Redactie
Bij dit nummer
Sommige boeken zijn zo beroemd, dat hun faam als een soort scherm tussen hen en
mogelijke lezers in kan staan. Zeker als er ook nog generaties lang bewerkingen
voor kinderen van zijn gemaakt, zijn ze soms gereduceerd tot de herinnering aan
een aantal sleutelscènes: de windmolens van Don Quichot, de voetstap in het zand
van Robinson Crusoe, Tijl Uilenspiegel op het slappe koord, de reuzenwespen in
Gullivers Reizen. Vooral Swifts briljant geschreven
satirische, en soms woedende commentaren op maatschappelijke wantoestanden en op
de Europese eigendunk, vermomd als verzameling reisjournalen, lijken veel lezers
toch vooral te kennen in een kinderbewerking van de eerste twee reizen.
Raster vroeg een aantal van die lezers Gullivers reizen te
herlezen en op te schrijven wat de hernieuwde (en soms zelfs eerste)
confrontatie met Swifts beroemde en in sommige opzichten zo onbekende
meesterwerk voor ontdekkingen bracht. Dat leverde een verzameling gevarieerde
bijdragen op, over zeer verschillende aspecten van Gulliver en
thema's uit ander werk van Swift.
August Hans den Boef plaatst Swift in zijn tijd en
bespreekt een aantal Gulliver-navolgingen en -varianten tot in
onze tijd toe. Harry Bekkering las Gulliver- bewerkingen voor
de jeugd en vergelijkt de attitude van oude en recentere bewerkers tegenover de
meer baldadige scènes. Willem van Toorn beschrijft zijn ontdekking van de
‘volwassen’ Swift en diens kritische betogen over de westerse omgang met de
‘anderen’, de ‘barbaren’, zoals die o.a. wordt onderzocht in Claude Rawsons God, Gulliver, and Genocide. Anton Haakman schrijft over de
Grote Academie van Lagado, en over de wetenschappelijke en utopische
uitvindingen die Gulliver op zijn derde reis leert kennen als karikatuur van het
serieuze wetenschappelijke onderzoek in Swifts tijd. Atte Jongstra beschouwt met
verbijstering Swifts houding tegenover de lichamelijke verrichtingen van
vrouwen; Carol Houlihan Flynn levert commentaar op ‘Swifts seksuele
strategieën’. Anneke Brassinga herkent in Swift een voorloper van de Joyce van
Finnegans Wake en sprokkelde taal uit de Journal to Stella.