Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 2003 (nrs. 101-104)
(2003)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |
[pagina 167]
| |
Sinds Lévi-Strauss tegen Sartre zei dat men een begin moest maken met het bestuderen van de mens zonder bijzondere voorrechten. In Patagonië verblijven de zeeleeuwen
Twee maanden per jaar op de stranden,
Dan werpen de leeuwinnen.
De leeuwen wegen zowat vierhonderd kilo,
De leeuwinnen honderd. Dat maakt alle strijd onmogelijk.
Een paar dagen na de worp, die ik achteraf bijwoon,
Overkomt het een leeuwin, terwijl ze nog zoogt,
Dat ze begeerd wordt door een autre leeuw
- Vrouwelijke betrokkenheid bestaat
Slechts metterdaad -
En gescheiden van de kleine, die op zijn beurt
Voorwerp wordt van de aandacht van een andere leeuw.
Hier verdubbelt zich de scène op de oever,
Aan één kant de leeuwin, met geweld vastgehouden
Door de eerste van de leeuwen, aan de andere de kleine
In de macht van de tweede die hem naar believen afrost.
Op die leeftijd - is het commentaar van de journalist -
Gebeurt het al gauw dat een jonge leeuw
De kleine voor een vrouwtje houdt.
Een paar uur later is de kleine ontzield.
Natuurlijk wilde de leeuw hem niet doden -
Als dat zijn bedoeling zou zijn geweest
Had hij dat in een seconde kunnen doen -
Het was slechts onervarenheid,
De tol die de soort betaalt voor haar groei.
De moeder - bevrijd - bergt intussen het lijkje.
Ook ik heb grote katten pasgeborenen zien vreten
Hun eigen kleinen zelfs, en ik weet dat het bij haaien
Gebeuren kan dat de grootste
Zelfs nog voor de geboorte zijn broertje verslindt
In de moederschoot.
Sedert de dag dat echt, gerecht en altaar
De mensenbeesten het ontzag aanzegde
Voor zichzelf en de ander...
Ik denk aan het kind van zes maanden
In Turijn doodgeslagen
| |
[pagina 168]
| |
Door zijn drieëntwintigjarige vader
Omdat het huilde, hem uit de slaap hield.
Ik denk aan die moeder, van haar kinderen gescheiden
Bij de ingang van het kamp,
Hoe hebben ze het klaargespeeld die van haar weg te rukken
Vroeg het overlevende broertje zich af.
Ik geloof dit, één zeeleeuw is genoeg
Ter bevestiging van het feit dat één wortel van het kwaad
Zoölogisch is. Het kwaad dat
Een rat van enig volk overkomt
Indien binnengevoerd in het territoir
Van een ander rattenvolk. IJzingwekkend.
| |
[pagina 169]
| |
* Eerst waren ze tevreden met de oren
Als bewijs voor gedode Indiaan, de estanceros,
Om de prijs, een gouden pond, uit te betalen,
Maar sinds het begin van de waarneming
Tussen Rio Grande en Ushuaia
Van Selknam Indianen zonder oren,
Eisten zij de testikels.
Toen was het dat zich gelden liet de Schot Alex MacLennan
Bijgenaamd ‘Chancho colorado’, het rode zwijn
Bevriend met Sam Islop
De fabrikant van Indianenlederen riemen
En met de Roemeen Julius Popper
Die in Habsburgs uniform klopjachten hield
Op de mens in Vuurland.
| |
[pagina 170]
| |
* ‘Zijn dat oesters, commandant?’
Vroeg met een blik op de mand naast de tafel
De jonge luitenant,
‘Twintig kilo Servenogen,
Gift van mijn manschappen,’ antwoordde met een glimlach
De kolonel. Hij bewaarde ze op kantoor
Naast zijn tafel. Door de Kroaten bij de gevangenen uitgerukt.
| |
[pagina 171]
| |
* Stoppen van oranje katoen
Op het rode Lodève-pilo
Van jouw infanterie-uniformbroek
In vitrine bij het museum als
Voorbeeld van tenue vervaardigd
Uit plaatselijk textiel. Bijzonder hel
De klunzige haastige
Stop in het kruis
Over de naad door jou gemaakt
Voor de slag bij de Marne.
| |
[pagina 172]
| |
* De ruimte in de onderzeeër
Waar de kok kookt for the boys
Is twee bij twee meter met vier pitten
En opzij van de spoelbak
En zes britsen. Boven elkaar
Eén vijftig samen.
Niet van bidden spreken de zwarte stangen
Maar van platheid van de verlangens
Hindernis voor pogingen van denken
Aan het onmiddellijk ricochet
Van het naar de boeg gerichte projectiel
Op zestig centimeter van de voeten.
| |
[pagina 173]
| |
Oorlog dood roem zege
I
Oorlog dood roem zege
Op kroonlijsten steunende pseudo-vorstpannen
In de vorm van vrouwenhoofden
Bevestigd met dakloodgietsel
Ontsproten aan bossen acanthus...
II
Van de trappentoren uit de dakloggia
Boven drie andere nog
Hakenkruis zwart het uniform
Langzaam afdalend,
De Loire op de achtergrond.
En de koorzangers worden doorschoten martelaren
Niet langer met fresco' s achter zich.
III
De grote grothangar bij de Mas d'Azil
Heeft fletse lampen voor de verlichting
Van propellers van naziverkenners
Voor het fond van rotstekeningen:
Op de horens genomen gewonde bisons
Koppen tegen elkaar...
| |
[pagina 174]
| |
* Zo schrikt in pijn de berggestalte op
Haar puntig tandje waarin cariës
Grothol metaalsmidse
Zonne-incisie stenen gietvormen
Voor smeltwas hergebruikt.
Niet toevallig vermijdt de gems voortaan
Ginds over de rotsen te slippen.
| |
[pagina 175]
| |
De antinomie van de leugenaar
MacAlisters zoon ving een vis en sneed daarvan uit de buik een blokje vlees om aas voor zijn angel van te maken. Toen gooide hij het verminkte lijf, levend nog, in zee. Levend nog het verminkte lijf in zee
Overgelaten zonder orders
Zonder filologieën
Als de injectie van Akense artsen
In de ogen van een levende baby
Dienend als Ariërtest;
Als een korrel voor de gleuf
In het vlees dienend voor productie
Millennia later van de parel
Van geheim huilen;
Als de kooi met aas
In de spoelbak gegooid
Om zonder viezigheid
Het dier te verdrinken dat de korrel steelt;
Als die gave gebitten
En die verzorgde nagels
Aan de ideologie uitgeleverd
Op de marmeren tafels;
Als Zaccaria's adder
Om het stokje gekronkeld
Met geweld ondergedompeld
In de fles spiritus;
Als de sigarettenbrandwonden
En de toevallige breuken
Met correctiemiddel veroorzaakt
In het reëel verleden van een zesjarige
Antinomie van de leugenaar
Die zegt dat het niet de moeite
Zegt dat het de moeite waard is.
VERTALING: KAREL VAN EERD |
|