naakt vogeltje in het vacuüm achter de kopgroep spartelt. Een niet gering aantal koersen is gewonnen door de beste toneelspeler.
Sommige wielrenners zijn onpeilbaar. Altijd een makkelijke tred. Ze winnen of ze lossen in grootse stijl.
Gisteren kwam de meteropnemer van Essent de meterstanden van gas, water en elektriciteit noteren. Of ik niet terugverlangde naar de actieve periode, vroeg hij. Neen, heimwee heb ik niet. Nooit gehad ook. Genoeg zure regen gezweet. Laat anderen het nu maar opknappen. Toch blijft het feit dat ik nog altijd met een been in het verleden sta. Ook voor mij blijft het adagium geldig: eens een wielrenner, altijd een wielrenner. Ik lijd aan een niet te genezen beroepsdeformatie: ik denk nog altijd met mijn benen.
Wanneer het peloton als een bonte sliert door de Franse landschappen trekt, dan herken ik die landschappen, ik herinner me ze, ik voel ze. En ik herken, herinner en voel met mijn benen. Zien jullie wel wat van de omgeving, werd me vroeger vaak gevraagd. Natuurlijk stapt een wielrenner onderweg niet af om op zijn gemak van een machtig vergezicht te genieten. Toch houd ik staande dat een wielrenner veel meer opneemt dan Jan met de caravan in de Vercors (die bovendien een fotocamera nodig heeft om later de vakantieherinneringen op te roepen). Noodzakelijkerwijs ploegt de renner zich door het landschap. Het hecht zich vanzelf aan de spiervezels, het dringt erin binnen. Voeg hieraan toe dat die vezels tegelijkertijd worden aangevreten door de diverse obstakels onderweg, dan komt het landschap, en in een ongunstig geval, de gesel van een niet-coöperatief klimaat, wel erg dichtbij. Er is heel wat voor nodig om een geliefde in fysiek opzicht even dicht te laten naderen.
Een renner zit niet alleen in het landschap, het landschap zit in hem. In zijn benen om precies te zijn. En hoe lastiger de coureurs het elkaar maken, hoe meer erin terecht komt.
Wielrenners spreken vaak tot ons via hun benen: ik had stront in de poten vandaag, ik had lubberbenen, ik had superbenen, ik had geen benen meer, ik had drekdijen, enzovoorts. Het totale organisme wordt gereduceerd tot enkel de benen. De benen, aandrijfmechaniek, hersenkwab, zintuig, zetel van het ego: ik ben mijn benen. Soms neemt de wielrenner afstand van zijn benen. Na een dramatisch verlopen koers bijvoorbeeld. ‘Ik wilde wel, maar die klotebenen niet’. De benen krijgen de schuld, alsof ze een afzonderlijke persoonlijkheid bezitten, alsof ze iemand anders zijn. Sommigen houden hele gesprekken met hun benen. Om ze op te peppen, om ze te vervloeken, om ze te verleiden. Er valt ook heel wat af te lachen met de benen. Maar over het algemeen zit het ego hecht beneden verankerd.