveel te vertellen: allemaal dingen die druk in de weer zijn zich tot een geheel te vormen, onderlinge confrontaties aan te gaan, te veranderen en onderling te versmelten in die innerlijke onrust die aan het schrijven voorafgaat en die jaren kan duren.
Wat ik te vertellen heb. Ik wil vertellen over een yuppie die zijn dagen doorbrengt voor de school waarop zijn dochter zit. Over een jongetje met het syndroom van Down dat voorbijloopt over het trottoir aan de hand van zijn moeder en zich uiterst langzaam - maar voor hemzelf is het plotseling - omdraait wanneer een geparkeerde auto wordt geopend met de bliep van de afstandsbediening. Ik wil vertellen over auto's in toonzalen op vliegvelden, vastgepind aan hun schuine draaiplateaus, en over de meisjes in minirokjes en doorzichtige kousen die hen gezelschap houden, ook zij vastgepind aan hun krukjes. Ik wil alles vertellen wat ik over geld weet en vooral wat ik nog niet weet. Over de elektrisch geladen onweers-
| |
| |
buien van tegenwoordig, die met elke blikseminslag de alarminstallaties van auto's doen afgaan, zodat het lijkt of er een bombardement aan de gang is. Over sigaretten die je niet meer uit kunt krijgen en die, hoe heftig je ze ook platdrukt, blijven branden. Over de grapjes die mijn brein met me heeft uitgehaald en met mijn vrienden, mijn vriendinnen, de mannen van mijn vriendinnen, en de vrouwen van mijn vrienden.
Over de beangstigende onafhankelijkheid waarmee een erectie zich kan aandienen. Over de finale van de film The Matrix, wanneer Keanu Reeves in de lucht kogels stopt. Over de kleur van sommige weerkaatsingen op de voorruit van auto's. Over alles wat je mensen hoort zeggen wanneer ze in hun mobieltje praten. Over glasbetontegels. Over het feit dat je elke dag talloze gezichten ziet die je daarna, wanneer je iemand leert kennen en denkt die persoon al eens eerder gezien te hebben, hoogstwaarschijnlijk al eens eerder hebt gezien. Over bedrijfsfusies. Over de invloed van Playstation op de kunst, de film en de hedendaagse literatuur. Over de hermetische poëzie van mijn zoon Lucio (‘Er is een vlam in de tuin / Er is een kat / En ik ben er ook.’ Of: ‘Een olifant valt uit de hemel.’). Over de vele verschillende dromen die ik heb gehad en over een paar die anderen hebben gehad. Over alles wat ons niet wordt verteld over virussen en hun verspreiding. Over de keer dat ik een vrouw heb gered die op het punt stond te verdrinken. Over het feit dat je in Hong Kong geen enkele bejaarde ziet, helemaal nergens. Over een vriend van mij die vol geraakt werd door een oude vrouw die zich uit het raam had geworpen. Over een kind dat op een ochtend hardop begint te tellen en dagenlang doorgaat met tellen en pas ophoudt bij het getal zevenhonderdveertienduizendzevenhonderdveertien.
Over een vrouw die af en toe de waarheid zegt en dat niet door heeft. Over een architect die vluchtwegen ontwerpt voor de residenties van dictatoren. Over een weduwnaar die zijn spaghetti met tomatensaus opeet voor het raam dat op straat uitkijkt. Over wanneer aan het eind van de film Harvey de psychiater ook zelf het witte konijn ziet en uitkomt voor zijn verlangen languit te gaan liggen onder een bepaalde iep op het veldje bij het huis uit zijn jeugd naast een mooi blond meisje dat hem liefkoost en ‘arme jongen’ tegen hem zegt.
Over een slim trucje het telefoonnummer van meisjes te pakken te krijgen door het stiekem af te lezen van de penning van hun hond. Over de verwarrende geluiden die soms wanneer je gasten te eten hebt opklinken uit de babyfoon waarmee je wilt controleren of je zoontje rustig slaapt. Over het bedrijven van de liefde in de open lucht wil ik vertellen, want
| |
| |
dat gaat oneindig veel beter dan binnen. Over de uitzonderlijke hittegolven in de herfst en in de winter. Over de schoonheid van bepaalde spreekwoorden en in het bijzonder van het volgende: de kippenren omheinen is één ding, de vos vangen een ander.
Over het uitzonderlijke gevoel van vrijheid dat je krijgt als je niet in God gelooft en waarover niemand ooit spreekt. Over het feit dat veel belangrijke dingen waarmee je elke willekeurige verhandeling over elk willekeurig onderwerp kunt beginnen of afsluiten allang gezegd zijn in de liedjes van Radiohead. Over het ingewikkelde huidige debat in de internationale wetenschappelijke gemeenschap over pijn. Over de complete en sublieme absurditeit van de Beurs. Over een aantal huwelijken dat slecht is afgelopen. Over de overweldigende schoonheid van sommige momenten waarin absoluut niets gebeurt. Over de altijd dronken dochters van George W. Bush. Over de moeite die het mensen kost te erkennen dat ze masturberen en over de onaangename indruk die mensen maken die het wel zonder moeite erkennen.
Over degenen die mensen van het vliegveld afhalen en daarbij een bord met een achternaam ophouden. Over de éclatante onderschatting van de menselijke psychologie van de kant van de economische wereld. Over Milaan. Over het Pijnbomenbos van Roccamare. Over Big Sur. Over Sankt Moritz, ook al ben ik er nooit geweest. Over het radicale verschil tussen revolutie en oproer. Over het vrijwel niet meer bestaande verschil tussen wettigheid en onwettigheid. Over het substantiële verschil tussen zwembaden met een verhoogde rand en zwembaden zonder. Over het feit dat in de westerse wereld iedereen verdomme altijd lijdt en je begrijpt niet wat er in godsnaam te lijden valt. Over het feit dat het waar is dat in het merendeel van de gevallen het gebruik van softdrugs leidt tot het gebruik van harddrugs. Over het feit dat tegenwoordig naar alles een onderzoek wordt gedaan, zodat iedereen er wel een kan verzinnen en niemand dat door heeft. Over het feit dat volgens een onderzoek dat ik zelf heb uitgedacht het lichaamsdeel waar mensen het meest naar kijken hun voeten zijn.
Over het feit dat we nooit echt alleen, maar slechts eenlingen zijn. Over entropie. Over de kolossale blunders die je kunt begaan zodra je je de problemen voorstelt die kinderen hebben. Over de statussymbolen. Over hoe inmiddels overduidelijk bewezen is dat arbeid niet langer rijkdom oplevert maar schamele overleving. Over de kleinere sporten. Over het mysterieuze mechanisme dat het succes bepaalt van volkomen gewone producten als die van Benetton en Ikea.
| |
| |
Over het verschil (als het er is) tussen neuken in je eigen kamer en neuken in de kamer van een ander. Over het verschil (als het er is) tussen neuken terwijl je bang bent je ouders wakker te maken en neuken terwijl je bang bent je kinderen wakker te maken. Over de moeite die het kost te erkennen dat je met de verkeerde persoon getrouwd bent.
Over de drie stadia van vervreemding volgens Italo Calvino en over het feit dat we volgens mij inmiddels allemaal min of meer in het derde stadium zitten: eerste stadium, ik ben op mijn werk en droom dat ik aan zee ben; tweede stadium, ik ben aan zee en droom dat ik aan het werk ben; derde stadium, ik ben aan zee en droom dat ik aan zee ben.
Dit zijn een paar van de dingen die ik te vertellen heb en die ik ook zal vertellen - want wie schrijft moet iets zeggen en ik kan niet zonder schrijven. Maar vraag me niet waarom: dat zal ik niet eens meer proberen te achterhalen, omdat ik er geen controle over heb en voor mij controle een dode mythe is en niet alleen in de literatuur. Maar let op: er blijft altijd een klein deel van het eigen schrijverschap en van het eigen leven dat je wel degelijk kunt beheersen en het is zeker aan te raden dat ook te doen, vind ik, want van alle verhalen die onze onmacht demonstreren kunnen we altijd iets leren wat ons kan redden. Bijvoorbeeld van het verhaal van de martelaarsdood van Georgeann Williams heb ik geleerd nooit auto's te kopen met een open dak. Kijk, dat heb ik onder controle en als iemand me ooit zal vragen naar het waarom, weet ik wat ik ga antwoorden.
(2001)
VERTALING: MILA VISSER EN EVERT VAN KUIJK
|
|