Ria Loohuizen
Foerageren in de 21ste eeuw
De meeste mensen gaan pas zoeken als ze iets kwijt zijn, terwijl ik juist ga zoeken naar iets dat ik nog niet heb, maar dat ik, als ik het eenmaal heb, nooit meer zal kwijtraken, althans niet in de zin dat ik er weer naar zou hoeven zoeken. Het is iets wat ik graag wil vinden, maar waar ik niet altijd naar op zoek ben, omdat het zoeken ernaar niet altijd zin heeft. Als ik het ga zoeken, weet ik met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat ik het zal vinden. Eigenlijk zoek ik dus naar iets dat ik al heb. Eigenlijk ga ik niet zoeken, maar vinden. Toch houdt mijn zoeken meer in dan vinden wat ik al had, anders zou er geen sprake zijn van zoeken.
Het is heel goed mogelijk dat ik er, zeker in het begin, overheen kijk, dat ik niet meteen zie wat ik zoek. Het is elke keer opnieuw niet alleen een kwestie van de blik op scherp stellen, goed zoeken dus, maar wat ik zoek kan van plaats tot plaats ook nog eens een ander voorkomen hebben. Grootte, kleur en hoeveelheid verschillen elk jaar weer van het voorgaande jaar. Daardoor kan het zoeken langer duren dan strikt noodzakelijk is, maar er staat tegenover dat het zoeken, dat eigenlijk vinden is, toch spannend is en niet een kwestie van er linea recta op aflopen.
Wat ik zoek, en vind, is namelijk iets dat groeit, de paddestoel, en daardoor onderhevig aan seizoen en weer en plaats. Vooral de eerste keer van het jaar dat ik ga zoeken, als ik er redelijk zeker van ben dat ik wat zal vinden, ga ik vol verwachting en vol visioenen van bruine of beige koepels, van oranjegele snippers, van grijze uitstulpingen of witte vlekken de deur uit: zijn ze even trouw als vorig jaar aan hun standplaats? Zijn ze er weer met ‘zovelen, zovelen’ dat het lijkt alsof ze ‘de aarde zullen beërven’, zoals Sylvia Plath het verwoordt in haar onvergelijkelijke gedicht ‘Mushrooms’? Zijn hun groeiplekken - meestal specifieke bomen waarmee ze een vruchtbare vriendschap hebben gesloten - met rust gelaten door de maniakale manicuurmanie, aan mode onderhevige natuurverbeterings- of herprofileringsdrift van de plaatselijke bosbeheerders, de enige natuurlijke vijand van de paddestoelenzoeker?
Het zoeken krijgt op die manier een extra dimensie, je zoekt bij wijze van spreken ook naar paddestoelen die er niet meer kunnen zijn, die je nooit meer zult vinden, omdat het hen onmogelijk is gemaakt gevonden