Rutger Kopland
Sporen
Wat zochten we in dat landschap
we zagen weer grote roofvogels cirkelen
boven het dal - wat is het waarom
je moet blijven kijken tot ze verdwenen zijn
tot je weet dat je ze niet meer ziet
is het dat vanzelfsprekende vinden
van wind-wegen, het vanzelfsprekende
thuishoren in die eindeloze ruimte
en aan onze voeten overal paden paden
de sporen van wat daar leeft als wij er niet zijn
de wereld die wij nooit zullen kennen
aan de overkant van het dal rotswanden
met de lijnen waarin een voorbije zee
wilden we ‘kunnen zien zonder te denken’
want inderdaad, wat we ook dachten, alles
wat we zagen was niet meer dan het was
zochten we de onverschillige gastvrijheid
van deze wereld - het bijna aangename gevoel
Citaat: Alberte Caeiro, De hoeder van Kudden, xxiv