het verschijnsel kleur bezighielden. Enkele lezers herinneren zich misschien Oliver Sacks' klinische anekdote over de schilder I., die na een verkeersongeluk volledig kleurenblind werd.
Wat de ongelukkige I. na zijn ongeluk zag, was een treurige wereld, een wereld in zwart-wit, maar niet wat wij gewoonlijk onder zwart-wit verstaan, maar iets wat we terecht hopen nooit te hoeven zien, de ongeziene wereld die het V1-signaal te zien geeft wanneer het geen bewerking door V4 heeft ondergaan. Hij zag, zou je misschien kunnen zeggen, op een manier die het normale menselijke brein niet kan volgen.
Het hersenonderzoek heeft dus al geruime tijd kunnen aantonen dat de visuele bewerking zeer gedifferentieerd is; ze bestaat niet uit één, maar uit vele verschillende processen. Er vindt contrastversterking plaats, fixatie, het verticale en horizontale aflezen van het optische signaal, elke basiskleur heeft zelfs haar eigen werkterrein. En het nieuwste onderzoek heeft nog iets opmerkelijkers kunnen aantonen: de afzonderlijke processen verlopen niet helemaal gelijktijdig. De waarneming van kleuren ligt bijvoorbeeld rond de 60 tot 80 milliseconden voor op de waarneming van bewegingen. Dat zijn geen lange tijdruimtes, gemeten aan één seconde, maar wel heel lang wanneer je ze met het elektronische tijdsverloop in een gewone computer vergelijkt.
De filosofen hebben pas laat de betekenis van deze onderzoeksresultaten ter harte genomen. Men is sowieso pas het laatste decennium geleidelijk in gaan zien dat de hele psychologie die gebaseerd is op het denkbeeld van dingen die onmiddellijk gegeven zijn, percepties, impressies, zintuiglijke gegevens of hoe ze ook mogen heten, opgegeven moet worden. Het denken in zintuiglijke gegevens veronderstelt dat men een soort bewustzijnsatomen invoert die het geheugen en het verstand proberen te analyseren, te reorganiseren en te begrijpen. Maar ruw materiaal is iets anders dan verwerking. Er zijn dus gewaarwordingen van iets scherps, iets vochtigs, iets roods, iets blauws. En enkele van die gewaarwordingen formeren zich tot een visueel veld.
Deze theorie kun je nu gevoeglijk bij de ideeënhistorici stallen. En dat is maar goed ook, want ze heeft eigenlijk geen zinnige taak vervuld. Er bestaan geen onmiddellijk gegeven gezichtsindrukken die zich in hun maagdelijkheid aan de reflectie aanbieden. Er bestaat geen neutrale zone tussen ziel en wereld. Al het visuele is reflectie, denken, interpretatie, al het kijken maakt gebruik van een syntaxis. Hoe komt het dat het zo lang geduurd heeft voordat men dat inzag?
We waren de gevangenen van een beeld! In dit geval is het een oud beeld, dat op de antieken teruggaat: de camera obscura. De optische opstelling, die geleidelijk aan tot de moderne camera zou leiden, is oorspronkelijk gewoon een kamer. Daarin zit de waarnemer, met zijn rug