droom, die Chuang Tze, leek best een schrander individu, zij het een beetje een piekeraar. Alert, maar kon met de zonderlingste vragen uit de hoek komen. Hoe was het ook weer - iets met een vlinder...
Het is moeilijk voorstelbaar dat de vlinders het er zó beroerd zullen afbrengen als de mensen. Al waren de laatstgenoemden niet meer dan fiktieve wezens door één bepaalde vlinder gedroomd. Ja, van dromen kennen ze wat, die vlinders! Maar dat heeft ook zijn gevaren: stel dat een vlinder droomt dat hij een comapatiënt is. Hoe raakt die ooit nog terug? Die krijgt men niet meer wakker!
Of neem de vlinder die van Chuang Tze droomde. Die droom was hem bijgebleven, hij had zelfs de filosofie van dat droompersonage gerekonstrueerd - en kijk, in die gedachtengangen kon de vlinder zich moeiteloos en volkomen inleven. Alsof hij het zelf ooit allemaal had bedacht, zo'n gevoel van herkenning! En die Chuang Tze had gelijk: je kunt niet onomstootbaar bewijzen wie er wie droomt, en wie door wie gedroomd wordt. Hoe langer de vlinder dat overwoog, des te sterker ging hij twijfelen. Nu hebben vlinders makkelijk last van identiteitskrisissen - maar dit ging dieper. Zijn werkelijkheid stond op het spel, noch min noch meer. Stel je voor dat hij een vlinder zou blijken in een droom van die Chuang Tze? Hij en deze komplete mooie vlinderwereld die op de keper beschouwd toch iets té idyllisch en té nonagressief, zeg maar te utopisch was om geloofwaardig te wezen?
Om een kort verhaal nóg korter te maken: de vlinder wiens naam je niet kunt beluisteren maar moet snuiven, en die droomde dat hij Chuang Tze was (of omgekeerd) - die vlinder werd de vader van het Vlindertaoïsme. Wat mens noch vlinder zal verbazen. Wie weet houden zij elkaar al dromend in stand.