Ze bevinden zich aantoonbaar buiten de machine!
Zo gaat het verder en verder, van de ene machine naar de andere en, zoals gezegd,
zonder acht te slaan op de tijdfactor. Hier - of ook al eerder - begint op zijn
laatst de twijfel aan de door computers gegeven resultaten.
Hier is logische intelligentie nodig. De twijfel aan aantoonbare resultaten wordt
geboren. De filosofie betreedt het wiskundig toneel. Daar staat ze, wel wetend
dat elke waarde, aangezien die bestaat, nooit niet kan bestaan, zelfs wanneer
men haar tot in het oneindige deelt, en zij vraagt zich terecht af: waar zijn de
afgescheiden delen gebleven? Omdat er nog een deel is, moet ook het andere er
nog zijn, of beide zijn geëlimineerd. Maar wat betekent eliminering van het
zijnde? Is dat wel mogelijk?
Zo ja, wie bepaalt dan de grenzen van het delen?
De willekeur? Een bewuste wil?
Een ding is duidelijk: de wiskunde is niet ten einde gedacht.
Waar, bijvoorbeeld, blijft de tweede helft van een gedeelde grootte?
|
1: 2 = 0,5 |
Maar zou je niet moeten zeggen: |
1: 2 = 0,5 + 0,5? |
En: |
4: 2 = 2 + 2 |
Of: |
10 - 7 = 3 + 7? |
Ziet de toch zo slimme wiskunde de wet van de symmetrie over het hoofd?
Het antagonistisch denken beheerst de mens, en met hem ook het getal.
In de vergelijking klinkt zacht en beschroomd de klok van de juxtapositie. Maar
waarom is niet elke operatie met getallen consequent doortrokken van deze
aanzet?
Het getal π is transcendent en irrationeel, zo zegt men, en men
beweert het getal daarom niet geometrisch te kunnen volgen. De eenzijdige logica
van Lindemann kan aan de ene kant, en binnen de door hem aangenomen
werkelijkheidsgraad van het axioma 1 en het euclidische parallellenaxioma
kloppen.
Maar waar is de rest van π tot het getal 4? (0,858407347)
Is dit getal zonder betekenis?
Of drukken haar decimalen (transcendent en irrationeel) alleen het ontbrekende
oppervlak van het kwadraat uit de diameter van de cirkel uit?
4 - 3,141592653 = 0,858407347