En waarom zeggen we dat laatste liever dan
5 gulden maal 2 personen is 10 gulden?
Waarom is hier, alle strengheid ten spijt, 2 x 5 naar je gevoel een tikje anders
dan 5 x 2?
Dat hangt van de betekenis af.
Dus toch.
De semantiek van het dagelijkse leven trekt kleine rimpels makkelijk glad. Het
oog speelt daarbij een grote rol. Het ziet 2 maal 5 en 5 maal 2 als twee
ongelijke zaken die nochtans gelijk zijn: 10. En ‘2’ is 2 en ‘1’ is 1 en samen
is dat 3, ook al staat dat er niet letterlijk bij.
Ik moet daarbij vaak denken aan het leeslesje op de lagere school. Van een
boertje dat niet dom was, heette het en ik verbaas me nog wel 's over het hoge
filosofische gehalte van dat lesje. Van een boertje dat niet dom was. Het
boertje had een zoon die studeerde in de stad. Die jongen was vreselijk knap. Op
een avond zit hij bij zijn ouders thuis en zegt, wijzend op de twee eieren die
op tafel staan (hij wipt achterover op zijn keukenstoel de duim hoog in 't vest
- ik zie het plaatje nog voor me): ‘hoeveel eieren staan daar denkt u?’ ‘Twee,’
zegt het boertje. ‘Ik zie er drie,’ zegt de student. ‘Hoezo?,’ zegt het boertje.
‘Nou,’ zegt de student, ‘er staan wel twee eieren, maar er staat ook één. Twee
plus een is samen drie. Er staan dus drie eieren.’
‘Nou nou,’ verzucht het moedertje, ‘dat gaat mij boven de pet, ik kan die
wetenschap van jou niet meer bijbenen hoor.’ Maar het boertje heeft zijn
antwoord al klaar. ‘Als moeder en ik,’ zegt hij ‘nu de eieren opeten die wij
zien, mag jij het ei hebben dat wij niet zien.’
Een vraag die je na dit verhaal door het hoofd blijft spelen is: waarom zag die
student maar drie eieren, waarom niet vier? Of honderd? Maar dit terzijde, het
gaat om de grap.
De student bevindt zich daarmee in het gezelschap van een andere grappenmaker,
die stelde deze constructie op:
‘Je hoeft maar te kijken naar de volgende figuur: