| |
| |
| |
Selma Schepel
De goden hebben hun getal
‘De goden hebben hun getal’ is een kreet die wel eens rondzweeft, en heel
belangwekkend klinkt, maar ja, waar gaat dat eigenlijk over? Ook mummelden
christenen vroeger wel ‘de Heer wil zijn getal’, als ze niets zinnigs wisten te
zeggen bij het overlijden van een kind. Het maakt me altijd blij als ik kan
ontdekken dat zulke uitdrukkingen voorlopers hebben gehad, voorlopers bovendien
die zulk geheimzinnig en lichtelijk dreigend gedoe over goden en getallen in een
klap verklaren.
Ver voordat Pythagoras goden met getallen verbond (waar bovengenoemde gezegdes
van afstammen), bestonden er al civilisaties die zich een mooi en logisch
pantheon hadden geconstrueerd, waarin goden hiërarchisch genummerd waren, met
een aarde die meetkundig verdeeld was, plus een overzichtelijke en begrijpelijk
ingedeelde ruimte.
Ondergestofte beschavingen evenwel, die in alle latere eeuwen dat het christendom
de hersenen beïnvloedde, een boze naam kregen, zonder dat zij zich konden
verdedigen, of in eigen woorden hun werkelijke schatten tonen. Tot er halverwege
de negentiende eeuw een paar rijke leeglopers met schepjes en emmertjes naar het
Nabije Oosten trokken, om in de heuvels van wat nu Irak is te gaan graven naar
resten van de Babylonïers en Assyrïers, die zij in hun kerken hadden leren
vrezen en verafschuwen. Maar fascinerend waren ze ook: de wrede Sanherib, de
bloedrijke Nebukadnezar, de hoer van Babylon.
De verrassingen waren enorm, en schokkend voor vele gelovigen: toen het schrift
ontcijferd werd, kwam er niet alleen een weergaloze schat aan literatuur
tevoorschijn, waarin Babel en Assur hun kant van de Bijbelverhalen vertelden, er
werd ook een compleet onbekende, en ongekend hoge beschaving ontdekt die daaraan
vooraf was gegaan, de Sumerische.
| |
Rekenen en taal
Het Sumerische schrift is het oudste ter wereld, dat zo'n anderhalve eeuw
voordat de Egyptenaren met hun hiëroglyfen begonnen, werd ontwikkeld. De
reden om te willen gaan schrijven was puur administratief. De allereerste
teksten gaan over schapen, graan en andere goederen, | |
| |
het zijn
contracten, berekeningen, metingen. Voor alles hadden de Sumeriërs
belangstelling voor harde cijfers, en goede administratie van eigendommen.
De Babyloniërs gingen nog vele stappen verder. Bijna twee millennia voor
Euclides legden zij de basis voor wat de euclidische meetkunde is gaan
heten. De rivierdelta waarin ze woonden, gaf met zijn talloze stroompjes en
irrigatieslootjes de landbouwgronden zulke grillige vormen dat zij de
geometrie wel uit moesten vinden. De stelling van Pythagoras is ook helemaal
niet door Pythagoras bedacht. Die staat te lezen op een tablet uit ca. 1700
v.C. (het zogeheten Plimpton 322). Zij deden aan algebra, tot
derdemachtsvergelijkingen en vierkantswortel trekken toe, met rekentabellen
die tot in de biljoenen liepen, gebruik makend van het zestigtallig stelsel.
Het tientallig stelsel zal daaraan vooraf gegaan zijn, en bleef daarnaast ook
bestaan, omdat een mens tien vingers heeft, en op de markt de boel op zijn
vingers natelt, maar het zestigtallig stelsel is ingenieuzer en
bevredigender voor de hogere rekenaars, en de magische denkers die ze
tegelijkertijd waren: het correspondeert fijn met een groot deel van de
sommetjes die aarde en kosmos lijken te maken. Al bestaan er uiteenlopende
theorieën waarom zij de 60 als basis gebruikten, zoals: het getal 60 is door
meer priemgetallen deelbaar dan de 10, door 2 en 5, maar ook door 3. Voorts
is de 6 perfect, want gelijk aan de som van de delers: 6 = 1 + 2 + 3.
De aardigste verklaring is dat je met twee handen niet alleen tot 10 maar ook
tot 60 kunt tellen. Neem de 4 vingers van de linkerhand (de duim buiten
beschouwing gelaten), die elk uit 3 kootjes bestaan. Die 12 stukjes kun je
elk met een van de 5 vingers van de rechterhand aanwijzen, wat 60 maakt.
| |
God 1 tot en met 60
Het Sumerische en Babylonische rekenen beperkte zich niet tot het zakelijk
leven. Dat zou ook niet gekund hebben, de maatschappij en het dagelijks
leven waren compleet doordrenkt van de religie.
De belangrijkste goden hadden hun eigen getal. 1 of 60 was het getal van de
hoogste en oudste god, An of Anu, de ‘Hemel’. Zowel de 1 als het getal 60
werd geschreven als een rechtopstaande spijker, een verticaal lijntje, de
voorloper van ons cijfer 1. Afhankelijk van de context lees je dan 1 of 60,
of 602, 603, 1/60, 1/3600 enzovoort,
wat niet veel anders werkt dan dat wij nu meteen begrijpen dat de 1 in het
getal 16 meer inhoudt dan een losse 1. Het achterliggende idee is de
cirkelvormigheid of de rondheid van alles: het begin van het tellen vormt
ook het einde, de kleinste eenheid lijkt wezenlijk op de grootste, oftewel
het holisme is geen nieuwe mode maar staat aan de basis van wiskunde en
wereldbeschouwing.
| |
| |
Anu was voortgekomen uit het oerpaar Ansjar en Kisjar, ‘Hemelcirkel’ en
‘Aardecirkel’.
Sjar was het woord voor de cirkel die de horizon vormt, en betekende ook
‘alles, de hele wereld’, Ook stond sjar voor een oppervlaktemaat van 60 x
64800 m2, en voor het getal 3600. Van dat Sjar is veel
later het woord Saros afgeleid, om de Saros-cyclus aan te duiden, de periode
van iets meer dan 18 jaar waarin zich een eclipsenpatroon voordoet.
| |
1 penis + 11 = 111
De mensen die het tellen en rekenen ontwikkelden, keken om zich heen, naar
hoe de wereld in elkaar stak, en dat beeld volgden zij. Het cijfer 1, de
rechtopstaande paal, vonden zij mannelijk. Dat het cijfer 1 inderdaad een
penis voorstelde, blijkt hieruit dat het ook het determinatief voor ‘man’
was, terwijl dat voor ‘vrouw’ een vaginaatje voorstelde. De 1 kon dus voor
de hoogste God staan, voor de cijfers 1 en 60, en voor de man en zijn
mannelijkheid. Male chauvinism heet dat tegenwoordig afkeurend, maar zo zit
het in de natuur nu eenmaal: de paalhebbers dezer aarde zijn biologisch
geprogrammeerd om zichzelf als eerste en als centrum te ervaren, als begin
en als einde van alles. Dat is niet goed of slecht, dat is gewoon des paals.
De 2, oorspronkelijk als 11 geschreven, is vanuit die paal bekeken alles wat
uit twee delen bestaat, of wat zich bruikbaar door een paal of een zwaard in
tweeën laat delen, zoals damesbenen, plus wat zich aan het eind daarvan
vertoont. En de 111 is het resultaat van wat 1 en 11 samen doen, een kind.
Alles wat belangrijk was bestond uit drieën. Drie goden vormden het hoofd van
het pantheon, of beter: het pantheon bestond uit drie delen,
vertegenwoordigd door drie grote goden waaraan alle ander goden
ondergeordend waren. Die mindere goden deden zich voor in twee groepen: 300
golden er als hemelingen, 600 hoorden bij het ondermaanse.
Anu was in naam de hoofdgod, als 1 en 60 de Alfa en de Omega, maar hij
functioneerde in de tijd dat het schrift ontstond nog slechts als een oude
raadsheer op de achtergrond.
De werkelijke regeringsmacht lag bij Enlil, ‘Heer Ether’, de ruimte tussen
hemel en aarde, met de wolken, regen, donder, bliksem, zon, maan, sterren en
planeten. Zijn naam wordt ook geschreven als God 50, en hij werd voorgesteld
als een koning die een raad van 50 goden voorzat.
De derde grote macht was Enki, ‘Heer Aarde’, ook Ea, ‘Waterpaleis’ genoemd,
naar het onderaardse zoetwaterbassin waarin hij zijn troonzaal had. Zijn
naam laat zich ook wel eens lezen als God 40. De verleiding is groot om in
dit getal de 4 windstreken te zien, en de 4 hoeken | |
| |
der aarde,
want de Sumeriërs zagen het aardoppervlak als een gigantische rechthoek. Ook
het teken voor Enki's verblijf was een vierkant, met daarin het symbooltje
voor ‘God’; een vierkante bron, zoals er bij elke tempel een stond, als
gigantische wijwaterbak, of voor de rituele reiniging, te vergelijken met de
koperen zee van Salomo uit 2 Kronieken 4.
(God 1 of 60. Het eerste tekeningetje is de oudste vorm: een
ster als symbool voor ‘god’ plus het cijfer. Het Tweede tekentje is
zoals het in het laatste millennium v.C. geschreven werd; het derde
idem als ligatuur.
De goden 10 tot en met 50
God 5 x 60 + 60 = 600
God 60 x 10 = 600 Zo konden de collectieve goden
weergegeven worden, die 600 in getal heetten te zijn. Igigi was de
naam van de 600 aardgoden. 5 is te lezen als ‘i’, en 60 als
‘gi’
| |
3 + 1
Met z'n drieën vormen Anu, Enlil en Enki de hoogste en allesomvattende goden.
De wereld bestond uit drie delen: hemel, aarde en onderwereld. Daarbij werd
de ruimte boven de aarde voorgesteld als verdeeld in drie horizontale lagen,
gescheiden door stralend blauwe edelsteen. Zo was het plafond van het
verblijf van Enlil de vloer van dat van Anu.
Ook de oostelijke horizon was verdeeld in drie regionen, gewijd aan Anu,
Enlil en Enki, maar dan verticaal, zodat zij ieder het gezag over | |
| |
een deel van de sterrenbeelden van de ecliptica hadden, die daar oprijst.
Die sterrenbeelden waren de nachtelijke verblijfplaatsen van de lagere
goden, waarmee dus aangegeven was onder welke grote hoofdgod zij
ressorteerden.
De nacht zelf bestond uit drie delen, en de dag ook. Later hakten de
Babyloniërs die zes dagdelen in 24 blokjes van een uur, dat uit 60 minuten
ging bestaan, en elke minuut werd 60 seconden.
Bij het trio van grote godheden hoorde een vierde, een Moedergodin, Nammu,
uit wie hemel en aarde waren voortgekomen. Zij had geen getal maar haar naam
wordt geschreven met hetzelfde teken als dat van Enki's waterige verblijf,
dus werd zij gezien als de bron van alles wat zich in de wereld
manifesteert. Later werd zij onder vele andere namen en gedaantes bekend,
zoals Nin-mah, ‘Verheven Vrouwe’, Nintu, ‘Vrouwe van de Geboorte’, of
Belet-ili, ‘Meesteres der Goden’. Met voornoemd drietal vormde zij de goden
met scheppingskracht: de mannelijke goden initieerden het leven, de
vrouwelijke deden het vormgevende werk. Samen konden zij alles maken waar ze
zin in hadden, en deden dat ook, tot mensen aan toe. En die konden ze ook
weer vernietigen, als ze er een hekel aan kregen: Enlil besloot tot de
zondvloed omdat de mensheid zich maar hinderlijk en lawaaiig uitbreidde. De
grote Moeder treurde erom, maar de aardige, listige Enki, die dicht bij de
mensen stond, de geneesheer en magiër onder de goden, koos één man en zijn
gezin uit om een schip te bouwen, waarmee hij zich kon redden, om de
voorvader van de totale huidige mensheid te worden.
| |
Tweede generatie 3 + 1, de Heren 30, 20, 10 en Vrouwe 15
Er was ook een jongere generatie goden met een eigen getal, kinderen van Anu
of Enlil, en hun echtgenotes Antu en Ninlil.
Zo had Weergod Isjkur of Adad (in de Bijbel Hadad) als bijnaam God 10.
Utu of Sjamasj, de Zonnegod, was God 20, en Utu's vader, Maangod Nannar, Suen
of Sin, heette ook God 30, naar de kleine dertig dagen die een maancyclus
bedraagt.
Deze drie hadden een zuster, nicht, achternicht - de familieverhoudingen zijn
vaak niet duidelijk, of verschillen in de diverse mythes - die God 15
heette, maar beter bekend was als de grote Inanna, later Isjtar genoemd. Zij
heerste niet speciaal over een deel van het universum, maar ze was de
grootste en actiefste godin, die over liefde en oorlog ging, beslist geen
moeder, maar met karaktertrekjes die zowel bij Zeus als Artemis opduiken: ze
was mooi en jong, zat hevig achter de mannen aan, en als ze haar zin niet
kreeg, haalde ze wrede trucs uit.
De getallen van de goden kunnen vastgesteld zijn in een tijd dat de | |
| |
federatie van stadstaten, die het oude Sumer was, een bepaalde
hiërarchie te zien gaf: Uruk waarvan Anu stadsgod was, Eridu, Enki's stad,
en Nippur, de stad van Enlil, waren het oudste en belangrijkste, met Enlil's
stad als theologisch regeringscentrum, een soort Vaticaanstad, Jeruzalem of
Mekka, maar dan met wereldmacht.
Toen de Sumerische beschaving verwaterde, door een voortdurende stroom van
imperialisten en immigranten, kwam er een nieuw machtscentrum op, Babilu.
Babel volgens de Bijbel, of zoals de Grieken later zeiden: Babylon. In de
Sumerische tijd was Babylon maar een onbetekenend stadje, met een jonge
landbouwer, Marduk, als stadsgod. Maar toen een buitenlandse overheerser,
Hammurabi, in de achttiende eeuw voor de jaartelling vanuit die stad heel
Mesopotamië aan zich wist te onderwerpen, werd de theologie op den duur
herschreven, en ging het getal 10 op Marduk over, die bovendien 50 eretitels
kreeg, zodat in hem de krachten van God 50 en de hele godenraad verenigd
werden. Daarbij was God 40 zijn vader, en gaf zijn grootvader God 60 hem 4
ogen en 4 oren, waarmee hij de 4 hoeken der aarde kon overzien, en
‘viervoudig wijs’ werd, want in het oor zetelde de wijsheid.
Rond 1000 voor onze jaartelling was er nog steeds polytheïsme, maar de
goddelijke macht was geconcentreerd in één God, Marduk, die vereerd werd in
al zijn onderhorige voorouders en mindere goden.
| |
7 Wijzen, 7 Lotsgoden
De kosmos observerend, was er natuurlijk geen ontkennen aan dat het getal 7
een heel eigen rol speelde: er waren 7 regelmatig bewegende hemellichamen te
onderscheiden, zon, maan en de vijf bekende planeten. En de maan, de enige
die de donkere en gevaarlijke nacht kon verlichten, verscheen in fasen van 7
dagen. De combinatie van de perfecte 6 en de bijzondere 7 heeft de hele
wereld tot op heden zijn weekindeling gegeven, via de Joden die hem tijdens
hun Babylonische ballingschap tot de hunne maakten.
Bij alle goede dingen die in drieën komen, en het perfecte zestal, is in de
mythologie van het oude Mesopotamië dan ook geregeld sprake van groepen van
zeven verheven wezens. Zo bestonden er voor de zondvloed 7 wijzen,
voortgekomen uit de bron van Enki, die de mensheid kennis, techniek en
cultuur hadden bijgebracht. En de raad van 50 goden werd bijgestaan door 7
goden die het Lot bepalen. Zij worden afgebeeld met een dolk in de ene en
een hakbijl in de andere hand, omdat ze, net als de Griekse lotsgodinnen en
de Noorse Nornen, het begin van het leven bepalen, maar het ook afkappen.
Het symbool van de Lotsgoden bestaat uit zeven stippen, die heel vaak worden
afgebeeld naast de symbolen van de grootste goden. Het zijn de Pleïaden, en
ze staan ge- | |
| |
rangschikt als twee rijtjes van 3 met 1 stip apart,
of als een rozet van 6 stippen, met 1 in het midden: de perfecte 6 blijft
zichtbaar in de 7.
Tenslotte had de weg naar het dodenrijk 7 poorten, en 7 demonen dienden god
en godin van de onderwereld.
| |
Systeemdwang
Uit hun theologische rekenwerk spreekt een prettig soort systeemdwang: als
zo'n getal voor het ene kosmische fenomeen geldt, moet het ook wel voor een
aardse pendant opgaan.
Het jaar is 1 geheel, maar tegelijk 2-delig. De oudste jaarindeling kende
daarom twee nieuwjaarsfeesten: rond de lente- en rond de herfstevening
(respectievelijk het Perzische en het Joodse Nieuwjaar vallen nog steeds
rond die data). Samen met de zonnestanden van midzomer en midwinter geeft
dat het zonnejaar 4 hoeken, die de zon een verwantschap geven met de maan en
zijn 4 fasen.
Maar ja, het klopt net niet altijd helemaal: er gaan niet mooi 12 maanmaanden
met 30 dagen in een jaar van 360 dagen. Waarop een dertiende maand bedacht
is, die af en toe werd ingevoegd om zon- en maancycli minstens schijnbaar in
de pas te laten lopen. Vandaar dat het getal 13 uiteindelijk (want niet meer
begrepen) een dubieuze naam heeft gekregen, als noodzakelijk kwaad, als
spelbreker van een perfecte, ideale harmonie der getallen.
Een jaar laat zich wel netjes indelen in 6 periodes van 60 dagen, waarbij
steeds 1 dag de overgang vormt. Kerken houden nog steeds van die getallen,
zoals bijvoorbeeld blijkt uit de Sexagesima, de zestigste dag voor
Pinksteren. Maar al die andere getallen keren ook steeds terug.
De 3 + 1 hoofdgoden vind ik in grote lijnen in de Bijbel terug. De
Moedergodin vormt de wateren van Genesis 1 waaruit alles geformeerd is, die
ons beneden nog steeds omspoelen als de oceaan, en die boven door de
hemelsluizen in bedwang worden gehouden.
De God die over de wateren zweefde en om een of andere reden aan de schepping
begon, is de deus otiosis, eenvoudig de beginner, die zich daarna terugtrok
in zijn hemelse oord, zoals Anu.
De oudtestamentische God, die de zondvloed stuurde, zeeën en aarde spleet om
legers of steden te verzwelgen, die boze, bloeddorstige, met zijn regime van
angst en vrees, maar die tegelijkertijd een trouwe, betrouwbare vader is
voor wie hem gehoorzamen, lijkt sprekend op Enlil, God 50.
En de held van het Nieuwe Testament, die op de aarde rondloopt als
bemiddelaar tussen voornoemde krachtpatser en de mensheid, heeft tal van
trekjes van de goedige God 40, met zijn geneeskrachtige water, wiens
wijsheid stormen bedaart.
| |
| |
Het Christendom heeft zich verder ook netjes aan het 3+1-systeem gehouden,
met God, de Heilige Geest en Jezus, plus Maria als baarmoeder. Zelfs de
Islam is het niet vergeten: alleen zijn daar de geslachten omgekeerd. De
Arabische godinnen Al-Lat, ‘de Hoge’, Al-Uzza, ‘de Sterke’ en Manat,
‘Lotsdeel’, golden voor de komst van de Islam als dochters van Allah (Koran
53:20, de zogeheten duivelsverzen). Een onderdeel van de hadj, de bedevaart
naar Mekka, is het steentjes gooien naar drie rotsen die deze uitgebannen
godinnen symboliseren. Als zij echt dood zouden zijn, zouden ze niet door
elke pelgrim gestenigd hoeven te worden.
| |
Aanbevolen literatuur:
Over de oudste wiskunde:
Eleanor Robson, Mesopotamian Mathematics, 2100-1600 BC,
Oxford University Press 1999, isbn 0198152469. En zie
voorts haar uitgebreide bibliografie over dit onderwerp op
http://it.stlawu.edu/~dmelvill/mesomath/erbiblio.html
Over de godenwereld:
Selma Schepel, Enuma elisj, het Babylonische
Scheppingsepos, Ankh-Hermes 2002, isbn
90200219626.
|
|